Den Opkomst, Bloei, Verval en tegenwoordigen Toestand der Stad Delft, in derzelver Fabryken en Trafyken. Door Rs. Bakker. Te Delft, by Rs. Bakker. In gr. 8vo. 33 bl.
De Burger bakker heeft voor zyne Stadgenooten iets willen schryven, en ter stoffe daartoe genomen de voor hun belangryke kunde van 't geen hunne Stad betrof in de opgemelde standen. De kortheid, daarin betragt, ondanks 'er eenige herhaalingen in voorkomen, maakt het voor allen zeer verkrygbaar. Nieuws van aanbelang hebben wy 'er niet in aangetroffen. De Schryver toont op het Huis van Oranje, en wel inzonderheid op Prins willem den III, gebeten te zyn; diens werkzaamheid ten nadeele van den Lande maakt de Inleiding uit. Het geheele Stukje pryst zich niet aan door schikking, juistheid van voordragt, taal of styl.
Wy schryven, ten voorbeelde, alleen af, wat hy te nederstelt wegens de Oost-Indische Compagnie. ‘Deze reeds lang aan het daalen geraakt zynde, ging met den Jaare 1795 alhier geheel te niet: de reden des vervals van dezelve moet men zoeken in de kwaade bestuuring en in de onkundige Bestuurders hier te Lande. De eerste aanleggers van deze Compagnie waren alle Koopluiden, dewelke met wysheid en kunde den Handel dreeven: dan daarna vonden de Geintresseerden in dezen Handel goed, de oudste en grootste Geintresseerden tot Bewindhebbers te benoemen, waar door men aldra de geheele Bestuuring in handen van Advocaaten en Doctoren zag, die geld hadt kogt Actien of oude papieren, zo veel maar te bekomen was: dan was men straks Bewindhebber; zy deeden Negotie even of zy Procedeerden, of Zieken Visites deeden; de kundige Koopman bleef uit de Bestuuring, hunne Familien wierden met den Handel in de Indiën vereerd, gingen kaal heenen, kwamen ryk te rug, en dat alles ten koste van de Compagnie. De voornaamste zorg hier te Lande was, om maar intressen te deelen, zonder te letten op de verwagt wordende Oorloogen, en Zee-Schadens; en doe die gevoeld wierden, was het geld op, en daar moest by den Lande Millioenen op Millioenen, genegocieerd worden, en zo raakte de Compagnie aan het daalen en ten laatsten geheel weg: waar door Delft almede zwaare slagen heeft, en het voorval, [dit zal verval moeten weezen] daar van ondervind.
Is 'er,’ gelyk de Schryver zegt, ‘in het tafereel van den tegenwoordigen toestand der Stad Delft, niets te zwaar, niets te groot te nedergesteld; dan is het,’ zo als hy in 't slot uitroept, ‘nu helaas! met alles gedaan; middelen van