Verklaaringe over de XI eerste Capittelen van de Openbaringe Johannes; en waar in op het einde voorkoomen de zaaken, welke tot onzen tyd behoorende zyn. Getrouwelyk nagezien door W. de Looy, en voor zyn Rekening gedrukt, te Gorinchem, 1800. In 4to. 75 bl.
‘Ik zou my schaame als ik wilde onderneemen, om de Openbaaringe Jesus Christus, in zyne volle waarde te willen roemen. Want zy is volmaakt zo in ordre, als in zaake, als meede in de maniere van voorstellen, maar evenwel, dat zo volmaakt en dierbaar is; en uit den Throon Gods is voortgekomen, en van den alderdierbaarste dat noch zo geene meer is, aan Johannes is overgebragt, door zynen Engel. ô Wat moet dat dan eene dierbaare Openbaaringe zyn.’ Zoo begint de voorafgaande aanspraake over dit schoone boek, en, in dien schryftrant, levert Vader de looy ons eene zoogenaamde Verklaaring van de elf eerste Hoofddeelen van dit duister Boek. Op bladz. 1 zegt hy: ‘Ik hebbe reeds eene geheele beschouwinge gedaan, over de Openbaaringe Johannes en nu als een tweede druk daar van, een kort uittrekzel alhier gedaan, verstrekkende, zeer byzonder tot een Spiegel voor onze gewigtige tyde waarop alleen te vertrouwen is.’ Waaruit men schynt te moeten opmaaken, dat 'er reeds voorheen een geheele beschouwing, over de Openbaaring van Joannes, door hem in de waereld gestooten is. Heeft dan niemand den ouden man kunnen beduiden, dat hy voor zoodani-