Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHoseas uit het Hebreeuwsch vertaald door Jacobus Engelsma Mebius, Predikant te Ryperkerk en Hardegaryp. Te Utrecht, by W. van Yzerworst. In gr. 8vo. 470 bl.De Eerw. mebius, die zich al meermaalen als een arbeidzaam man heeft doen kennen, geeft, door de uitgave van dit Werk, een nieuw bewys van zynen lofwaardigen toeleg, om de vrucht van zyne aanhoudende werkzaamheden, ook door geschriften, aan bybelminnaars mede te deelen. Hy was eerst voorneemens, in gemeenschap met den geleerden Ypey, thans Hoogleeraar aan de Geldersche Hoogeschool, dat gedeelte der Bybelverklaaring van Hezel, 't welk den Profeet Hozeas betreft, in het Nederduitsch vertaald, en met aanmerkingen vermeerderd, den Nederlanderen in handen te geeven. Maar vervolgends, toen de Hoogleeraar Ypey hiervan had afgezien, werd hy te raade, om zelf eene vertaaling van Hozeas Godspraaken, met aanmerkingen, in navolging van het Werk van Hezel, te ver- | |
[pagina 494]
| |
vaardigen. Het schynt, echter, uit het Voorbericht, dat Ypey 'er ook eenige korte aanmerkingen heeft bygevoegd, zonder dat wy weeten, welke of hoe veele. Deze had ook de vergelyking met het Hoogduitsche Werk van den Altorfschen Hoogleeraar Bauer, over dezen Profeet, op zich genomenGa naar voetnoot(*). Men heeft hier dan niet slechts eene nieuwe vertaaling van Hozeas, gelyk men ligt uit den titel zou opmaaken, maar tevens eene beknopte verklaaring van dit Bybelboek, die ver het grootste gedeelte uitmaakt, te zoeken. Vooraf gaat eene leezenswaardige Inleiding, waarin over den Schryver van dit Boek, over deszelfs hoofdinhoud en byzondere afdeelingen, en voorts over de wyze van schryven, in 't algemeen, wordt gehandeld. Om den minkundigen Leezer te hulp te komen, is ook nog achteraan gevoegd een kort Geschiedkundig Bericht van de Israëlitische en Joodsche zaaken, geduurende de laatste tyden van het eerstgemelde Ryk. Echter schynt ons dit Werk, niet zoo zeer voor minkundigen, als wel voor zulken, die van eene meer dan gemeene kennis der Hebreeuwsche taal, der kritiek, en andere hulpmiddelen der Uitlegkunde van den Bybel voorzien zyn, bestemd te weezen. Of nu, evenwel, dezulken, die tot de schriften van Dathe, Michaëlis, Eichhorn, Bauer, Kuinoël, Hamelsveld, van Vloten, en andere hier doorgaands geraadpleegde Schryvers zelve toegang hebben, en ook met andere nieuwere Uitleggers van dit Boek, Newcome, Struensee, Volborth, Uhland, of van byzondere plaatzen, daarin voorhandenGa naar voetnoot(†), niet onbekend zyn, in dezen Nederduitschen Commentarius veel nieuw licht, tot beter verstand van Hozeas, zullen ontvangen, willen wy van deskundigen laaten beöordeelen. Maar dit Boek zal ook dezulken | |
[pagina 495]
| |
in handen vallen, en ook wel voornaamelyk door hen gezocht worden, die nog wel iets van de Hebreeuwsche taal en oordeelkunde weeten, maar, niet gewoon uit eigen oogen te zien, of althans geheel onbekend met de bronnen, waaruit de Eerw. mebius geschept heeft, dergelyke hulpmiddelen behoeven. Deze zullen zich de moeite van eene herhaalde leezing van Hozeas, met dit Boek in de hand, niet beklaagen; en meer ervarene beoefenaars van deze uitmuntende Godspraaken zullen, in 't doorbladeren van dit geleerde Werk, ook nog wel hier en daar een wenk tot klaarder inzicht in de waare meening van Hozeas aantreffen. |
|