Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijChristelyk Magazyn, of Bydraagen ter bevordering van Christelyke Verlichting en Euangelische Deugd, naar de behoeften van onzen tyd. Door een Gezelschap van Protestantsche Leeraaren. Byeen gezameld door Pieter Beets, Pz., Leeraar der Doopsgezinden te Westzaandam. 4de Stukjen. Te Hoorn, by J. Breebaart, 1799. In gr. 8vo. 95 bl.Uit het Voorbericht van den Eerw. p. beets, die zich nu als Verzamelaar en Uitgeever van dit Christelyk Magazyn heeft doen kennen, ontvangen wy de aangenaame verzekering, dat deze nuttige bydraagen, tot bevordering van Christelyke verlichting en Euangelische deugd, naar de behoeften van den tegenwoordigen tyd, zullen voortgezet worden, en men ook nog meer volledigheid en bespoediging der uitgave mag verwachten. In dit vierde Stukjen zal men wederom eene aangenaame verscheidenheid van oordeelkundige aanmerkingen over belangryke onderwerpen aantreffen, allen ingericht tot verdediging, opklaaring, of uitbreiding der Euangelie-leer, en derzelver regtschapene beoefening. De Schryvers, die, volgends het Voorbericht, tot onderscheidene Protestantsche Kerkgenootschappen behooren, wachten zich wel zorgvuldig van verdere behandeling van geschilstukken, die deze of gene Christenen nog verdeelen, dan in zooverre men daardoor de gemoederen zou kunnen vereenigen. Men ziet hier, even als | |
[pagina 408]
| |
in voorgaande StukkenGa naar voetnoot(*), overal denzelfden geest van Christelyke behoedzaamheid, dezelfde lofwaardige bedoelingen en edele grondbeginselen, even zeer verwyderd van eene loszinnige zucht naar veranderingen en nieuwigheden, als van blinde verkleefdheid aan oude bepaalingen en verjaarde begrippen, doorstraalen. Eerst wordt, ten vervolge van eene voorige Verhandeling, in het tweede en derde Stukjen, over de behoefte van wonderwerken, om ons van den Goddelyken oorsprong der Leere van Jesus te overtuigen, nog nader gehandeld over de regtstreeksche oogmerken van Jesus wonderwerken, en waarom hy het geloof in hem daarby dikwyls eischte. Elk wonderwerk moest den Zaligmaker duidelyk karakteriseeren, als een redder uit nooden en ellenden, als den verlosser van zonde en dood, en als den verwerver van waare gelukzaligheid. Daarby werd dikwyls het geloof in Jesus geëischt van hun, op wier verzoek hy wonderwerken zou verrichten. Wie zonder dit geloof tot hem kwam, was een huichelaar, die begeerde, dat Jesus iets zou verrichten, waartoe hy hem niet bekwaam oordeelde. En, door middel van dit geloof, wierden de menschen ook opgeleid tot het geloove aan Jesus Messias-waardigheid. Daarop volgen eenige vrye gedagten over de verborgenheden in den Godsdienst. Hier wordt 1) de vraag, wat zyn toch verborgenheden? beäntwoord, en de bybelsche en schoolsche beteekenis wel onderscheiden, en de laatste dus bepaald, dat men 'er zoodanige leeringen door verstaa, waarvan wy ons wel eenig begrip vormen, doch tevens het hoe der zake niet begrypen kunnen; of liever, zoodanige waarheden, wier hoedanigheid wel niet uit de rede bewezen kan worden, maar welke even min, door de rede, als onbestaanbaar kunnen worden verworpen; 2) onderzocht, of diergelyke verborgenheden redelyk, - of dezelve noodzaaklyk zyn, - en wel byzonder, of zy noodzaaklyk zyn als een kenmerk eener Godlyke Openbaaring. Het antwoord is: Verborgenheden zyn niet alleen niet strydig met het denkbeeld van Godlyke openbaaring, maar zelfs wordt het waarschynlyk, dat 'er verborgenheden in zoodanige openbaaring plaats hebben; dat de ontdekkingen, daarin | |
[pagina 409]
| |
gedaan, in graaden en trappen onderscheiden zyn: - maar een volstrekt noodzaaklyk vereischte, en zonder welke geene onmiddelyk Godlyke openbaaring kan plaats hebben, zyn dezelve geensins. In een nader onderzoek, of waarlyk zoodanige verborgenheden in de leer van Christus voorhanden zyn, wil de Schryver niet treden, terwyl die vraag alleen uitlegkundig kan behandeld worden; hy vergenoegt zich met de aanwyzing van eenige algemeene regels, die men omtrent zoodanige verborgenheden moet in acht neemen. 1) Men behoort by elke Leer, en vooral by zoodanige Leeringen, die tot de verborgenheden worden gerekend, zich te bepaalen by de onderwyzingen der H. Schrift. 2) Men moet zoodanige waarheden, waarvan wy geen volledig en in alle opzigten overeenkomstig begrip kunnen vormen, voornaamlyk naarspooren in derzelver betrekkingen, invloeden en uitwerkselen, zonder het wezen der zaake te willen doorgronden. 3) Elk behoort zorge te dragen, van geene denkbeelden aangaande de verborgenheden te koesteren of aan te kweeken, strydig met vastgestaafde geopenbaarde waarheden. 4) In het algemeene Volksonderwys, en vooral in de onderwyzing der Leere van Jesus, zy men spaarzaam met verborgenheden. 5) Eindelyk mag men op dit onderwerp toepassen de woorden van Paulus: Elk zy voor zich zelven ten volle verzekerd; doch gy, wat oordeelt gy uwen broeder? In de derde plaats vindt men hier eene leezenswaardige opheldering van Hebr. IX:15-18, meestal overeenkomstig met het gevoelen van Michaëlis, dat, met eenige verandering, overgenomen en nader gestaafd wordt. Hierna volgt de voortzetting der beschouwing van de geschiedenis der eerste zonde, waarvan wy het eerste gedeelte te voren reeds aangekondigd hebben. Hier wordt nu, op gelegde gronden, de verklaaring der treurige gevolgen van het gepleegde misdryf gebouwd. Onder de figuurlyke afbeelding van eene zich schaamende naaktheid, zal het schuldbezef, de schaamte en de vrees voor straf te kennen gegeeven worden. Het verhaal van de verschyning der Godheid, van de aankondiging en uitvoering der verdiende straf, zal eveneens uit de aangenomene theorie van figuurlyke afbeeldingen moeten verstaan worden. Het komt den Schryver in 't geheel niet onwaarschynlyk voor, dat hier eenige invloed | |
[pagina 410]
| |
van een hooger weezen heeft plaats gehad, 't welk zich van de aangebodene gelegenheid bediende, om de eerste menschen te verleiden, hoewel deze hieraan niet zoo zeer schynen gedacht te hebben: waarom zy ook het uitgesproken vonnis niet anders dan letterlyk, met betrekking tot de slang, hebben kunnen opvatten. De Goddelyke bedoeling zal zich echter veel verder uitgestrekt hebben. Het is zoo geheel vreemd niet te denken, dat Moses, met de mededeeling van dit strafvonnis, over de slang uitgesproken, het volk aanvankelyk opmerkzaam heeft willen maaken op dien grooten nazaat van onze eerste ouderen, die, in den volsten nadruk, het ryk en de magt des boozen vernietigen, zyne werken verbreken, en dus de groote schade, door deze verleiding aangericht, wederom vergoeden zou. 'Er zyn eindelyk nog eenige Bedenkingen bygevoegd, wegens den doop by overstorting, zoo als dezelve by de Doopsgezinden gebruikelyk is, in vergelyking met de indompeling, als mede over verbeteringen in den uitwendigen eeredienst aan het Opperweezen, en een Brief over de Eeuw der Rede, waarvan wy geen verder uittreksel kunnen geeven. Alles verdient de aandachtige overweeging van welmeenende waarheid- en Godsdienstvrienden. |
|