De zes Nieuws-tydingen, of aardige Bekentenissen van zes bevallige Vrouwen. Uit het Fransch vertaald, en versierd met een fraaije Tytelplaat. Te Amsterdam, by G. Roos, 1800, In 8vo. 136 bl.
Onder zulk eenen aanlokkenden tytel, zoekt men dit prulschrift aan den man te helpen, 't welk echter elk eenen, die maar een greintje goeden smaak bezit, naa het doorloopen van slechts eenige bladzyden, moet doen geeuwen, zoo om de lafheid van het onderwerp, als wegens den slegten styl, waarin het boek vertaald is. Eene jonge Gravin, die in 't huwlyk getreeden is, deels om van het kloosterleven, 't welk haare ontuchtige bedryven haar veröorzaakt hadden, ontslagen te worden, en deels om tot rang en schatten te geraaken; die zich, naa den vroegen dood haars Echtgenoots, aan alle de vermaaken der groote waereld wydt, en zich een paar jonge losbollen, benevens vyf ligtzinnige vrouwen, ten gezelschap kiest, onthaalt deze haare vrienden en vriendinnen op zekeren avond, en daar men overëenkomt, dat elke der Dames het getrouw verhaal haarer eerste vermaaken zoude doen, begint de Gravin haare zedenlooze geschiedenis op te disschen, terwyl de overige Dames vervolgends hetzelfde doen; waaruit dan deze zes nieuwstydingen, of bekentenissen, ontstaan. Van deze verhaalen maaken losbandigheid en verboden minnehandel den hoofdinhoud uit; geevende dus, vooräl aan jongelieden, waarlyk geene stichtelyke, maar veelëer verderflyke indrukken: En, ofschoon deze bevallige Vrouwen, volgends het Voorbericht, in Frankryk zeer bekend moeten zyn, zouden wy echter liefst gezien hebben, dat haare ontëerende bedryven by onze Landgenooten onvermeld waren gebleven; dan de Uitgeever G. Roos heeft dit anders begrepen, en stoot dit prul in de waereld, als bydrage tot een Magazyn van kleine Romans, Verhaalen, en Geschiedenissen; 't welk van tyd tot tyd zal aangevuld worden. Wy hoopen, echter, dat het gevoel voor zedenlykheid over de laage winzucht der Vertaalers en Uitgeevers van zulke onkuische Geschriften weldra moge zegenvieren opdat men eindelyk eens ophoude, door dergelyke vodden, de liefde
tot deugd en eerbaarheid, byzonder in jeugdige harten, listiglyk te ondermynen, en daardoor tot de algemeene verbastering bevorderlyk te zyn.
De Plaat, die hier verkeerdlyk Tytelplaat genoemd wordt, is even zoo fraai als het geheele boekje.