Dichtkundige Mengelingen. Iste Deel, 1ste en 2de Stuk. In gr. 8vo. te samen 260 bl.
Eenige godvruchtige gedachten, in rym voorgedraagen, maaken den voornaamen inhoud uit van deze twee Stukken Mengelingen, welke men met den naam van dichtkundig heeft bestempeld. Schoon men noch den naam van den Uitgeever, noch de plaatse waar dit Werk gedrukt is, in eenig opzicht kan ontdekken, is uit een voor hetzelve geplaatst Pourtrait, en daar onder gesteld byschrift van petrus haack, voorheen Predikant der Hervormden te Amsterdam, nu te Altona, duidelyk genoeg op te maaken, dat deze Mengelingen geenen anderen maaker hebben, dan j.a.s. hoekstra, voorheen Leeraar der Doopsgezinden te Edam en Utrecht, en nu mede te Altona. Uit welke omstandigheid wy byna zouden gelooven, dat deze Stukken ook te Altona gedrukt zyn.
De onderwerpen, welke in deze beide Stukken voorkomen, zyn, 1ste Stuk: Morgengezang, Avondgezang, de Lentemorgen, Lof van jezus zondaars-liefde, in tegenspoed gelukkig, aan myne vrienden, des Christens zegepraal over den dood, Christenvreugd, Gods alomtegenwoordigheid, de zalige staat van een Christen, het zalig afsterven van een Christen, des Christens roem in god, aan doris, elize op het graf van damon, lykander op het graf van zelmire, dafnis, celia, de Sterrenhemel, aan god, aan elize, aan de schoone dorinde de kragt van 't geld, de gunsteling van god. 2de Stuk: Myn Zon, myn Hoop, myn Wensch, myn Borg en Middelaar, gods grootheid, de grootste held, jezus in Gethsémane, de Christen, chloris, de Waereldling, de Christen, de Wandeling, voor gods en jezus vrienden, de Christen in tegenspoed, cicilia, doopserinnering, algemeen gebed jezus lyden, naby de wanhoop door jezus gered,
het bestaan en de werkzaamheden der Engelen, het goede kind, doris, de zelfsmoordenaar bekeerd, aan de deugd, myn Heiland, Borg en Heer, de Gods en Menschenvriend, aan god, chloris, tegens den zielenslaap, aanspooring, en god in 't Vleesch geopenbaard.
Wanneer men alle deze Stukken met oplettenheid leest, en herleest, dan ziet men zekerlyk in de meeste van dezelve eene strenge zedekunde, en in allen een stichtelyk oogmerk doorblinken; maar zelden die verhevenheid van gedachten, die fraaije wendingen, welke den waaren Dichter kenmerken - en in verscheidene dezer onderwerpen zo luisterryk hadden kunnen uitmunten. Hier en daar komt wel eens eene pooging voor, die aanwyst dat de Eerw. hoekstra den waaren Dichter heeft willen navolgen; doch zeer zeldzaam komt het by