zyne Hoorers na de Bylagen tot het Dagblad der Vergaderingen van den Raad der Gemeente, III Deel, bladz. 169 en volg. en bl. 349 en volg., alwaar, in eene voordragt van eene Commissie uit de beide Amsteldamsche Departementen der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen, zoo wel als in een bericht van eene daaröp geformeerde Commissie van twaalf leden, (als zes leden uit den toenmaaligen Raad, en zes uit de voornoemde Amsteld. Departementen) deze staat is afgeschetst.
C. Onder de by het uitspreeken dezer Verhandelinge reeds dáárgestelde verbeteringen in meergemelde Schoolen noemt de Burger eekman voornaamlyk: een nieuw Schoolreglement, voorschryvende een Classicaal en een afzonderlyk onderwys, benevens de manier van dit onderwys zelve; terwyl hy deze afdeeling dus besluit: ‘Verbeeldt u, waarde Toehoorers! twintig, dertig, ja meêr. zes- à zevenjaarige, geheel en al ongeöeffende, wigten, als om stryd, den letter, welken de meester hun, op een zwartgeschilderd bord, vóórschryft, en alzoo in hunne tegenwoordigheid schept, en weder herschept in anderen, in hunne lesboeken te zien opzoeken, om denzelven, het eerst van allen, den meester aan te wyzen, en naa te stamelen; anderen werken met eenen voorbeeldigen yver, om zich in het spellen zoo bekwaam te maaken, dat zy te eerder eene plaats aan de lees- en schryf-tafel bekomen; terwyl de leerlingen der hoogste classe van de beide sexen, van tien jaaren ouderdom af, uitmuntende blyken geeven, van hunne vorderingen in de gronden der Nederduitsche taal, naamlyk: het buigen en vervoegen van woorden, mitsgaders het aanwyzen der onderscheidene reden-deelen. - Aangaande dit alles, heb ik, by het Examen in Slagtmaand laatstleden, in deze Schoolen gehouden, en waaräan ik niet dan met de levendigste aandoening van blydschap kan denken! de zekerste proeven genomen; welke proeven, myne verwachting en die van myne medebroederen, mitsgaders de Curatoren, ten overstaan van welken ik dat Examen hield, zoo zeer hebben overtroffen, dat, wanneer wy den betoonden yver, en gemaakte vorderingen, onzer braave leerlingen, naar onzen wensch, hadden mogen bekroonen; wy het aantal der pryzen, welken by het reglement, voor elk der schoolen, is bepaald, welligt zouden hebben moeten verdubbelen.’
De tweede hoofdbezigheid werdt door den Verhandelaar begonnen met eene Aanspraak aan de by deze gelegenheid bedoelde Leerlingen, en gevolgd van eene prysuitdeeling (naar de Classen der kinderen gewyzigd) aan 85 hunner, waaronder 2 Jongens, en één Meisje, die, het gebruik van de regtehand missende, met de slinke het schryven leerden; terwyl tevens, door hem, 66 kinderen uit de tweede na de derde, en 103