Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBiographisch Woordenboek der Nederlanden; bevattende de Leevensbeschryvingen van voorname Staatsmannen, Krygshelden, Geleerden in allerlei vakken van Weetenschappen, Dichters, Schilders en andere Konstenaaren, enz. enz. Opgemaakt uit Handschriften, enz. enz. Met Pourtraiten en Plaaten. Door J.A. de Chalmot. IIIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 368 bl.Op denzelfden verbeterden voet, als wy, het Tweede Deel deezes uitvoerigen Werks aankundigende, vermeld hebbenGa naar voetnoot(*), gaat de chalmot voort, en verdient zyn arbeid, gevolglyk, aanpryzing. Voor den Boekbeoordeelaar zyn geen Werken moeilyker dan Woordenboeken, van dien aart als hetgeen wy hier voorhanden hebben. Elk Artykel maakt eene hoofdzaak uit, en zou men, alles, wat 'er in voorkomt, in eene juiste schaale willende opweegen, ieder Persoon, althans die van eenig spreekend aanbelang is, afzonderlyk ter schaale moeten brengen. Een, | |
[pagina 382]
| |
zo niet ondoenlyke, zeker een zeer lastige arbeid, die gewis verveeling in de hoogste maate zou te wege brengen, en eene omslagtigheid ten gevolge hebben, welke het bestek van geen Boekbeoordeelend Werk gedoogt. Alles wat wy in dit geval kunnen en mogen doen is, naa het doorleezen van elk Deel, algemeen te spreeken, en, indien de gelegenheid zich aanbiedt, op eene en andere byzonderheid meer bepaald stil te staan. Het algemeen oordeel hebben wy reeds in de weinige regels by den aanvange gestreeken. Eene en andere byzonderheid willen wy hier kortlyk aanroeren. Gewis behoort de Opsteller eens Werks van dien aart zich te bevlytigen, om het zo verre volkomen te maaken als mogelyk is; de tyd geeft 'er onmiddelyk en onvermydelyk onvolkomenheden te over aan. Van nog leevende Persoonen kan de Schryver niet altoos nalaaten te gewaagen, en doet hy het doorgaans, by voorkomende gelegenheden, kortlyk, waarmede men zich ook, om reden, meestal te vrede houdt. Doch op dien algemeenen regel vallen uitzonderingen. Wy willen het met een voorbeeld ophelderen. Van quiryn de blau gesprooken hebbende, vervolgt de chalmot: ‘Zyn jonger Broeder theodorus brunsveld de blau, gebooren te Leeuwaarden den 23 October 1729, wierd, na zyne Academische Studien zo te Franeker als te Utrecht voleindigd te hebben, in het Jaar 1755 met grooten lof Proponent, en den 29 October van het zelfde jaar tot Predikant te Oudeschoot bevestigd: van daar in Juny 1756 naar Amesfoort beroepen, en ten Jaare 1758 tot Predikant in de Gemeente te Groningen, doende aldaar zyne Intreepredikatie den 24 December; alwaar hy ook nog als oudste Herder en Leeraar, met een onvermoeiden yver en vuurige liefde, zyne hem aanbetrouwde Kudde is bestierende. 's Mans bekende zedigheid weerhoudt ons, zyne verdere beminnelyke hoedanigheden, die hem met het grootste regt zo geliefd en dierbaar by zyne Gemeente maaken, te vermelden. Hy huwde den 10 July 1759 te Amsterdam met anna visscher, gebooren den 10 September 1729, onlangs overleden.’ Wy willen de zedigheid van den Leeraar blau zo min kwetzen als de Schryver des Woordenboeks; maar | |
[pagina 383]
| |
verdienden openlyk ten zynen aanziene gebeurde zaaken, die geen gering gerugt baarden, niet vermeld en hier aangetekend te worden? De Stukken zyn 'er van voorhanden, en door de chalmot zelven in 't licht gegeeven, in zyne Verzamel. VII D. bl. 144-164; waaruit de Schryver der Vaderlandsche Historie ten vervolge van wagenaar des een Verslag ontleende, in het XXII Deel diens Werks, bl. 99-115. Daarenboven heeft de Kerkleeraar de blau het pligtmaatig gekeurd, om, naa de Omwenteling in 1795, tot zyn Ampt weder geroepen, zyn' Herstelden Predikdienst te vieren met eene Leerreden, die het licht ziet, waarin hy een kort verslag geeft van zyne Ampt-ontzetting, en van zyn gedrag geduurende den stilstand van zyn Stedelyk Leeraarampt; om niet te gewaagen van een Stukje, getyteld: Groningens oudste Predikant, niet Kerkelyk, noch Regterlyk, maar by Politieke Resolutie der Stadsregeering, zyn Ampt ontzegd. Wie zou, by het vermelden van dien Kerkleeraar, niet eenig berigt deswegen verwagten? Spaarzaam anders is de chalmot doorgaans niet, om van de jongste tyden te spreeken; men leeze het breede Artykel van den Leeuwaardschen Leeraar kornelis blom, wiens zonderling character de Schryver met deeze woorden opgeeft: ‘Van natuur was hy goedaartig en yverig dienst doende; doch bemoeide zich gaarne met een ander zyne [beter met eens anders] twistzaaken; en wanneer het op de regtzinnigheid aankwam, of dat hy dagt eenige inbreuk op het kerkelyke regt te zyn geschied, dan schoot hy 't harnas ter verdeediging aan, en kende geen vriendschap meer. Doch hoe yvervol en heldhaftig hier toe zyne poogingen ook waren, kreeg hy doorgaans, door onbezonnenheid bestierd, en aangevuurd door zyne zogenaamde Vrienden, die, zelfs agter het scherm zittende, hem 'er aan waagden, zo als men zegt, den bout op den kop: en wanneer dan de zaak kwaalyk was uitgevallen, lieten zy den goeden blom in de pekel zitten.’ Waarop twee bekende gebeurtenissen tot staaving worden bygebragt. Een Artykel van eenen anderen aart, tevens strekkende om te toonen, hoe vry de chalmot over de laatste Gebeurtenissen in den Vaderlande schryft, is dat van wylen den Raadpensionaris pieter van bleiswyk. | |
[pagina 384]
| |
Genoegen schenkt het ons, in dit Werk breede en welgestelde Berigten, wegens Persoonen van onzen Leeftyd, aan te treffen. Men moet ze in een Werk van deezen aart zoeken en vinden. Zo lazen wy met smaak het Artykel over den Amsterdamschen Advocaat niklaas bondt. |
|