kunnen zyn, 't geen zy in de toppen haarer pooten missen. Om hieromtrent iets met zekerheid te bepaalen, oordeelde de Hoogleeraar het in de eerste plaats noodig, te onderzoeken, of 'er ook iets byzonders in het maakzel deezer deelen plaats had; gelyk hem ook ras bleek, dewyl hy spoedig ontdekte, dat tot ieder wortel deezer knevels een byzondere zenuwtak liep, dien men gemaklyk tot aan zyn oorsprong, de onderoogkuilsche of de voorhoofdszenuw, kon vervolgen. Hetzelfde maakzel ontdekte hy in den Zeehond en in 't Konyn, 't geen hem verder op den inval bragt, om proeven met geblinddoekte gebaardde en van hunne baarden beroofde Konynen te neemen, die volkomen aan zyne gissingen beantwoordden. Want na te hebben waargenomen, dat een Konyn zich, in een donker vertrek, wist te redden, uit eene zoort van Doolhof, door middel van boeken gemaakt, beproefde hy, hoe een geblinddoekt Konyn zich daar uit zoude redden; 't geen bleek zeer gemaklyk te zyn, dewyl het Dier, met de beweeging van den kop, de afstanden der voorwerpen scheen te meeten; zo dat het, aan dezelve genaderd, met het zydelingsche gedeelte, waar aan de langste snorren geplaatst zyn, langs de boeken heen streek, zich geduurig op zo verren afstand houdende, dat de baarden naauwelyks met derzelver punten aan de oppervlakte der boeken konden raaken. Doch toen dezelfde proef herhaald wierd met een geblinddoekt Konyn, welks snorren waren afgeknipt, was het Dier in de grootste verlegenheid; het liep nu tegen de voorwerpen aan, en gooide ze omverre; moetende het nu, om voort te komen, onmiddelyk langs de boeken heen stryken, gelyk een blind mensch, langs een muur of balustrade, al voortschuivende den weg zoekt.
Met genoegzaamen grond besluit de Hoogleeraar hier uit, dat de baarden of snorren zeer gevoelige werktuigen zyn, welke by de Dieren, die dezelve bezitten, dan eens de plaats van het zintuig des gevoels, dan wederom dat van het gezicht vervullen, en zomwylen het gemis van beiden tevens vergoeden. Met zeer veel reden gist hy ook, dat het zogenoemde zesde zintuig der Vleermuizen, waar over reeds zo veele gissingen zyn gemaakt, ook in deeze baarden gezogt zal moeten worden; waaromtrent de Hoogleeraar by gelegenheid nadere proeven hoopt te neemen.