Brieven, voor min en meer gevorderde jonge lieden, ten dienst der Schoolen zoo wel, als ten algemeenen gebruike, geschikt. Door een Lid des Schoolbestuurs eener Departementsschoole van de Bataafsche Maatschappy, tot Nut van 't Algemeen. 1ste Stukje. Te Leyden, by D. du Mortier en Zoon, 1800. In 8vo. 100 bl.
Dit Stukje bevat in het geheel achtentagtig Brieven van een zeer verschillenden aard, en dus in veele gevallen geschikt om tot goede modellen te dienen. Meestal loopen deeze Brieven over gewigtige onderwerpen, genomen uit de Natuurlyke Historie, de Zedekunde, en menigerleye voorkomende gebeurtenissen in het dagelyksche leven. Dus dienen zy tevens tot verbreiding van nuttige kundigheden, en het aanpryzen van verhevene gevoelens en loffelyke daaden. Zodanig is, by voorbeeld, de tweeënzestigste Brief, dien wy hier tot een proefje zullen mededeelen.
‘waardste vriend!
Daar heb ik een grooten schrik uitgestaan. Ik zat voor myn raam myne lessen te leeren. Eensklaps hoor ik een groot gedruisch en geschreeuw. Ik zie op, en verneem eene menigte lieden op den kant van het water. Plotsling springt een der aanschouwers van den wal, en komt met een klein kind ten voorschyn. Men haalt 'er beiden uit, en nu hoor ik de moeder, terwyl zy het wicht tederlyk omhelst, schreijende uitroepen: “ach! 'er ligt nog een in.” Terstond springt de redder van het eerste kind op nieuw in het water om ook het tweede te haalen. Dit was niet te zien, en hy moest 'er