Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize in Zwitserland, door Helena Maria Williams. IIde en laatste Deel. Te Leyden, by A. en J. Honkoop. In gr. 8vo. 229 bl.‘Het volgende Deel zal ons gelegenheid verschaffen om iets breedvoerigers over te neemen:’ met deeze woorden beslooten wy onze Beoordeeling en aanpryzend Berigt van het Eerste Deel deezes WerksGa naar voetnoot(*). Het zal ons geene moeite geeven, daar toe het een en ander uit te kiezen; doch de keus zelve valt moeilyk, te midden van zo veel schoons en mededeelenswaardigs. Steeds vindt de Reizigster williams gelegenheid, om gebreken by gebreken in de Zwitzersche Volksregeeringen op te merken, en teffens dezelve in zo klaaren als afzigtigen dag te zetten; dan merkt zy, in het tweede Hoofdstuk deezes Deels, naa in het eerste den Leezer by de bronnen van den Rhyn getoefd te hebben, op: ‘De zedenlyke en staatkundige georeken van die Zwitzersche Volksregeeringen leveren egter geen bewys op tegen de Volksregeeringen in 't algemeen, noch tegen de Regeeringen by vertegenwoordiging; deeze gebreken hangen van de zeden, niet van de staatkundige regeeringsvorm af. Het is als of men uit de partyschappen, die de Republieken van Griekenland en Rome beroerd hebben, wilde bewyzen, dat de Vryheid niet | |
[pagina 201]
| |
voor den mensch geschikt is. Deeze stelling is binnen kort in Engeland sterk verdeedigd geworden; maar ik zal deeze gelegenheid waarneemen, om, tot handhaaving van de eer der Engelsche Letterkundigen, aan te merken, dat de Fransche Staatsomwenteling haare yverigste verdeedigers onder de voornaamsten hunner gevonden heeft; zy hebben, door de bevalligheid hunner welspreekenheid of door de kragt van hunne redeneeringen, de loontrekkende Schryvers verpletterd, die hun geld wonnen, met de beginzelen, op welken de Republiek gegrond is, te belasteren. Men herinnert zich nog wel, dat de eerste onder hen voorzegd had, dat Frankryk van de Kaart van Europa zou uitgeveegd worden. Alzoo deeze voorzegging in eenen tegenovergestelden zin is bewaarheid geworden, en Frankryk zich niet alleen eene Volksregeering en een kragtig bestuur gegeeven heeft; maar, vermits zy zelfs haar grondgebied omtrent een vierde uitgebreid heeft, houden de Schryvers van die zelfde party thans staande, dat noch de Republiek, noch de Constitutie lang kunnen duuren. Het is by hen de gewoonte, tot bewys van deeze stelling, het voorbeeld der Grieksche Republieken aan te haalen; en deftige en arbeidzaame Schryvers, de hedendaagsche instellingen met de oude verwarrende, besluiten uit de vergelyking, dat, vermits die niet hebben kunnen blyven bestaan, deeze niet beter staande zal blyven.’ Van de Vryheid, de Valtelins door buonaparte bezorgd, spreekende, geraakt de geest der Schryfster in verrukking; wy willen haar hier volgen. ‘Wanneer men met eenen wysgeerigen geest in de verloopene eeuwen te rug ziet, met welk eene droefheid ziet men dan de lange lyst niet ontrollen van menschenvernielars, welke de Geschiedenis Helden noemt! Hoe weinigen vindt men van die godlyke weezens, die gewerkt hebben en welken het gelukt is om hunne gelyken te verbeteren, in plaats van dezelve te vernielen! Tot hier toe had men de toomlooze heerschzugt zig ongestraft zien verheugen, de waereld in boeijen te houden; men had de raaskallende gloriezugt haare dorst zien lesschen met de traanen, welke zy deedt vergieten. De lier der dichters vierde die verwoedheden, en smoorde de stem der Wysbegeerte, en de lessen van gemaatigdheid, welke zy geeft: maar daar is een nieuw | |
[pagina 202]
| |
tydperk begonnen: verwoeste Provinciën, drommen van menschen, die geslacht zyn, zullen geene glorie-tytels meer zyn. Dat buonaparte, de Alpen beklimmende, den Keizerlyken Adelaar voor zig verjaagd, en dat hy zyn dreigenden snavel zyne liefste prooy ontrukt heeft, hy heeft 'er zekerlyk recht door verkreegen op de vervoeringen van onze bewondering. De groote Bevelhebbers der oudheid, en van hedendaagsche tyden, worden door hem verduisterd; zyne bekwaamheid, zyne dapperheid, zyn boven allen lof; zyn oog, om my van de welspreekende taal van eenen Franschen Minister te bedienen, ontstal het geval alles, en zyn vooruitzigt maakte hem meester van het toekomende; maar waarom zal hy voornaamlyk in de Geschiedenis geroemd worden? Om zyne edelmoedigheid jegens de volkeren, die hy overwonnen heeft. De bliksems van zynen degen zyn voor hun de eerste straalen der Vryheid geweest, en zy hebben de vernederende banden der slaaverny tegen de zinnebeelden der Vryheid, met den olyftak des Vredes vermengd, verwisseld. - Deeze grootheid is nieuw, zonder voorbeeld; en dat ons weinig verwonderen meet is dezelve gevoegd te zien by die eenvoudige smaak der oudheid, die hem byzonder eigen is, by zyne lust tot de afgetrokken weetenschappen, by zyne diepe verachting van alle luister, pragt, weelde, die verachtlyke voorwerpen van eerzugt van gemeene zielen. En dat ook eene zagte ontroering in myn hart, een gevoel van nationaalen hoogmoed verwekt, is de neiging, welke deezen grooten Man na Ossian trekt, wiens hartstochtlyke eenvoudigheid overeenkomt met zyne verheevene gevoelens, en hem boven de dingen der waereld opvoert. De Glorie van buonaparte, zegt de Minister, behoort aan zyne dappere Soldaaten, aan alle Franschen toe. Ik durf 'er byvoegen, de Glorie van buonaparte wordt niet slechts op Frankryk alleen te rug gekaatst; gelyk die van homerus of newton, behoort zy de geheele Waereld toe.’ Het Canton Glaris, tusschen hooge en byna loodrechte bergen gelegen schynt door de natuur daar mede omringd, om een land te verdeedigen, dat zy bestemd heeft om de onschendbaare schuilplaats der Vryheid te zyn. Deeze gesteldheid doet de Reizigster aanmerken: ‘Die steile bergen zyn voorzeker uitmuntende verschanssingen geweest, toen het 'er voor dit Volk op aan- | |
[pagina 203]
| |
kwam om zyne onafhangelykheid te verkrygen of te handhaaven; maar zonder den geest van Vryheid zouden zy weinig geholpen hebben. De Rhyn, Luxemburg en Mentz, door de sterkste Krygskunde verdedigd, hebben Duitschland niet kunnen behouden; de moerassen van Holland hebben den Stadhouder niet gered, en de Alpen zelve zyn ongenoegzaame bolwerken geworden voor slaafsche Legermagten.’ De Regeering van Zurich, het Athenen van Zwitzerland, wordt door de vryheidminnende Reizigster als nog Aristocratischer dan die van Bazel beschreeven. Op die van Lucerne valt desgelyks veel aan te merken. ‘Te Lucerne,’ meldt zy, ‘bezitten de Priesters omtrent de helft van de Rykdommen van het Canton, en zy hebben den koophandel verboden. De helft der rykdommen van eenen Staat in handen der geenen, die niets tot deszelfs welvaard toebrengen: nog meer, van die geenen, welke dezelve vernietigen! Welke strydigheden tusschen de wonderlyke Leden van dat Helvetisch Lichaam! Terwyl te Bazel de Koophandel een God is, is hy te Lucerne niet meer dan een slaaf. Zoo men tusschen deeze twee uitersten kiezen moest, zou dat van Bazel nog de voorkeus verdienen, alzoo het den rykdom voortbrengt, en het ander de armoede teelt. Maar laaten wy liever erkennen, dat Zwitzerland noodwendig zyne instellingen moet veranderen. De tyd is voorby, dat men 'er niet oneerbiedig van durfde spreeken.’ Te meermaalen vindt de Burgeresse williams rechtmaatige oorzaake om niet voordeelig van de Geestlykheid te spreeken; doch dit werkt by haar niet uit, 't geen ongelukkig het geval by veelen is, om de Geestlykheid zonder onderscheiding met een zwarte kwast te overstryken. Men leeze haar berigt van de Abtdy van den Engelenberg en het Character van den Abt. Afwisselend wordt 'er van Parys, in dit, gelyk in het voorgaande Deel, gesprooken. Het negende Hoofdstuk bevat eene uitweiding over den Staat der Kunsten te dier Stede, opgehelderd door eenige Asntekeningen des Vertaalers, die zich onlangs te Parys bevondt. De Republiek van Geneve trekt de aandagt der Reizigfter in 't byzonder. ‘Deeze had,’ schryft zy, ‘in | |
[pagina 204]
| |
1789, door eenen algemeenen opstand, de ketenen afgeschud, welke haare Magistraaten, door de Fransche, Sardinische en Bernsche Legers geholpen, hun zeven jaaren te vooren hadden opgelegd. Op dien tyd speelde zy het voorspel van het tooneelstuk der Omwenteling, en zedert heeft zy 'er altyd de klugt van blyven speelen.’ Gewis doet zy den Leezeren geenen ondienst, met hier eene schets van haare Omwentelingen te plaatzen, welke de Nieuwspapieren maar zeer onvolkomen hebben opgegeeven. Deeze strekte om haar Werk, bestemd om den tegenwoordigen toestand van Zwitzerland te doen kennen, te vollediger te maaken. Dit stuk was haar geschreeven medegedeeld door eenen Genevenaar, die allen geloof verdient. In het Aristocratisch Canton Bern neemen, volgens het berigt, 't welk wy hier aantreffen, ‘de Magistraaten nooit hunne toevlugt tot de Burgers, noch om hunne maatregelen te doen goedkeuren, noch om zig te doen verkiezen; het volk is 'er zoo weinig souverain als mogelyk is. Alle de bedieningen, die rang of voordeel geeven, behooren by uitsluiting aan zes en zestig geslachten. Het is onder derzelver leden, dat men die van den grooten Raad verkiest; dan, alzoo eenige van die, welke dit gewigtig voorregt genieten, tot twaalf, veertien en zelfs twintig Raadsheeren leveren, gebeurt het thans, dat slechts zeventien Geslachten de meerderheid van stemmen kunnen uitmaaken.’ Zonderling is de wyze, op welke men daar leert regeeren. ‘De jonge Burgers hebben eene soort van Societeit, de Buiten-Staat genoemd, en bestaande uit eenen Raad, een' Senaat, en uit Magistraaten van alle rangen, van dezelfde benaamingen als die der Cantons. Alles wat de Vaders, die met eene weezenlyke magt bekleed zyn, doen, wordt door hunne Zoonen in den Buiten-Staat nagevolgd: zy benoemen zelfs bailluwen, die het bevel voeren over de puinhoopen van de oude kasteelen, die in het Canton verspreid liggen, en daar bereiden zy zig tot de bailluwschappen, die zy eerlang in goeden staat in de nabuurschap vinden.’ Naa eene opgave van de denkbeelden, die vóór de Fransche Omwenteling over 't algemeen heerschten, wegens den staat van Vryheid van het Canton Bern en van geheel Zwitzerland, schryft de Burgeresse williams; ‘maar het helder licht, dat die Omwenteling | |
[pagina 205]
| |
over alle staatkundige onderwerpen verspreid heeft, heeft den geleenden luister van de Zwitzersche Oligarchien doen verbleeken; dus wordt het zwak licht van den glimworm verduisterd, zoo dra de zon boven den gezigt-einder verschynt.’ De Regeeringsgesteldheid van verscheidene Cantons geeft de Schryfster gelegenheid tot meer algemeene aanmerkingen over derzelver Regeeringsvormen, in een Besluit agter het Reisverhaal zamengevoegd, met toespeeling op derzelver nakend lot. Wy schryven dit algemeene slegts over. ‘De gerustheid, welke de Regenten van Zwitzerland behouden hebben, spruit uit de ondervinding, die zy gehad hebben, dat de byzondere onregtvaardigheden by hen nooit algemeen gemor veroorzaakt hebben: zy zyn overtuigd, dat zy, om dat zy het tot hier toe hebben gehouden, het altyd zullen houden. De Fransche Omwenteling en alle de andere, welke zy naar zich gesleept heeft, hebben de ydelheid van diergelyk eene hoop beweezen, Maar het zyn, zegt men, de laatste veranderingen, die in Italie gebeurd zyn, welke in Zwitzerland den meesten indruk gemaakt hebben. De Fransche Omwenteling heeft, in haar begin, slechts ééne Monarchie omverre geworpen, die weinige trekken van overeenkomst had; maar de omverwerping van die Italiaansche Oligarchiën, die dikwyls zyn voorgesteld als goede modellen van de Zwitzersche Regeeringen, heeft in dat land denkbeelden opgewekt, heeft zaaden gestrooid, die de kiem van eene geheele verandering in hun stelzel zullen worden. - De uitwerkingen beginnen zig reeds te doen bespeuren, terwyl ik dit Werk schryf; en als een vonkje van de Fransche magt de ontvlamming begunstigt, als de Republiek zig komt te overtuigen, dat zy haare grenzen een zedenlyk bolwerk moet geeven, die (welk) zoo sterk is als haar geographische omtrek, is het meer dan waarschynlyk, dat zy deeze Republieken zal vormen naar beginzelen, meer overeenkomstig met die zy belydt.’ Zo schreef, ten deezen aanziene, de Burgeresse williams in dit Werk, waar van de Voorreden den 14 Dec. 1797 gedagtekend is. Herroepen wy het zints in Zwitzerland voorgevallene in ons geheugen, wy zullen haar onder de Staatkundige Prophetessen moeten rangschikken. | |
[pagina 206]
| |
Veelmaal vondt de Reizigster gelegenheid om in 't voorbygaan van de Ysbergen en Ysvelden te spreeken. Zeer keurige, en, zo 't ons toeschynt, de beste Aanmerkingen, welke wy immer daar over geleezen hebben, door den Burger ramond deswegen gemaakt, komen als een Aanhangzel deezer Reize voor. Te groote ruimte heeft het veel aanstippenswaardige uit de Reize zelve beslaagen, om, ten opzigte van dit Aanhangzel, 't welk eene geheele Verhandeling is, loopende van bl. 174 tot 229, iets meer te zeggen. |
|