het allerheerlykst licht geplaatst hebben. Nogthans was de Leer der Onsterflykheid, in vroegere tyden, zoo ver af van onbekend te weezen, dat zy, integendeel, by alle eenigzins beschaafde Volken, waarvan men kennis draagt, van de oudste tyden af, of stellig aangenomen, of ten minsten een voorwerp van bespiegeling en hoop schynt geweest te zyn.
Des te vreemder is 't verschynsel, dat men in de oude Godsdienstboeken der Jooden, die men niet zonder grond vooronderstelt, door bovennatuurlyke tusschenkomsten der Voorzienigheid in de waereld gekomen te zyn, of althans de voornaamste gronden van een Godsdienst, door Gods byzonder bestuur en uitdrukkelyken wil aan de menschen geopenbaard, in zich te bevatten; dat, zeggen wy, in deze oude Godsdienstboeken der Jooden, zoo weinig melding gemaakt wordt van den toekomenden staat der menschen na den dood. Sommigen, anders niet onverschillig omtrent de hooge waarde van 't Godsdienstig onderwys, daarin vervat, zyn zelfs van oordeel geweest, dat 'er naauwlyks iets van die natuur in deze Schriften is te vinden, en het ontbreekt in onze tyden niet aan geachte mannen, die aan dit gevoelen een hoogen graad van waarschynelykheid bygezet hebben, door een nader en naauwkeurig onderzoek van den waaren zin van alle gezegden, waarop men zich dus verre, tot staaving van 't tegenovergesteld gevoelen, heeft beroepen. De Eerw. metelerkamp heeft dan, in dit Academisch strydschrift, ter verkryging van de doctoraale waardigheid, geen weinig beduidende taak op zig genomen. Hy maakt daarin opzetlyk zyn werk, om de voetstappen van zoodanige verwachting, die hy vaststelt, dat in de Schriften des O.V. voorhanden zyn, na te spooren, en in 't regte licht te plaatzen.
In het eerste gedeelte dezer Verhandeling worden de gewoonlyk bygebragte plaatzen, die daarop zien zullen, tot zekere hoofdclassen gebragt, en daarover nog al eenig licht verspreid. Nieuwe gedachten van eenig belang moet men 'er juist niet in zoeken. Men vindt hier echter veel byeen versameld uit geachte Schryvers, die over dit onderwerp opzetlyk gehandeld, of althans over deze en gene plaatzen, ginds en elders, goede aanmerkingen geleeverd hebben. Vervolgends wordt, in het tweede deel, al 't geen men meent, in deze plaat-