Saintfar en Sophia, of de onverwachte Wedervinding; Tooneelspel. Gedeeltelyk gevolgd naar eene Fransche Vertelling van den Heer de la Dixmerie, door A.M. onder de Zinspreuk: Kunst wordt door Yver aangekweekt. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek, 1799. In 8vo. 87 bl.
Saintfar, een Officier, by zyne aankomst te Nantes, door den gastvryen de Valmont (die op 't eerste gezicht behaagen in hem vondt) genoodigd zynde, om, geduurende zyn verblyf aldaar, by hem intrek te neemen, bemerkt Hortensia, de Dochter van den Heer de Valmont, by het inkomen van Saintfar, dat hy dezelfde Officier is, die haar, toen zy nog op het land (alwaar zy als een landmeisje, onder den naam van Sophia, opgevoed was) haar verblyf hieldt, zyne liefde betuigd hadt; en daar hy eensklaps bevel gekreegen hadt, om met zyn Regiment te vertrekken, zonder tyd te hebben, om van Sophia mondlyk of schriftlyk afscheid te neemen, meende zy, dat hy haar ontrouw geworden was: te meer, dewyl zy naa dien tyd niets van hem gehoord hadt. Zy ontdekt dit aan haare Moeder, en betuigt Saintfar niet te willen zien. Mevrouw de Valmont houdt haar de onmooglykheid voor, van zich, geduurende eenen onbepaalden tyd, dat Saintfar by haar in huis zoude zyn, schuil te houden, pryst haar bedaardheid aan, raadt haar, zich door kleeding en kapsel zoo veel mooglyk te vermommen, dien middag aan tafel te komen, en naa den maaltyd Saintfar tot een gesprek met haar gelegenheid te geeven, dan te zien, hoe hy zich omtrent haar gedraagt, en hiervan haare Moeder verslag te doen. Saintfar, naa Hortensia aan tafel gezien te hebben, heeft haare gelykende trekken met Sophia bemerkt, en is daarover in tweestryd met zich zelven. Hortensia laat vervolgens theegereedschap binnen brengen, en komt by Saintfar in de kamer: de Officier treedt in een gesprek met Hortensia, en deze weet hem inmiddels te toetsen, zeggende: dat het gerucht loopt, als of hy zekere Sophia verlaaten hadt.
Saintfar verdedigt zich daaromtrent, en betuigt haar, dat, schoon hy geene gelegenheid gehad heeft om in al dien tyd aan Sophia te schryven, hy haar echter nog als te vooren bemint, en reeds, by zyne aankomst te Nantes, eenen brief aan haar, door zynen braaven Knecht Comtois, hadt afgevaardigd, waarin hy haar zyn hart en bezittingen, die sints eenigen tyd vry