schappy en Zeden in Frankryk, Zwitzerland, Duitschland en Italie, reeds de algemeene goedkeuring heeft verworven. Men verwachte in den hier aangekondigden Roman geene bovenmenschlyke charactertrekken, geene onnatuurlyke en wonderbaare gebeurenissen, geene zoogenoemd Sentimenteele razernyën, enz.; neen! schetsen van 't menschlyk hart, aan menschenkennis en ondervinding getoetst; verstandige aanwyzing van 't goede in deugd- en mensch-lievende characters; vernuftige naspooring en vermelding van 't voordeelige, 't geen in sommige oogenschynlyk slechte characters dikwerf is aan te treffen; bevallige vermenging van ernst en boert, en volgeestige gisping van veele daaglyksch voorkomende gebreken en wandaaden: ziet daar, 't geen dit Boek voor allen, wien 't om vordering in menschwaardige hoedanigheden te doen is, niet dan belangryk kan doen zyn.
‘Het historisch’ (dus spreekt de Vertaaler in 't Voorbericht, en wy maaken deze zyne woorden tot de onze) ‘of zoogenaamd historisch gedeelte van deezen Roman moet men niet beschouwen als het voornaamste. Ver van daar, is het eigenlyk niet meer dan de lyst; de schildery, in die lyst vervat, bestaat uit de characters, die ten tooneele gevoerd, de aanmerkingen, welke over die characters en de gedragingen der menschen gemaakt, en de gevoelens en grondregels, welke den Leezer ingedrukt worden. Alles te samen dient om liefde tot braafheid, edelmoedigheid, weldaadigheid, voorzichtigheid, naarstigheid en werkzaamheid in te boezemen; om verwaandheid, laagheid, schurkery, gierigheid, vadzigheid en ledigloopen aan rechtmaatige verachting over te geeven; om der jeugd mistrouwen van zichzelven en omzichtigheid omtrent anderen in te prenten, en haar behoedzaam te maaken omtrent die kleine onvolmaaktheden, welke, uit eene levendige geäartheid voortkomende, dikwyls als aartigheden beschouwd worden, maar, niet in tyds verbeterd, niet zelden verbasteren tot grove gebreken, of ten minsten in groote gevaaren wikkelen.’
Wy zouden onze Leezeren tans een weinig nader met het hoofdonderwerp van dezen Roman behooren bekend te maaken, ware het niet, dat wy reeds in ééne onzer Letteroefeningen een klein gedeelte van denzelven, onder het Mengelwerk, geplaatst hadden: wy bedoelen onze Letteroefening voor 1799, No. 12, Mengelwerk, pag. 499, alwaar, onder het opschrift: Voorbeeldig werkzaam medelyden van een menschlievend gemoed, de drie eerste Hoofdstukken van dit Boek voor 't grootste gedeelte zyn overgenomen, en waarïn de afkomst van den Held dezes Romans, zyne jeugdige, schoon onbeschaafde, charactertrekken, (waarvan oprechtheid, rondborstigheid, en erkentlykheid van genootene weldaaden, de voornaamsten zyn,) en zyne aanstaande opvoeding by den Heer Barnet,