Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReisweg naar de Indiën, of Aardrykskundige Beschryving van Egypten, Syriën, Arabiën, Persiën en Indiën. Een Werk, in 't welk men een kort begrip geschetst heeft der Geschiedenis en het tafereel der Zeden en Gewoonten der oudere en nieuwere Volken, welken deeze onderscheiden Landstreeken bewoond hebben, van de vroegste eeuwen tot op onzen tegenwoordigen leeftyd. Gedeeltlyk uit het Engelsch overgezet, en aanmerkelyk vermeerderd, door P.F. Henry. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1799. In gr. 8vo. 436 bl.De Boeken-wereld wordt, als 't ware, opgevuld met Kamer-reizen; tot dit slag behoort het Werk voorhanden, schoon het als geen eigenlyk gezegde Reize, maar onder den naam van Reisweg, in de zaak op een en het zelfde uitkomende, te voorschyn treedt. Eigenlyk gezegd nieuws hebben wy 'er niet in aangetroffen. De Vervaardiger van dit Boekdeel wyst de bronnen aan, uit welke hy geput heeft, als norden, pokocke, niebuhr, savary, volney, tavernier, chardin, robertson, rennel, hodges; Schry- | |
[pagina 30]
| |
vers, uitgenomen de twee laatstgemelden, onzen Landgenooten bekend, uit de Vertaaling hunner Werken; schoon ook rennel hun niet geheel onbekend is, door het gebruik, 't welk robertson van dien Schryver gemaakt heeftGa naar voetnoot(*), en de voornaamste byzonderheden van hodges, in een en ander Maandwerk, reeds hun onder de oogen kwamen. Ons Mengelwerk hadt daar in zyn aandeel. De grootste verdiensten van dit Werk bestaan in de Schikking, de juistheid der Opgave, en den Styl. In alle die opzigten mag men zeggen dat het voldoet, en dat het, wat Taal en Styl aanbelangt, met meer keurigheids is uitgevoerd, dan veele Werken, die van de zweetende Drukpersse deezes Boekhandelaars komen, waar over wy, ten dien opzigte, te meermaalen billyke reden van klaagen vonden. In die zelfde rangschikking, als de op den Titel deezes Reisboeks vermelde Landen voorkomen, worden dezelve in meerder of minder Hoofdstukken, naar den eisch der te bearbeidene stoffen, welke de onderscheide Landen opleeveren, behandeld. Gedeeltlyk uit het Engelsch overgezet, staat 'er op den Titel, en te regt: want veel is 'er in, dat doorslaande blyken draagt van eene Fransche herkomst: dan hoe veel 'er ook uit die Taal ontleend zy, zyn egter, wat Indiën betreft, rennel en hodges de voornaamste Gidsen op deezen Reisweg. De kortheid heeft de Opsteller willen behartigen, en is dit zomtyds oorzaak, dat hy zich met enkele Naamaanduidingen vergenoege. Een algemeene weluitgevoerde Kaart, of liever Kaarten, van ieder der hier behandelde Hoofdryken, zou een meer dan enkel cieraad weezen eens Werks, 't welk over Gewesten loopt, van welke de Uitgeever, in zyn Voorberigt, met regt, verklaart: ‘Geene Landstreeken zyn reeds op zig zelven belangryker dan die, welker beschryving in dit Werk vervat is. Hoeveel meer moeten zy het dan niet worden in een tydpunt, waarin een Fransch Leger, door eenen bekwaamen en te regt vermaarden Bevelhebber aangevoerd, 'er groote omwentelingen schynt te moe- | |
[pagina 31]
| |
ten te weeg brengen! Alle oogen zyn op dit schoone Waerelddeel gevestigd; het is het onderwerp van alle gesprekken geworden. De verbeeldingskragt, even weinig grenzen kennende als de scheppende geest en de moed van hun, aan wien deeze gewigtige onderneeming toebetrouwd is, strekt de eindpaalen derzelve op den versten afstand uit. Men tragt te berekenen, welke hinderpaalen, of welke voordeelen, kunnen voortvloeijen uit de ligging der plaatsen, de betrekkelyke geestgesteldheid, en de dikwyls tegenstrydige gewoonten der onderscheidene talryke Volkeren, die deeze onmeetbaare oppervlakte bewoonen. Men wil weeten, wat deeze streeken eertyds waren, en wat zy thans zyn, en daar uit afleiden, wat zy eenmaal zyn kunnen. Men begeert onderrigt te worden, wat 'er nog bestaat van de gedenktekenen, door zo veele magtige Vorsten opgerigt. Men wenscht deeze grootsche overblyfzelen als het ware te doorloopen, met de Helden, die dezelven veroverd hebben, ja zelfs hen in de gedagten vooruit te streeven in de Landen, welke zy nog veroveren kunnen.’ - Aan dit verlangen, twyfelen wy niet, zal het Werk voorhanden grootendeels voldoen, en kan het den zodanigen ten Handboek strekken. Wie 'er, met behulp van goede Kaarten, zo onvermydelyk by een Reisweg noodig, gebruik van maakt, zal zich behoed vinden voor oordeelvellingen, uit onkunde gebooren, welke men zo dikwyls over het gebeurde of nog te wagtene in die Landstreeken moet hooren - hooren niet alleen, maar ook in geschriften leezen. Om des Schryvers wyze van voordragt te leeren kennen, schryven wy het slot, Egypten betreffende, af. ‘Egypten bevat in zynen boezem de bronnen der waare rykdommen. Het heeft overvloed van graanen, met welke zy Arabiën, Syriën, en een gedeelte van den Archipel spyst. Het zendt zyne ryst door de geheele Middellandsche Zee, tot zelf na Marseille. De Kooplieden uit Provence laaden 's jaarlyks in deszelfs havens verscheidene schepen. Zyn ammoniac zout wordt door geheel Europa vervoerd. Sonda brengt het in menigte voort. Zyn heerlyk vlas is zeer gezien by de Italiaanen. Zyne blaauw geverfde linnens kleeden voor een gedeelte de nabygelegene Volkeren. Alle deeze voortbrengzels, op eigen grond gewassen, trekken, behalven den Koophandel, ook nog het geld der nabuuren na hetzelve. De Abyssiniërs | |
[pagina 32]
| |
brengen, in ruiling derzelven, eene schatting van stofgoud, elephants-tanden en andere kostbaarheden. De lakens, het lood, het wapentuig en eenige Lyonsche Galonnen, die Frankryk zendt, zyn op verre na niet genoeg, om de verschillende behoeften te betaalen, die het te rug ontvangt. Dat overschot wordt vereffend, door middel van Constantinopolitaansche piästers. Het koper gereedschap en de pelteryën, die de Turken in de haven van Alexandriën ontscheepen, weegen het koorn, de ryst, de linsen, de koffy en reukwerken niet op, die zy in diezelfde haven inlaaden, en waar van het grootste gedeelte met geld betaald wordt. Kortom, behalven Moka en Mekka, waar de Egyptenaars jaarlyks veele sequynen te rug laaten, brengen allen, die met hun handelen, hun goud of zilver aan. Deeze kostbaare metaalen zyn 'er thans nog zo overvloedig, dat aly bey, in zyne vlugt na Syriën, tagtig millioenen mede nam; en dat ismaël bey, die, eenige jaaren laater, naar dien zelfden kant de wyk nam, vyftig kameelen met sequynen, patakken, (stukken, iets minder dan drie gulden waard,) paerels, en edelgesteenten, belaadde. Egypten zou, onder eene goede regeeringsvorm, nog andere takken van welvaart opleeveren. Welke laakens zou men niet met de schoone wol der schaapen van deeze landstreek zamenstellen, welke linnens met haar heerlyk vlas! Welk neteldoek met de twee soorten van het jaarlyks stervend en van het winter-verduurend katoen! Welke stoffe met de zyde, wier teelt men zo ligtlyk zou kunnen invoeren in een land, waar de wormen, die ze voortbrengen, niets van regen of stormen te vreezen hebbende, tot in het oneindige vermenigvuldigen zouden! Welke bronnen van rykdom zou men niet openen, byaldien men de gragten weder uitdolf, de dyken herstelde, en aan den veldbouw het derde deel van het geheel land, thans onder het zand bedolven, te rug gave? Met welk eene vrugt zou men niet de mynen van esmarauden, den diamant in hardheid byna evenäarende, doen opgraaven? De granietsteen, het porphyr en albast, die in verscheidene bergen gevonden worden, zouden mede geen geringen tak van koophandel opleeveren Met welk een voordeel zouden niet zyn Indigo, en andere door de woestyn verspreidde verfstoffen, in de verweryen gebruikt worden. Een wys bestuur zou dit land alle de schatten doen genieten, waar mede de natuur het reeds zo mildlyk be- | |
[pagina 33]
| |
deeld heeft. De luister, dien zyn koophandel eenmaal daadlyk bereikt heeft, moet eene hooge gedagte doen vormen van het geen zy nog eenmaal worden kan.’ Ten opzigte van de Drukkunst by de Arabieren, vinden wy deeze opmerking: ‘De kunsten worden in Arabiën verwaarloosd. Men vindt 'er niet eene eenige Drukkery in het geheele land. Ondertusschen moet men niet gelooven, zo als in Europa verhaald wordt, dat de Muselmansche Geestlykheid en de talryke Schryvers, die onder haare bescherming staan, zig daar tegen verzetten. De eenige hinderpaal ontleent haaren oorsprong uit de gedaante der hedendaagsche Arabische Letteren, die, aan, elkander verbonden, dikwyls de eene op de andere staan, en dooreengeslingerd, veel fraaijer staan, wanneer zy net geschreeven, dan wanneer zy gedrukt zyn. Het leezen van handschriften is gevolglyk aangenaamer en gemaklyker, dan van gedrukte boeken; en het is daarom, dat de drukkery van ibrahim effendi te Constantinopolen zo spoedig een einde nam. Deeze Renegaat, zegt niebuhr, heeft verscheidene boeken gedrukt, en zyne drukkery is nog in handen zyner erfgenaamen; maar zy hebben dezelve niet kunnen voortzetten, uit hoofde dat de aftrek de onkosten van den druk niet opwoog.’ Het verwonderde ons eenigzins, dat de Opsteller deezes Werks, van Babelmandeb spreekende, niet gewaagt van de opheldering aan de Scheepvaard van salomo, zo keurlyk toegelicht door bruce in diens Travels, B. II. Cap. 4. van welk leezenswaardig en onderrigtend gedeelte dier Reize wy in het Mengelwerk onzer Nieuwe Algem. Vaderl. Letteroefeningen, V D. bl. 493, enz. eene vertaaling gaven. Niet altoos dor zyn de Plaatsbeschryvingen: bovenal beviel ons die van den Ganges, waar uit wy nog dit gedeelte onzen Leezeren aanbieden. ‘Niets is aangenaamer, dan geduurende het heete saisoen den Ganges af te vaaren. De lugt, na veele mylen lengte over den vloed gewaaid te hebben, is zo gemaatigd, zo verfrissend, dat men die met wellust inademt. Na zonnen ondergang legt men gemeenlyk de schuiten aan den oever vast, naar de zyde, waar hy het hoogst is, en naby eene of andere markt, tot algemeene gerieflykheid. Men ziet op veele plaatsen kleine tempels der Hindous op de boorden der Rivier, met welke zy door middel van een trap gemeenschap hebben. Des morgens, even voor of na het opgaan der zon, zyn | |
[pagina 34]
| |
de vrouwen gewoon zig te baaden; en de jonge meisjes inzonderheid blyven eenen aanmerkelyken tyd in het water, alwaar zy als Nayaden of Syreenen speelen en dartelen. De schuiten of vaartuigen, van welke de Inboorelingen, of de Europeaanen, die op de oevers van den Ganges woonen, zig bedienen, voeren zeilen en riemen; deeze laatste zyn gemeenlyk van twaalf tot twintig in getal. De gedaante deezer schuiten verschilt, naar den rang van den eigenaar. Sommigen zyn zestig voeten lang, en hebben zeer verheevene agtersteevens. Zy worden bestuurd door middel van een breeden riem of pagage, die tien voeten agter den spiegel uitsteekt. Gewoonlyk staat in het midden van het vaartuig eene mast, aan welke een groot vierkant zeil geheist is. Daarenboven voeren zy, by goed weer, een bramsteng, mede van een vierkant zeil voorzien. Zy zyn niet zeer geschikt om by den wind te zeilen, uit hoofde van hun overwigt aan den agtersteeven. Des niet te min zyn zy zeer gemaklyk, naardien zy in het midden eene kleine opene gaandery hebben, die door middel van een deur gemeenschap heeft met een fraai vertrek, ter wederzyde door eene ry vensters verlicht. Dit is de eet- of gezelschaps-zaal. Haare hoogte is gewoonlyk van zeven tot negen voeten. Een klein vertrekje naast aan dient tot slaapkamer. Wanneer een man van eenig aanzien in zulk een scheepje reist, doet hy zig gemeenlyk door twee andere schuiten volgen; de eene, Pulwah geheeten, strekt tot keuken, en de andere, Panchway genaamd, is bestemd om den meester naar land of aan boord te voeren: want het groote vaartuig kan niet altoos daar, waar men aan land zou willen gaan, den oever naderen. Men bedient zig in Indiën ook nog van een ander vaartuig van een zonderling maakzel, Mour-Pounky genaamd. Het is zeer lang, buitengemeen smal, en heeft dikwerf meer dan honderd voeten lengte, op slegts agt voeten breedte. Het wordt geroeid, en het getal der roeijers is omtrent veertig. Men bestuurt het door middel van een breede Pagage, die aan den agtersteeven geplaatst is, en de gedaante heeft van een paauw, een slang, of eenig ander dier. De roeijers worden bestuurd door een man, die regt op staat, en die zig meestäl van een tak van struiken bedient, om hunne beweegingen te regelen. Aan den agtersteeven is een canapé, op welke de eige- | |
[pagina 35]
| |
naar en deszelfs vrienden zig nederzetten, om de avondkoelte te genieten. Het onderhoud van zodanig een vaartuig kost zeer veel, uit hoofde der fraai geschilderde of vergulde cieradien, die zeer schoon vernist zyn, en veel smaak aanduiden. Het was iets opmerklyk voor my (zegt de Heer hodges) de gelykheid van gewoonten gade te slaan, die ten opzigte deezer plaisier-vaarten tusschen de Indiaanen en de inwoonders van het Eiland Taiti plaats grypt. De vaartuigen deezer Zuidzee Eilanders zyn in veele deelen aan die der bewooners van Indiën gelyk. Alleenlyk hebben de eilanders, den Oceaan bevaarende, de noodzaaklykheid van eenen evenaar (outrigger) gevoeld, of die, van twee Piroguën saam te binden, om niet door den wind omgeworpen te worden. Zy worden ook door Pagajers voortgeroeid, en mede door een man, met een tak in de hand, bestuurd, die, even als die van den Mour-Pounky, veele gebaarden met de handen maakt, en vertellingen doet, om zyne roeijers te vervrolyken en aan te moedigen.’ Wy twyfelen niet, door het gegeevene berigt en de aangetoogene voorbeelden, aan dit Werk regt gedaan en den leeslust tot hetzelve uitgelokt te hebben. |
|