vertaald, en hebben veel aftreks gehad. De thans in het Hollandsch uitgegeevene Ziektekunde der Heelkunde verdient, gelyk des Schryvers overige Werkjes van dat slag, veel aanpryzing. Alles, wat ter materie dient, is hier in eene zeer nette orde en op het bondigst voorgedraagen. Tot een proefje zullen wy iets mededeelen van het geen hy, op bl. 68 en volg., verzameld heeft, aangaande de Ziekten, die aan verschillende Beroepen eigen zyn.
‘Geleerden (zegt de Schryver) worden door het leezen en schryven byziende.
Metaalsmelters worden, door het metaalsmelten, blind, en krygen, door het gloeijen van het yzer, en het dooven van hetzelve in water, de zwarte staar.
Staalwerkers worden, door het zitten aan den slypsteen, gemeenlyk blind.
Kwikgravers krygen losheid en uitvallen der tanden.
Vergulders worden soms, door de overblaazing, waar mede zy het zilver moeten overtrekken, door de kwik, welke optrekt, lam, stom en doof.
Lettergieters worden, door den damp van het spiesglas en het lood, aangedaan door kromtrekkingen en doofheid der handen.
Steenhouwers worden, door de steentjes, welke of in de oogen, of in het oor, komen, met oogontsteeking of doofheid aangedaan. Eene blaas, welke in hunne winkels opgehangen en sterk toegeslooten is, bevat na eenigen tyd, by derzelver opening, soms eene aanmerkelyke hoeveelheid van die stof: ten bewyze hoe doordringend dezelve zy.
Kalkbranders hebben verzwooren lippen en rimpelige handen; doch zelden zyn zy schurftig.
Zoutbereiders worden aan scorbut en leepoogen onderheevig.
Molenaars worden hardhoorende, door het aanhoudend geraas der raderen en het vlugge bloemmeel.
Paruikemaakers worden blindachtig door het poeder.
Sifters worden, door het siften en de daar door opvliegende stof, blindachtig, en krygen, door de myten, die in het meel zitten, luisziekte en schurft.
Timmerlieden worden, door hun zwaar werk, krom, krygen rug- en dyepynen; soms overvalt hun de heupjicht, of zy worden met breuken behebd.