schriften der Openbaaring, duidelyk, als een verstandige, almagtige en vrymagtige werker, van zyne gaven en werkingen onderscheiden wordt. - 1 Kor. XII:4-11. - vs. 26, en H. III: 22, zal, in de woorden, laat ons menschen maaken, en, de mensch is aan een ieder van ons gelyk geworden, de hooge verborgenheid der Drieëenheid schuilen. - H. II: 17 wordt een werkverbond opgericht tusschen God en Adam, als het vertegenwoordigend Hoofd zyner nakomelingen. - H. III: 15 wordt niet duister aangeduid, dat onder Eva's nakroost een buitengewoon nuttig persoon zou voortkomen, die den Satan zou verpletteren: by welke gelegenheid de Leeraar eene sterke aanspooring tot eene naauwe geloofsvereeniging met Jesus Christus invlegt. - Volgens H. III: 18 heeft God, door 't laaten wassen van doornen en distelen, en allerlei onkruid, als een teeken van zyn ongenoegen over de zonde der menschen, ter hunner straf, geduurende den afloop der eeuwen, als een brandmerk der aarde ingedrukt, en hierdoor tevens ons den aart van ons tegenwoordig inwendig bestaan van natuure klaar willen afbeelden, als waaruit allerlei ondeugden nu van zelve weelig voortspruiten. - Over H. V wordt onder anderen aangemerkt: ‘De geschapene mensch was één wezen, en bevatte nogthans twee persoonen in zich. Waar is iets in de gantsche geschapene natuur, dat, ofschoon zeer van verre, eene meerdere gelykheid heeft met Hem, die in zeker opzicht drie, en nogthans in wezen één is?’ - Over 't verblyf van Noach in de Arke, Gen. VIII. ‘Dit zyn verblyf in deeze wooning, met alle zoorten van dieren, was eene leevendige afbeelding van het gene eens in Gods Kerk, in Messias dagen, zoude plaats vinden; wanneer de wolf met het lam verkeeren, de luipaard met den geitenbok nederliggen, het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zich zamen verëenigen, de koe en de beerinne zamen weiden, de jongen zamen nederliggen zullen, en de leeuw,
gelyk de os, stroo eeten, en een zoogkind zich over het hol van een adder vermaaken, en een gespeend kind zyne hand uitsteeken zal in den kuil van een Basilisk, Jes. XI:6, 7.’ - En hiermede zullen wy genoeg gezegd hebben, om den geest en de bruikbaarheid van dit Bybelwerk te leeren kennen.