reis ontsteld geraakt, zo dat het geheel uit elkander moest worden genoomen. Hierom begaf zich de Werktuigkundige petit-pierre aan den arbeid, om het werktuig wederom in orde te brengen. Doch de Keizer gaf teffens last aan drie Portugeesche Zendelingen, daar by tegenwoordig te zyn, om de zamenstelling van dit werktuig in den grond te leeren kennen, en teffens het noodig onderricht te bekomen, om dit stuk wederom in orde te kunnen brengen, zo 'er op nieuw eenig gebrek aan mogt komen.
Geduurende den arbeid bespeurden de Zendelingen, dat verscheidene raderen reeds merkelyk versleeten waren, en dat de daar op gegraveerde woorden geen Engelsche, maar Hoogduitsche waren. Eindelyk vonden zy een stuk, op het welk de naam van den maaker, zyne woonplaats, en het jaargetal, in het Hoogduitsch gegraveerd waren.
Zy betuigden hier over hunne verwondering aan den Konstenaar, die tegen de onlochenbaare gegraveerde bewyzen niets, dat voldoende was, had in te brengen. Hierop gingen de Zendelingen by den eersten Staatsdienaar des Keizers, en gaven hem kennis van het gebeurde. Deeze, reeds te onvreden over eenige trekken van hoogmoed, en zelfs van versmaading, die hy by de Engelschen meende ontdekt te hebben, openbaarde het geval aan den Keizer, met byvoeging, dat de Engelschen bedriegers waren, en een Volk, alle vertrouwen onwaardig, omdat zy hunnen Gezanten toelieten, van zulke grove bedriegeryen gebruik te maaken.
De Keizer, over 't gebeurde verontwaardigd, beval, dat de Engelschen Peking, binnen tweemaal vier en twintig uuren, hadden te verlaaten. Lord macartney deed wel alle poogingen, om nog een dag langer te mogen vertoeven; doch zonder eenige vrucht. Men gaf den Gezant wel een eersten Mandarin mede, zo het heette tot gezelschap, doch eigenlyk om een waakend oog op hem te houden. Ook bleef deeze steeds by hem, tot dat het Schip, 't geen de Engelschen te rug bragt, den mond der Rivier Tygée gepasseerd was. Macartney vertoefde vervolgens nog wel, een tyd lang, te Macao, doch als in incognito; gedraagende zich de Chineesche Regeering, als of haar zulks onbekend was.
Het schynt, intusschen, als of men eerlang zelfs ten Hove oordeelde, dat de Engelschen te hard behandeld waren, en 'er wierd uitdruklyk bevolen, niet meerder