| |
Berichten van de colonie Sierra Leone.
(Vervolg van bl. 496.)
De volgende Anecdoten zullen eenige reeds aangeroerde punten bekrachtigen, en ook ten bewyze strekken, deels, hoezeer de inwooners naar onderricht verlangen, deels ook, welk een goed vertrouwen tusschen hen en de Maatschappy bestaat. Eene Mulattin, de Vorstin
| |
| |
van eene groote Stad, in het land van Mandingo, die in Engeland geweest was, bragt eenige dagen in de Colonie door. Zy onderzocht zelve den toestand der slaaven in West-Indiën, en wierd zeer geroerd, als zy hoorde, dat de slaaverny zich niet alleen tot die geenen bepaalde, die van Afrika daar heen gezonden wierden, maar zich ook tot hunne kinders uitstrekte; zy voegde 'er by: ‘Wat moet gy van my denken? Gy moet my voor zeer slegt houden; want ik heb zoo even twee slaaven naar de nabuurige Factory medegenoomen, en ze daar gelaaten; maar ik wenschte, dat ik van den handel geheel konde afstappen.’ Het blykt uit de laatste berichten van reizigers, die door het land van Foulah kwamen, dat deze Mulattin hen op hunne terugreize naar Freetown, wanneer zy door de Stad, die zy regeert, kwamen, zeer beleefd en vriendelyk ontmoet is. Zy heeft in 't kort de Arabische taal beginnen te leeren, om haaren invloed te vermeerderen.
Geduurende het Gericht, dat, door den dood van des Konings Zoon, waarvan wy boven melding maakten, veroorzaakt was, liet men eenige opperbestuurders, die by deze gelegenheid naar Freetown gekomen waren, de schoolen bezoeken; en zy verblydden zich over een zoo geheel nieuw verschynsel van drie tot vier honderd kinderen, die in boeken lazen. Een van de schranderste opperhoofden liet zich met eenen der leeraaren in een gesprek in, om hem over te haalen, om met hem in het land te komen, en de jeugd der Stad, over welke hy 't bevel voerde, te onderrichten.
Langs de rivier hebben zich drie of vier nieuwe Schotlanders nedergezet, die groote ryst-plantagien bezitten, alwaar zy het land van de inwooneren tot een geschenk bekomen hebben. Een van deze Colonisten kan leezen, en een inboorling, die naar Freetown van boven kwam, verhaalde, dat hy, door zyne hulp, ook reeds een klein begin in het leezen gemaakt had.
Het volgende uittrekzel uit een echten brief van den Gouverneur en den Raad zal een denkbeeld geeven van de maatregelen, die zy van hunne zyde genoomen hebben, om de inboorlingen onderricht te verschaffen, gelyk ook van de gevolgen dezer maatregelen.
‘Uit de voorschriften van gedrag en handel, welke wy aan alle onze scheepsbezitters gegeeven hebben, zult gy zien, dat wy niets onbeproefd laaten, om de hoofden
| |
| |
der inwooners van de nabuurige kusten over te haalen, om hunne zoonen hier te laaten opvoeden; en deze uitnodiging is eenstemmig met dank aangenoomen. Een opperhoofd in Rio Nunez heeft zynen zoon reeds herwaards gezonden, en de anderen wachten maar naar het drooge jaargety. In de Steden, die aan de opperhoofden langs deze rivier toebehooren, met welke wy in eene verbintenis staan, zyn zeer weinig kinders, die men in staat rekent, om in de schoolen gezonden te worden; de weinigen, die daartoe bekwaam zyn, hebben wy reeds by ons, en eenigen daarvan maaken aanmerkelyke voortgangen in het leezen. De opperbestuurders aan de Bunch en Kokelle, (de bovenste armen van de rivier Sierra Leone), hebben 'er ons meer toegezeid, welke in het drooge jaargety tot ons zullen komen. Hunnen raad, met opzicht tot eene school in de Volkplanting, op de kust Bulam, waren wy reeds voorgekomen; een van de leermeesters heeft zich reeds aldaar met zyn huisgezin nedergezet, en als zendeling en als school-leeraar. De onthouding van allen albeid op de zondagen is onder de landbouwers van dezen oord reeds algemeen ingevoerd.’ - In de schoolen van Freetown zyn reeds ongeveer twintig kinders van inboorlingen, onder welken een aanmerkelyk getal kinders van stamhoofden zyn. Wy hebben reeds gemerkt, dat nog meer kinders aan den anderen oever van de rivier onderricht worden.
Het volgende treurige geval verdient hier aanmerking, als een bewys van het groote vertrouwen van een der inboorlingen in de Maatschappy. Terstond na de uitbersting van den oorlog zouden eenige toegezondene geweeren, door een Ingenieur, tot het gebruik bekwaam gemaakt worden. Deze beval aan eenen Nieuw-Schotlander, die onder hem arbeidde, om ze by het vuur te droogen. Deze deed dit, en dan laadde hy ze, in afweezigheid van den opziener. Terwyl 'er nu in een derzelven ongemerkt een vonk vuur gekomen was, zoo sprong hetzelve, toen hy het laaden wilde, en doodde hem en den zoon van een nabuurig opperbestuurder, die eerst sedert eenige dagen daar gelaaten was, om opgevoed te worden. Men gaf den vader van den knaap het bericht, die, hoewel het hem zeer smertte, zich evenwel wonder wist te troosten. 't Geen hy zeide, kwam hierop neder: ‘Lieve Heeren, het was myn eenige zoon; ik dacht hem by ulieden goed besteld te hebben; God heeft het egter anders
| |
| |
gedacht. Ik weet, het was buiten uw toedoen; ik doe ulieden dus geene verwytingen. Zyt over zyn lot niet bezorgd: want hadde God gewild, dat hy langer zoude leeven, hy zoude nog leeven. Om te toonen, dat ik om dit ongeluk geen kwaad van ulieden denke, zal ik ulieden myne dochter in uwe Colonie zenden.’ -
Nu eene proef van het goed vertrouwen tusschen de inboorlingen en de Maatschappy. 'Er lieten zich twee vreemde Schepen zien, die men voor Fransche hield. De nabuurige Koning, of Opperbestuurder, zond terstond eene troep menschen van de Maatschappy ter hulpe, met aanduiding, dat hy zelf met meerdere hulp zoude volgen, en het gantsche land tot verdediging der Colonie op de been zou brengen. Toen men bevond, dat die Schepen niet vyandelyk, maar van de Franschen gemaakte pryzen waren, zeiden de inboorlingen, als zy van Freetown toogen: ‘Uwe vrienden zyn onze vrienden, en uwe vyanden zullen ook onze vyanden zyn!’ - De Bestuurders voegen hier nog met vergenoegen by, dat de Maatschappy tot nu toe in zeer vriendschaplyke verbintenissen met alle daaromstreeks woonende inboorlingen staat.
Om de berichten over de denkwyze der inboorlingen van Sierra Leone, over het algemeen, te bekrachtigen, zullen de Bestuurders hier nu nog eenige aanteekeningen byvoegen over het karakter van eenen Afrikaan, die anderhalf jaar lang onder hun byzonder opzicht in Engeland geweest is.
De gestorvene Naimbanna, Zoon des vorigen Konings van Sierra Leone, wierd, omstreeks zyn vier-en-twintigste jaar, van een vryen Neger, die tot de eerste Colonie behoorde, die van Londen (1788) kwam, bewoogen naar Engeland te reizen, om daar van een Engelschman onderricht te bekomen, aan wien de Zwarte ook reeds eenige kundigheden te danken had. Hy stond gereed, om met den eigenaar van een slaavenschip een verdrag te sluiten, volgends welk hy voor zyne overbrenging drie slaaven zou geeven, toen 'er juist een schip, dat de Maatschappy tot onderzoek van het land uitgezonden had, in de rivier Sierra Leone inliep. Dit schip bracht hem naar Engeland over; hy wierd daar onder het opzicht van eenige Geestelyken genoomen, die ons het meeste, wat hem betreft, hebben medegedeeld, en 't geen wy nu verhaalen willen.
| |
| |
Weetgierigheid was de hoofdtrek in zyn karakter. Zyne Leermeesters merken aan, dat hy den tyd van het onderricht altyd heeft willen verlengen. Hy uitte zeer dankbaare gevoelens jegens ieder, die hem tot de verkryging van nuttige weetenschappen behulpzaam zyn wilde. Hy betreurde het, wanneer hy in een gezelschap geraakt was, alwaar hy den tyd nutteloos had doorgebracht; en, wanneer hy geheel aan zich zelf overgelaaten was, bracht hy 8 tot 10 uuren daags met leezen door. Hoewel het nadeel, dat hy leed, van het verzuim van de beschaaving zyner geestvermogens, zeer zichtbaar was, zoo gaf hy toch blyken van een natuurlyk goed verstand; hy bezat de bekwaamheid, om de verschillende denkwyzen der menschen te onderscheiden, en hy was vatbaar voor alle indrukken van lieden, die hem een goed gevoelen hadden ingeboezemd. Zyn voorkomen was niet aanlokkend, maar zyn gedrag was inneemend; ja, hy had eene werkelyke fynheid in den omgang. Ook was hy zeer teder van gevoel, en stond sterk, op 't geen hy wenschte. Hy liet zich ligt tot drift vervoeren, en helde ook over tot argwaan. In 't byzonder was hy niet geneigd, vraagen, die vreemden over den toestand van zyn vaderland aan hem deeden, te beäntwoorden; want hy geloofde, dat men tusschen Engeland en Sierra Leone eene parallel wilde trekken, die voor het laatste zeer ongunstig zoude uitvallen; en daarom wendde hy dikwyls, by zoodanige gelegenheid, het gesprek daarvan af, door deze aanmerking, dat de omstandigheden voor Sierra Leone tot hiertoe zoo ongunstig geweest waren, dat 'er alles ontbrak, wat het belangryk voor Grootbrittannien konde maaken.
De volgende Anecdote kan zyne buitengewoone gevoeligheid over alles, wat hem nadeelig voor de eer zyns lands toescheen, en de gronden van zynen yver in dit stuk, nader aan den dag leggen. Wanneer 'er eens, in zyne tegenwoordigheid, van een man gesprooken wierd, van wien hy wist, dat hy openlyk iets zeer nadeeligs voor het karakter der Afrikaanen, in het algemeen, gezegd had, voer hy zeer sterk uit, om wraak van dezen mensch te neemen. Men erinnerde hem terstond den Christelyken plicht, om zynen vyanden te vergeeven; waarop hy antwoordde: Een mensch, die my myn geld ontrooft, kan ik vergeeven. Een mensch, die naar my schiet, hakt of steekt, kan ik vergeeven. Een mensch,
| |
| |
die my en myn gantsche geslacht op een slaavenschip wilde verkoopen, zoodat wy ons gantsche leeven in slaaverny in West-Indiën moesten doorbrengen, kan ik vergeeven. Maar, voegde hy 'er met aandoening by, terwyl hy van zynen stoel opstond, wanneer iemand myne natie van haare eer berooft, haar karakter belastert, dien kan ik nooit vergeeven. - Wanneer men hem vraagde: Waarom niet? zoo antwoordde hy: Wanneer een mensch my zocht te dooden, of myn geslacht verkoopen wilde, zoo zoude hy maar alleen tegen die geenen, die hy dooden of verkoopen wilde, eene ongerechtigheid begaan; maar, zoo iemand maar het karakter van de Zwarten hoont, dan beleedigt hy alle Zwarten in de geheele waereld; en, wanneer hy hun eenmaal hun karakter heeft ontnoomen, zal hy geen zwaarigheid maaken, om de zwarten alle moogelyk lyden te doen ondergaan. Hy zal, by voorbeeld, Zwarten slaan, en zeggen: ô! het is maar een Zwarte; waarom zoude ik hem niet slaan? Hy zal de Zwarten tot slaaven maaken, en zeggen: ô! het zyn maar Zwarten; waarom zoude ik ze niet tot slaaven maaken? Hy zal alle menschen in Afrika rooven, als hy ze maar kan in handen krygen; en wanneer men hem vraagt: Maar waarom rooft gy alle deze menschen? zoo zal hy zeggen: ô! het zyn maar Zwarten; zy staan niet gelyk met blanken: waarom zoude ik hen niet rooven? Daarom kan ik den mensch niet vergeeven, die mynen landslieden hun karakter beneemt.
De voortgangen, die hy, geduurende zyn verblyf in Engeland, maakte, waren in ieder opzicht aanmerkelyk. Hoewel hy in het begin met eene groote zwaarigheid te kampen had, dat hy naamelyk maar weinig van de Engelsche taal verstond, zoo leerde hy toch, in den tyd van anderhalf jaar, dien hy in Engeland doorbracht, vaardig leezen, en eenen brief schryven. Ook zyn verstand wierd, geduurende dien tyd, zeer verlicht. Toen hy aankwam, had hy nog alle de eigenschappen van het karakter, 't welk wy de Afrikaanen over 't algemeen toegeschreeven hebben; hy geloofde aan toovery, en had nog geen begrip van de vergeeving der ongerechtigheid; hy had 'er zich op toegelegd, toen hy nog in Afrika was, om zich, gelyk hy het uitdrukte, zoo hoogmoedig als moogelyk was te maaken. Vóór zyn vertrek uit Engeland was zyn hoogmoed, zoowel als zyne wraakzucht, zeer verzacht; beiden waren nu in zyn oog
| |
| |
onredelyk en haatelyk geworden. Zyn geloof aan toovery had geheel uitgediend, en hy scheen wegens zyn toekomstig lot bevreesd, en wantrouwend jegens zich zelf te zyn. Zyne leevenswyze was zuiver; hy had zich reeds te Sierra Leone met alle moeite van den drank onthouden, en, toen hy in Engeland was, toonde hy een leevendigen afschrik te hebben van aanstootelyke gesprekken, en allerlei soort van ondeugden; het welk, byzonder omtrent den tyd van zyn vertrek, door eenige uitmuntende en onloochenbaare daadzaaken kenbaar wierd. Dat hy de Godsdienstige waarheden kende, kan men reeds eenigermaate uit het boven aangevoerde besluiten; hy had groote achting voor de Leeraars van het Christendom, die hy in menigte uitnoodigde, om met hem naar zyn vaderland te gaan; hy had ook eerbied voor de Heilige Schrift, met welke hy zeer bekend geworden was, en sprak over Godsdienstige onderwerpen met veel openhartigheid en eenvoudigheid. Daarby was hy vry van alle mystiekery en geestdryvery. Naar de berichten van den leeraar, dien hy in den laatsten tyd had, scheen hy in alle opzichten de grootste vorderingen te maaken, toen het bericht van den dood zyns Vaders, Koning van Naimbanna, kwam, en hem in aller yl naar Sierra Leone te rug riep. Wanneer men de treurige gesteldheid van zyn vaderland, in den tyd, dat hy hetzelve verliet, en daarby de verandering, die hy nu ondergaan had, bedenkt, zoo moesten noodwendig de veelvuldige nieuwe plichten, die nu van hem gevorderd wierden, hem voor oogen zweeven, en hem by zyn vertrek met angst vervullen. Eenige dagen vóór zyne inscheeping, sprak hy met zyne vrienden in Engeland veel over zyn gedrag by zyne aankomst in Sierra Leone, en hy toonde daarby, dat geen persoonlyk offer, zoo het Christendom dat vorderde, hem te zwaar zoude zyn.
(Het Vervolg en Slot hierna.)
|
|