| |
Beschryving van den brandenden berg van het eiland Vulcano.
Door den Abbé Spallanzani.
Gelyk een reiziger, boven van een hoogen toren, in een oogenblik den omtrek van eene groote Stad afmeet, en derzelver paleizen en huizen telt, dus kan hy ook van den top van het gebergte della Guardia, een der hoogste van het Eiland Lipari, het nabuurig Eiland Vulcano, van alle kanten, naauwkeurig overzien. My op dit gebergte plaatzende, kon ik niet alleen onderscheiden de strekking der rotzen en stranden, uit welke dit Eiland bestaat, maar ook de gedaante van de vuurkommen der brandende Bergen van hetzelve, wier grootste zich opdoet in de gedaante eener geknotte Kegel. Geduurende den dag kon men zeer duidelyk de witte dampen zien, die daar uit opreezen: terwyl de omringende dampkring by nacht een roodachtigen glans te rugge kaatste. Inzonderheid zag men ook de vereeniging van het grooter Eiland met het kleiner Volcanello, 't geen 'er voorheen van afgescheiden was, door eene zeeëngte, welke naderhand door eene geweldige uitbarsting wierd gevuld, en, aan weerskanten eener smalle zandige strook, twee havens maakte, wier eene de Oostelyke, en wier andere de Westelyke haven wordt genoemd.
Na dus de algemeene eigenschappen van dit Eiland onderzogt te hebben, zogt ik meer naauwkeurige onderrichtingen dienaangaande te bekomen, door het met eene boot
| |
| |
rond te roeijen. De omtrek van hetzelve is ongeveer elf mylen; vindende men daarin alomme de spooren van den onderaardschen brand, van welken de verspreide Lavas, de Emerauden, de tot glas gesmolten steenen, de puimsteenen, enz. tot getuigen verstrekken. Het klein Eiland Volcanello, hetgeen met het grootere, door een laage zandige landtong, is vereenigd, heeft de gedaante van een schuinen driehoek, van welken twee zyden door de zee worden bespoeld. Het strand bestaat hier uit verscheidene laagen van Lavas, die ettelyke voeten dik, en door de aanspoelende zee glad zyn afgesleeten, zo dat het als een steile muur uit den afgrond opryst. Deeze Lavas zyn oorsprongelyk uit de byna uitgebluschte vuurkom van Volcanello; zynde de holligheid, ter dikte van veele voeten, gevuld met de aarde, welke de regens van het hoogere gebergte met zich gesleept hebben. Zo de afgrond niet weder openberst met eene nieuwe woede, zullen, denkelyk, door eene verdere opvulling, de spooren van het fornuis eens brandenden Bergs allengskens verdwynen. Dat, ondertusschen, alhier wel eens eene nieuwe uitbarsting zou kunnen plaats hebben, blykt uit den zwavelachtigen damp, die zich uit verschillende scheuren rondom het uitgebluscht fornuis ontlast; zodat men by nacht zelfs dikwyls de vlam daar uit ziet slaan. Door dit overschot van den onderaardschen brand is het aardryk hier vry heet, en bezet met zwavelachtige omkorstingen.
Van Volcanello begaf ik my naar eene grot in de nabuurschap, uit welke een meirtje van heet water gebooren wordt, het geen verscheidene goede geneeskundige eigenschappen bezit, en uit het welk de vaste lucht met zo veel geweld wordt voortgedreeven, dat zy de ademhaaling ongemaklyk maakt. Van hier leidt de weg, die tot dus verre gemaklyk was, steil naar boven, naar de groote vuurkom van den brandenden Berg van Vulcano. Met moeite klom ik door de Lavas, en half of geheel in glas veranderde puimsteenen, naby den rand, toen eenige met zwavel bekorste gaten myne aandagt tot zich trokken, door den zwaveldamp, die 'er uit wierd voortgedreeven. Wat hooger kwam ik op eene vlakte, op welke ik niet zonder schrik wandelde, dewyl de heete grond onder my beefde, en ik een aanmerkelyk onderaardsch gedruis hoorde, 't welk my te kennen gaf, dat ik hier maar door eene dunne zoldering van den brandenden afgrond was gescheiden. Nog iets hooger klimmende,
| |
| |
kwam ik op eene nieuwe vlakte, die veel grooter en met eene dikke zandlaag bedekt was, langs welke ik my naar eene nieuwe hoogte begaf, van waar ik den rand van het groot fornuis kon beklimmen, en de geheele holligheid overzien. Behalven de holte van den Etna, ken ik geen brandend fornuis van eene zo groote en majestueuze gedaante; hebbende de oppervlakte ongeveer de grootte van eene vierkante myl, met een eironden omtrek, wiens grootste middellyn van het Zuidoosten naar het Westen loopt.
Na den omtrek van de vuurkom te hebben rondgewandeld, bekroop my de lust, om tot in de diepte neder te klimmen. Ondertusschen bezat ik geen moeds genoeg, om deeze bedenkelyke reis alleen te onderneemen. Vier Liparotische Zeelieden, die my tot hier toe verzeld hadden, hoorden naauwelyks myn voorstel, om verder te gaan, of zy weigerden zulks uitdruklyk, dewyl, huns oordeels, deeze onderneeming met het grootst levensgevaar verzeld was: gelyk, zo zy zeiden, voor eenige jaaren was gebleeken, door het ongeluk van een waaghals, die dit ondernomen had, maar nooit weder was te voorschyn gekomen. Dus wierd ik wel genoodzaakt, weder naar Lipari te keeren, zonder myn oogmerk te kunnen bereiken. Ik vleide my, dat ik hier gemaklyk iemand zou kunnen vinden, welke dien tocht met my zou willen doen. Doch de eenigste, welke zich hier toe opdeed, was een Calabrische Bandiet, die, na hier toe verlof van den Gouverneur van Lipari te hebben bekomen, onder toezegging van eene groote belooning, zich met my derwaards op reis begaf.
Zonder moeite klommen wy aan den Zuidwestkant der holte naar beneden, dewyl de rand aldaar eene gemaklyke helling had, terwyl dezelve anderzins van alle kanten lynrecht nederdaalde, en dus geheel onbeklimbaar was. De bodem, die met zand bedekt was, had ongeveer de oppervlakte van het vierde deel eener vierkante myl. Naauwelyks bevond ik my hier, of ik bespeurde, dat de grond, op welken ik wandelde, merkelyk gevaarlyker was, dan de vlakten, over welke ik voorheen gegaan was. Het onderaardsch gedruis was hier oneindig sterker, en de grond was alomme vol scheuren, uit welke de zwaveldampen met een groot gedruis wierden voortgedreeven. Wanneer ik met de hand aan deeze stroomen kwam, voelde ik het geblaas zeer duidelyk te- | |
| |
gen dezelve, terwyl eene daar nevens gehouden kaars door den stroom wierd uitgebluscht, doch ook weder dikwyls, door den daar mede verzeld gaanden brandenden zwaveldamp, wierd aangestooken.
De trillende bodem, op welken ik wandelde, was zo heet, dat myne voeten zulks op den duur niet konden verdraagen; 't geen my verplichtte, van tyd tot tyd op de groote stukken Lava te klimmen, die herwaards en derwaards verspreid lagen, en door hunne dikte minder heet waren. De hier by komende verstikkende zwaveldamp maakte het my zeer bezwaarlyk, om deeze vlakte geheel rond te gaan, 't geen ik echter volbragt. Doch midden over de vlakte was zulks niet te waagen; zynde dezelve aldaar voorzien met eene verhevenheid van ongeveer vyf-en-veertig voeten in den omtrek, welke overal met gaten doorboord was, waar uit de zwaveldamp met meer geweld, dan elders, wierd voortgedreeven. Voorts was hier de hette van den grond onverdraagelyk, en toen ik mynen voet op den rand der verhevenheid zette, voelde ik eene beeving als van eene veerkragtige plank; waar uit bleek, dat het gewelf van den brandenden afgrond hier zeer dun, en niet geschikt was, om zwaare lichaamen te draagen. Een zwaare steen, op deeze plaats geworpen, verwekte een ontzettend gedruis in den afgrond, 't geen men geduurende eenige seconden kon hooren.
Aan den Westkant deezer vlakte vond ik eene grot, die niet minder aandagt verdiende; dezelve was ongeveer honderd en tien voeten hoog, en twee honderd en vyftig voeten breed. Behalven de menigvuldige vulcanische voortbrengzels, die men hier by elkander vond verzameld, verdiende niets meerder aanmerking, dan eene dikke kolom van zwaveldamp, die hier uit den afgrond voortkwam, en die met denzelven eene onmiddelyke gemeenschap scheen te hebben; dewyl de steenen, welke men midden in deeze grot wierp, zonder eenig bespeurbaar geluid, in den gloed der onpeilbaare diepte nedervielen.
Het gedeelte van het Eiland Vulcano, 't geen tegen over Lipari legt, is onvruchtbaar; maar dus is het niet gelegen met den Zuidkant en den Westkant van dit Eiland; zynde hetzelve aldaar begroeid met verscheidene zoorten van boomen en gewassen. De stoffen, welke aan dien kant door den brandenden Berg zyn uitgeworpen,
| |
| |
schynen van een weekeren aart geweest te zyn, dan de overige, waar door zy gemaklyker die vergruizeling hebben ondergaan, welke noodig was, om aan de wortelen der plantgewassen het noodig voedzel te verschaffen.
Gelyk de zeelieden van Stromboli hunnen brandenden Berg raadpleegen, eer zy in zee gaan, dus neemen de inwooners van Lipari de houding der dampen waar, die boven den hun nabuurigen Berg van Vulcano hangen: waar uit zy, naar hun voorgeven, het schoon of slegt weder voor den volgenden dag, en den wind, die dan waaijen zal, kunnen voorzeggen. Men vindt by de Ouden nog veel glansryker beschryvingen aangaande de weerkundige voorzeggingen, die uit de verschynzels van deezen brandenden Berg konden worden getrokken. Als de wind uit het Zuiden moest waaijen, dan wierd de Berg bedekt door een donkeren nevel, die het gezicht op Sicilien verhinderde: was 'er een Noorden wind te wagten, dan brandde de Berg zeer helder, met een ontzettend onderaardsch geloei. De tekenen, die een Westen wind aankondigden, hadden iets van de beide gemelde verschynzelen. Voorts gaf de verscheidenheid van het onderaardsch geluid, der uitbarstende vlammen, enz. een aantal van tekenen aan de hand, uit welke men, drie dagen vooraf, weeten kon, welken wind men te wagten had. Dit alles vindt men ten minsten dus vermeld by polybius, wien de laatere Schryvers woordelyk hebben afgeschreeven. Ondertusschen komt deeze voorzegkunde, welke den Griekschen Schryver denkelyk door zeelieden was medegedeeld, zeer weinig overeen met de hedendaagsche verschynzels van den Vulcano: het zy, dat de brandende Berg thans in eene zoort van werkeloosheid is vervallen; het zy, dat alle voorzeggingskunde meer gegrond is op vergrooting en ligtgeloovigheid, dan wel op het getrouw getuigenis der ondervinding.
|
|