Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief aan de schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, over een onbekenden steen met een opschrift.Ulieden, hoewel laat, nochtans welmenend, dankbetuigende voor de spoedige plaatsing van mynen aan Ul., in dato 26. Juny 1797, toegezonden Brief, betrekkelyk den daarby vermelden Steen, met het Opschrift:
LVOLVSI PHASIS.Ga naar voetnoot(*).
kan ik niet afzyn om insgelyks by dezen erkentelyk te zyn aan de deelneeming van den Schryver van het antwoord en daarby gevoegde uitlegging, te vinden in No. 11, pag. 470, van het Mengelwerk van Uwl. alom geacht Maandwerk voor 1797, en getekend C.J.A. Ik zal my niet vermeeten die uitlegging te verwerpen, maar heb alleen de pen opgevat, om, in 't duister warende, een doel te treffen, waar de zo bereidwillige C.J.A. zich misschien met my zal kunnen vereenigen: hier toe verzoeke ik Uwl. | |
[pagina 549]
| |
medewerking en het oordeel van mynen onbekenden Kunstvriend. Onlangs de Antiquae Inscriptiones, quum Graecae, tum Latinae, (a M. Gudio collectae & a F. Hesselio editae doorbladerende, vond ik meermalenGa naar voetnoot(*) den naam van eenen l. volusius, en daarby in aanmerking nemende het gewone vota solverunt, deed in my de gedachten opkomen, of ook wel de Inscriptie op deze wyze konde worden uitgelegd:
L. VOLusio Vota Solverunt Incolae PHASIS. dat is: De Inwoners van Phasis hebben (hiermede) aan L. Volusius hunne gelofte voldaan.
Dit votum solvere is niet vreemd aan veele oude gedenktekens, en bedoelt eigentlyk, dat hem, ten wiens nagedagtenis zodanig gedenkteken wierd opgericht, bevorens eene of andere gelofte gedaan was, wanneer hy ten nutte van 't Vaderland of zyne Medeburgers iets van belang verrigten, of een zekere zaak van aangelegenheid tot een gewenscht einde mogt brengen, en bestaande, ten opzichte van dezen L. Volusius, in het oprichten van dat Gedenkteken, waarvan ik veronderstelle deze Steen een gedeelte uitgemaakt te hebben. Hier uit volgt natuurlyk de vraag, wie deze L. Volusius geweest zy, en welke betrekking hy met de Stad Phasis gehad hebbe, of welke de oorzaak geweest moge zyn, waarom hare Inwoners hem enig Gedenkteken hebben waardig geacht of opgericht? - Dit echter te beantwoorden is, om meer dan ééne reden, ondoenlyk: vooreerst heeft ons de Geschiedenis zo weinig van de Stad Phasis nagelaten, dat wy omtrent slegts hare ligging weten; en ten anderen kunnen de verdiensten van L. Volusius wel gelegenheid gegeven hebben tot eene opentlyke dankbaarheid voor de Inwoners van Phasis in 't byzonder, zonder nochtans verder in die aanmerking te kunnen komen, dat men dezelve ergens by de oude Geschiedschryvers geboekt vindt. De meerdere tusschen-ruimte tusschen de laatste V en S der bovenste regel, (waarvan ik in mynen voorgemelden Brief gewag make,) af te meten naar die tusschen de overige letters, zoude ik in dit geval oordeelen door toevalligheid ontstaan te zyn. Ik onderwerpe deze uitlegging, als ook de naamlezing van L. Volusius, aan Uwl. oordeel en dat van mynen meergemel- | |
[pagina 550]
| |
den Kunstvriend C.J.A., en hope dat enig antwoord, door middel van dit Maandwerk, de gedachten hier over zal doen kennen aan
Ul. bestendigen hoogachter, J.A.N. den Haag, den 25 September 1799. |
|