Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet algemeen character en de zeden der inwoonderen van Noord-Wales, heden ten dage, vergeleeken met dat der oude bewoonderen.(Ontleend uit A Walk through Wales in Aug. 1797. By the Rev. richard warner of Bath.)
Wy hebben eindelyk Noord-Wales verlaaten; een Land, 't welk ons de hoogste voldoening geschonken heeft. Deeze voldoening, egter, ontstaat even zeer uit | |
[pagina 534]
| |
zedelyke opmerkingen, als uit de natuurlyke voorwerpen; even zeer uit de beschouwing van de Zeden en Deugden des Volks, als uit de veelzins grootsche tooneelen, welke het land, door hun bewoond, oplevert. Ik zal myne poogingen inspannen om u het algemeen Character en de Zeden der Inwoonderen te leeren kennen, en die vergelyken met de spooren, welke wy wegens de Oude Bewoonderen, in Schryvers van vroegere Eeuwen, aantreffen. Wanneer wy het Character gadeslaan der Inwoonderen van Noord-Wales, bevinden wy, dat 'er weinig verandering in heeft plaats gegreepen, geduurende het verloop van Achttien Eeuwen; en, indien wy eenigzins rekening maaken, gelyk zulks geheel billyk is, op de Beschaafdheid, welke de voortgang des Gezelligen Leevens natuurlyk op byzondere Persoonen te wege brengt, zullen wy zien, dat de tegenwoordige Bewooner van Merioneth, en Caernavonshire, zo wél getroffen is door het penseel van diodorus, caesar, strabo en livius, als of zy het heden ten dage gemaald hadden. De hedendaagsche, gelyk de oude Celt, is lang en sterk van persoonGa naar voetnoot(*); zyne houding is opregt en open; zyn vel en kleur schoon en bloozendGa naar voetnoot(†); hy heeft blaauwe oogenGa naar voetnoot(‡), en zyn hair is geelkleurigGa naar voetnoot(§). - Gelykt hy dus in persoon en gestalte na den ouden Celt, hy wykt, wat de zielsgesteltenisse betreft, even min van hem af. Openhartigheid en Opregtheid maaken uitsteekende hoedanigheden uit in het Character der tegenwoordige Bewoonderen van Wales; deeze werden ook ten toone gespreid door de oude Celtische VolkenGa naar voetnoot(**). - Hunne Gastvryheid is my, in veelvuldige gevallen, by het doorreizen gebleeken aan hun gul onthaal; onder de Ouden | |
[pagina 535]
| |
stonden zy met roem bekend van wegen die beminnenswaardige hoedanigheidGa naar voetnoot(*). - Die ligtgeraaktheid, zo zigtbaar by de hedendaagsche Bewoonderen deezes oords, welke zich vertoont in hevige, doch schielyk voorbygaande, vlaagen van driftvervoering, en zo menigmaal geschillen, niet zelden bloedig geëindigd, baart, deedt de Celten aanhoudend in kryg en doodslag leevenGa naar voetnoot(†). - Volkshoogmoed is een welverschoonbaar gebrek deezes Volks: naardemaal 't zelve alleen ontstaat uit eene overmaate van loflyke aandoeningen, en zy schynen dezelve by erfenisse te hebben van hunne Celtische Voorvaderen, die hooger van zichzelven gevoelden, dan de beschaafde Volken, rondsom hun, wilden toestaan dat zy met regt mogten doenGa naar voetnoot(‡). Ik heb gelegenheid gehad om aan te merken, dat een Geest van Godsdienstigheid onder de Bewooners van den geringsten stand in Wales heerschtGa naar voetnoot(§), welke een character-tekenende voegelykheid van Zeden onder dat Volk te wege brengt. Deeze Godsdienstigheid is nogthans zeer besmet met Bygeloof; de waan van Geesten en Geestverschyningen heerscht 'er zeer algemeen. De naamen, aan veele Bergen en Rotzen gegeeven, wyzen uit, dat dezelve aangemerkt worden als de verblyfplaatzen van ondergeschikte verstandlyke WeezensGa naar voetnoot(**). Hier van is reden te geeven, misschien niet zo zeer uit hoofde van de ligtgeloovigheid, natuurlyk eigen aan een onkundig Volk, als wel uit de omstandigheden van het tooneel, waarop zy zich geplaatst vinden; de naargeestigheid en woestheid van 't welke, gevoegd by de zonderlinge en treffende veranderingen in het voorkomen, waar aan zy onderhevig zyn, eene kragtdaadige strekking hebben om 's menschen hart (natuurlyk vreesagtig) met bygeloovige vrees en grillige denkbeelden te vervul- | |
[pagina 536]
| |
len. Gelyksoortige omstandigheden veroorzaaken gelykvormigheid van Zeden. Van hier is het, dat hunne Broeders, de Schotsche Hooglanders, ten deezen opzigte, dezelfde gevoelens met de Inwoonderen van Wales omhelzen. De Schimmen der Afgestorvenen, de Geesten van het Gebergte, van de Rotzen, en de Winden, maaken een groot gedeelte uit in de Poëzy van het Noorden. Eenige der treffendste plaatzen van ossian hebben den oorsprong in deeze Volksvooroordeelen. De Vrouwen in Wales hebben heden ten dage nog behouden die schoonheid van gelaat, welke de Schryvers der Oudheid tot lof van haare Celtische Moederen deedt spreekenGa naar voetnoot(*). Zy zyn middelmaatig van grootte en welgemaakt, juist gevormd naar den smaak van anacreonGa naar voetnoot(†). Haare oogen zyn zwart en helder schitterende; haar vel is blank, haare tanden zyn wit. Schoon 'er eene voegelyke maate van evenredigheid in de gestalte plaats hebbe, zyn zy in 't oog loopend kloeker dan de Vrouwen in het Zuiden van Engeland, en hebben een goed erfdeel van die sterkte, welke diodorus als iets onderscheidends in de Celtische Vrouwen opgeeftGa naar voetnoot(‡). De Kleeding der Vrouwen in Wales is overal volmaakt dezelfde, en bestaat uit een rok van flanel, hier te lande gemaakt, blaauw of gestreept; een jak met wyde mouwen van dezelfde stoffe, doch meestentyds van eene donkere kleur; een breede halsdoek, die over nek en schouderen komt; een nette muts, en een beverhoed. By regenagtig en koud weder slaan zy een langen blaauwen mantel om, die tot beneden de knieën hangt. Uitgenomen by feestlyke gelegenheden, gaan zy zonder schoenen of koussen. - Der Mannen Kleeding bestaat uit een rok, kamisool en broek van inlandsch flanel; de broek is gaapend open aan de knieën, en de koussen (want de Mannen draagen ze doorgaans) zyn onder de knieën vastgemaakt met roode banden. | |
[pagina 537]
| |
Beide Mannen en Vrouwen zyn leevendig van aart, vrolyk, en schrander; by hun bespeurt men niets van dat neerslagtige en kwynende, 't welk zich by het arbeidend gedeelte des Volks in Engeland zo zigtbaar opdoet. Hunne behoeften zyn weinig, en dus gereed voldaan. Een weinig melk, welke hun eigen Berg-geit hun verschaft, of die zy van hunnen hupsen Buurman krygen, een meelkoek en een weinig aardappels, verschaffen hun den maaltyd, welken zy verlangen, en die hun voldoet. - Onbedorven door den ommegang met de beschaafde Wereld, blyven zy denken en handelen volgens de voorschriften der Natuure. Bepaald tot hunne eigene Gebergten, zyn zy geen getuigen van tooneelen, waar ryklykheid en verkwisting heerscht: zy gevoelen geen nydige aandoeningen, ontstaande uit de vergelyking tusschen hunne schraale omstandigheden en den overvloed van anderen. Zy zien rondsom zich, en bespeuren niets dan noeste werkzaamheid, en armoede die geen klagten uitstort. In deezen anders zo vergeeten hoek der wereld bezogten wy, in 't voorbygaan, de eenvoudige, fraaije en schilderagtige woonplaats van Mevrouw eleanor butler en Miss ponsonby, die, toen haare schoonheid met den volsten luister der Jeugd praalde, moeds genoeg bezaten, om de met bloemen bestrooide, maar helaas! zo gevaarlyke paden van hedendaagsch heerschende losbandigheid te verlaaten, om deugdzaam, onschuldig en gerust te leeven in de schaduw van Llangolle Valei. |
|