zynen post by de Dieren waar. Geen een derzelven scheen deeze verandering op te merken, dan alleen de Leeuw, die, treurig, eenzaam, by aanhouding achter in zyn hok bleef liggen, en de bezorging des vreemdelings niet wilde ontvangen. Deszelfs tegenwoordigheid was hem haatelyk, en uit het diepste van zyn hok deed hy een dreigend en dof gebrul hooren. Zelfs het gezelschap van zyn wyfjen mishaagde hem, of ten minsten sloeg hy 'er geen acht op. De ongerustheid en het inwendige lyden van dit Dier deeden gelooven, dat hy waarlyk door ziekte was aangetast; maar niemand dorst hem naderen. Eindelyk verscheen de dag, waarin felix, hersteld zynde, uitging om hem te bezoeken. Hy wilde zich vermaaken met den Leeuw te verrassen, en zachtjens langs de zyde van het hok gaande, bragt hy alleen het hoofd tegen de tralien. Hem te zien en eenen sprong tot aan hem te doen, was slechts eene en dezelfde beweeging voor den Leeuw; hy sprong by felix op, drukte hem met zyne pooten, likte hem de handen, het aangezicht, en brulde van vreugde. Het wyfjen kwam ook vrolyk aanloopen; maar de Leeuw stiet haar weg, werd gemelyk, en vreesde, dat zy hem de liefkoozingen zou onttrekken, waarover hy jaloers was. Zy waren op het punt van in twist te geraaken; maar felix trad in het hok om beiden genoegen te geeven. Hy streelde hen beurt om beurt, en ontving beurtelings hunne liefkoozingen.
Dikwyls ziet men den Burger felix tusschen dit verschrikkelyke paar, welks macht hy heeft geweten te beteugelen; hy verkeert dan eens met het mannetjen, dan weder met het wyfjen, streeltze en kustze op den muil. Wil hy dat zy van elkander scheiden, en elk in zyn hok ga? hy heeft slechts een woord te spreeken. Begeert hy dat zy achterover gaan liggen, om aan de omstanders hunne met vreeslyke klaauwen gewapende pooten te toonen, en hunne met dreigende tanden bezette muilen? op het minste teken werpen zy zich op den rug, reiken inschikkelyk hunne pooten toe, den eenen na den anderen, openen den bek, en verkrygen tot belooning de gunst van hem de hand te likken.
Deeze beide machtige Dieren, vyf en een half jaaren oud, zyn van ééne moeder, te gelyk geboren, en hebben altoos te zamen geleefd. De hokken, waarin zy hier zyn opgesloten, hebben onderling gemeenschap.