Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 524]
| |
Verdediging van het antiphlogistisch scheidkundig systeem, inzonderheid van de samenstelling van het water, ter beantwoording der hierover voorgestelde Vraagen, in No. 7 van dit Maandwerk.
| |
[pagina 525]
| |
dere wyzigingen, zal moeten worden toegeschreven, dan aan een verschil van ongelyk zware luchtsoortenGa naar voetnoot(*). Wat de vyfde Vraag betreft, of men, namelyk, uit ene volstrekt droge aarde lucht kan doen ontwikkelen, zo zie ik niet, hoe dezelve met het Lavoisieriaansch Systeem in enig verband staat; zonder van de aan zo vele kibbelingen onderhevig zynde eisch ‘in den volstrektsten zin droog’ te spreken. Alle vaste lichamen zyn niet geschikt, om zich met het Calorique tot een bestendig luchtformigen staat te verbinden, en gene der aardsoorten ondergaan deze vereniging. Dan - gy zult misschien willen, dat men uit de Heterogene delen, of zodanige stoffen, welke zich met ene, in den volstrektsten zin, droge aarde verbonden mogten hebben, ene lucht- of gassoort te voorschyn brenge; en als dan zal zich lucht ontwikkelen, zo spoedig bruinsteen, of andere metaalkalken, met aarde verbonden zyn, en dezelve aan ene grote hitte worden blootgesteld; doch de aarde doet dan niets ter zaak. Uit de reeds vooraf ter nedergestelde eigenschap van alle konstluchten, om het water op te lossen, antwoord ik op uwe zesde Vraag, dat alle lucht, door gisting, opbruissching, of hoe ook gekregen, water opgelost houdt; maar hieruit volgt geensins, dat het vogt, het welk by de verbranding van gaz oxygene en hydrogene ontstaat, alleen het voorheen opgeloste water is. Dan immers moest 'er ene vernietiging door de verbranding van deze luchten ontstaan, gelyk de Heren goettling in Jena, en trommsdorff in Erfurt, by het verbranden van Phosphorus in levenslucht, dezelve geheel geabsorbeerd gezien hebben: om dat het oxygene, voorheen door het Calorique in enen luchtformigen staat gebracht, zich met den phosphorus verenigde, en het phospher-zuur daarstelde. En hoe konde ook anders het verkregene vogt ene gelyke zwaarte met de verbrande luchten hebben, gelyk toch de uitkomst in duizendmalen herhaalde proeven geleerd heeft? Het door de verbrande luchten ontstaande water heeft dus wel degelyk van te voren een aanwezen gehad; niet als water, maar in zyne byzondere bestaandelen, en deze met de warmtestoffe verbonden, in enen luchtformigen staat. Is dan nu deze waterforming meerder vreemd dan die van de luc? Levert natuur en konst | |
[pagina 526]
| |
geen duizenden herscheppingen op, die niet minder wonderlyk zyn? ‘Het zoude in de natuur toch iets aanmerkenswaardigs zyn, zegt gy, dat 'er ene lichamelyke, tastbare, enigzins samenpersbare vloeistoffe zoude geboren worden uit iets, welk geen lichaam ware.’ Dit zoude voorzeker allerwonderlykst zyn! Maar wie heeft ooit het gaz hydrogene en oxygene, of deze grondstoffen alleen, voor een onlichamelyk wezen gehouden? Gene, voorzeker, der nieuwere Scheidkundigen. Het water ontstaat, volgens hen, uit iets, het welk voorheen reeds een wezen en een lichaam was. ‘Welk een verbazende voorraad van waterstof-gas en zuurstof-gas moest 'er, by den aanvang aller zaken, niet voorhanden zyn geweest, om die verbazende hoeveelheid waters voort te brengen!’ Men zoude hieruit haast besluiten, dat ge het gevoelen der aloude Wysgeren toegedaan waart, en de eeuwige aanwezenheid der Stoffe verdedigde! Waarom deze vraag hier meer, dan by alle andere voortgebrachte schepselen? Waarom te stellen, dat het water, by de wording aller dingen, door de vooraf geschapene grondstoffen is samengesteld? en niet terstond als water geschapen? Ofschoon nu, ten zevenden, tegen de oplossing van girtanner veel mogt kunnen worden ingebracht, zo is echter een gelyk gewigt van water met de verbrande luchten, naar myne gedachten, al een zo tast- en zichtbaar bewys voor de samenstelling van het water, als 'er voor de verklaring van enig verschynsel der natuur of konst gegeven kan wordenGa naar voetnoot(*). Maar hoe kunt gy met mogelykheid begeren, dat uit een zelfde water, zonder bydoen van een andere stoffe, de twee verschillende luchten zullen worden daargesteld? Hoe kunnen twee, door verwandschap verbondene, lichamen gescheiden worden, dan door ene nadere verwandschap van een dezer met een derde? Dit is voorwaar ene algemene wet, waarop de gehele synthesis en analysis der Scheidkunde zich grondvest! Alle lichamen zyn in hunne bestaandelen onzeker, zo uwe eisch gegrond is. Daar men door nadere verwandschap van de zuurstoffe met andere lichamen door konst het water ontbindt, zonder nog een lichaam te kennen, het welk zich, door | |
[pagina 527]
| |
nadere verwandschap, met het Hydrogene verenigt, zo schynt toch in de natuur by den groei der planten dit plaats te hebben; het Hydrogene verbindt zich met dezelve, en het Oxygene, ene nieuwe vereniging met de luchten warmtestoffe ingegaan hebbende, formt zuivere lucht; gelyk de proeven van ingenhouz, senebier, priestley, en honderd andere, overvloediglyk geleerd hebben. Leveren dan nu deze werkingen van natuur en konst gene bewyzen genoeg op voor de samenstelling en ontbinding van het water? Kan 'er iets meer op daadzaken, op ondervindingen, gegrond worden? Ook hebben paats van troostwyk en deiman door Electrieke vonken het water tot de twee verschillende gassoorten geformd. Gy stelt voor u vast, dat de hete stoom, by den doortocht door ene gloeiende yzeren buis, enige phlogistische deeltjes van het yzer tot zich neemt, en daar door als brandbare lucht verschynt; hoe Hypothetisch is dit! Van waar dan de meerdere zwaarte van het yzerGa naar voetnoot(*)? Of kan een lichaam door vermindering van stoffe in zwaarte toenemen? of zyn deze phlogistische deeltjes gene bestaandelen van het yzer? zo vraag ik, op myne beurt, hoe kan iets, dat geen bestaandeel van enig lichaam is, of tot hetzelve chemisch of physisch behoort, een byzonder bestaan aan een ander wezen geven? Het is waar, de zich als dan met het yzer verbindende zuurstof kan ook op zich zelven niet worden daargesteld; maar wordt niet de verkalking der metalen, de verbranding, de werking van de lucht op het bloed by de ademhaling, enz. duizendmalen meer bevredigend verklaard door ene verbinding van het Oxygene met deze onderscheidene lichamen, dan door het beroven aan deze van een phlogiston of phlogistische deeltjes? daar de toe- | |
[pagina 528]
| |
neming in zwaarte toch pleit voor vermeerdering, en niet voor vermindering, van stoffe of bestaandelen! De stelling, dat de luchtsoorten vóór de verbranding volkomen droog zyn geweest, is niet verbonden aan het nieuw leerstelsel; integendeel, meest alle omhelzen de oplossings-theorie, en beschouwen alle gassoorten als ware oplosmiddelen van het waterGa naar voetnoot(*). Men zal u zeggen; ‘hoe uit twee drogen, (want niettegenstaande deze luchtsoorten altoos met water bezwangerd zyn, zo ontstaat toch by de verbranding het vogt ook uit twee drogen, d.i. ondruipbare zelfstandigheden;) “hoe uit twee drogen één nat kan te voorschyn komen.” Daar men noch het Oxygene, noch het Hydrogene voor zich zelven kan daarstellen, waarvoor het ook misschien even min, als de warmtestoffe, Electrieke- en magnetische stof, zal vatbaar zyn, zo kan derzelver wezentlyke natuur niet bepaald worden; maar voor twee droge stoffen gehouden, is het dan meer onmogelyk, dat deze, onderling op het nauwst verbonden, een vloeistoffe daarstellen, dan dat het water - ja de meeste, of alle vloeistoffen, by ene genoegzame vermindering van warmtestoffe, tot vaste droge lichamen overgaan; en zo omgekeerd, by vermeerdering van warmtestoffe: of dat sneeuw en zout, by ene koude van zelfs 17 R. graden, welke zy daarstellen, nogthands vloeibaar worden? of dat het water in ene vaste gedaante in de zoutkristallen zich bevindt? Maar verder; Phosphorus, in levenslucht verbrand, maakt phospherzuur, zeer wel te verklaren naar de nieuwere Scheidkunde; maar waar blyft het water, het welk, naar uwe gedachte, ook hier moest ontstaan? het zy gy de lug's Systeem, of dat der Oplossing, toegedaan zyt? De luc zegt in dezenGa naar voetnoot(†): “het water is in de overgeblevene stof onder ene vaste gedaante;” en een weinig verder: “het water is, namelyk, gelyk elke vloeistof, uit delen van een vast lichaam saamgesteld, die met ene zekere hoeveelheid van vuur verbonden zyn.” | |
[pagina 529]
| |
Op deze wyze vindt men het water in alle drie ryken der natuur, en in 't byzonder in de metaalkalken.’ Ja - gren zegt, (het Stahliaansch Leerstelsel nog toegedaan zynde,) dat het voorzeker door niemand voor onmogelyk gehouden zal worden, ‘dass sich wasserdurst in der glühehitze figire, und zum fester stoff werdeGa naar voetnoot(*).’ Hartshoorn, 40 jaren bewaard, en aan metaal in hardigheid en droogte gelyk, gaf by ene destillatie ⅓ gedeelte waterGa naar voetnoot(†). Vaste lichamen zyn zeker droog, (gelyk 'er hier van gesproken wordt:) hoe kan het u dan zo onbegrypelyk voorkomen, dat uit twee drogen één nat ontstaat? gelyk gy uit het bygebrachte zien kunt, dat men, volgens het Stahliaansch Leerstelsel, dikwerf tot zulke metamorphozen besluiten moest. De verandering, op eenigerlei wyze, van water in lucht, en van lucht in water, volgens de luc, zal toch zeker niet minder vreemd zyn! Dat de beide luchten juist zo veel zwaarte gehad hebben, als het verkregene vogt, is, dunkt u, een duidelyk bewys, dat die luchten zo veel waters in zich ontbonden hebben gehad. Het schynt my in dezen, dat gy het Stelsel van den beroemden de luc toegedaan zyt; het water voor het ponderabele van alle luchtsoorten houdende, gelyk het vuur (liever warmtestoffe) het niet ponderabele derzelven is. Ter wederlegging van dit gevoelen strekken de op bladzyde 476 voorgestelde Verhandelingen; houdt gy echter het water in deze luchten opgelost, of slechts physisch verbonden, waar blyven dan deze luchtsoorten na de verbranding? voor vernietiging zyn ze toch niet vatbaar; en hebben zy dan zelve gene zwaarte gehad? Zo ja - hoe kan dan de zwaarte van het verkregene water met die der verbrande luchten volmaaktelyk overeenstemmen?
Gy toont van het nieuw Scheidkundig Leerstelsel volstrekt mathematische zekerheid te begeren, indien gy het zult kunnen omhelzen; gy wilt zeker, dat men het Oxygene tone, dat zich by de metalen in de verkalking, by het arteriose bloed door de ademhaling, by | |
[pagina 530]
| |
de koolstoffe in de verbranding voegt; met één woord, dat alle grondstoffen, die men in dit Leerstelsel aanneemt, voortgebracht worden, zonder hereniging met andere lichamen; maar hoe dan in de Leer der Electriciteit, der Zeilsteen, van het Licht? Moeten wy niet, gelyk cicero reeds sprak, het waarschynlykste aannemen? En zoudt ge dan, by een volkomen overwigt, niet moeten toestemmen, dat 'er oneindig minder bogten en sprongen, ter verklaring van vele verschynselen der natuur en konst, in het nieuwere Leerstelsel gevonden worden, dan in het oudere? ‘In lavoisier's theorie wordt niets veronderstellends aangenomen; maar alles wordt, met de schaal en de maat in de hand, bewezen. Waarom zullen wy dan tot een veronderstellend beginsel onze toevlucht nemen, wiens aanwezen nooit kan bewezen worden; dat men nu als zwaar, dan als ligt en niet zwaar, dan als negatif zwaar voorstelt; dat nu eens door de vaten heendringt, dan wederom 'er niet doorgaat: met één woord, waarvan men alles maakt, wat men wil?’ ‘En welke tegenstrydigheden in de leer van het phlogiston! De metaalkalken hebben het phlogiston verloren, en zyn zwarer geworden; yzer heeft minder phlogiston dan staal, en is nogthands ligter. Hoe laat zich dit verenigenGa naar voetnoot(*)?’ Is ook niet de byval van zo vele beroemde Scheidkundigen, die in het eerst met hand en tand tegen dit Systeem geworsteld hebben, een sprekend bewys voor deszelfs echtheid? Ik ben ver, - oneindig ver, om myn geloof aan enig menschlyk gezag, hoe uitstekende hunne kennis ook mogt wezen, blindelings, zonder zelfs-onderzoek en eigen overtuiging, te verbinden; maar zo nogthands gezag van anderen ergens geldt, het is dan voorzeker in dat geen, waar tegen men in 't eerst ten sterksten worstelde, en het welk men nogthands naderhand, by ryper overleg, nader onderzoek, en volkomener overweging, omhelsde. Of is het zeggen van spinoza, in dezen, gene, door de ondervinding van alle eeuwen, bevestigde waarheid, dat, zo wel in het natuurkundige als godsdienstige, eens aangenomene en lang gekoesterde denkbeelden niet anders | |
[pagina 531]
| |
dan met de grootste moeite verlaten worden? Ik hoop even min, door jeugdige loszinnigheid, het heerschende zwak dezer eeuw, al het geen nieuw is, aan te nemen, als, met een stug vooroordeel, al het geen nieuw is, te verketteren. (Want die aan het oude verbonden blyft, heeft voor gene verkettering, gelyk gy vreest, te duchten!) Het ter nedergestelde strekke ter beantwoording van uwe Vragen; terwyl ik u verzoek te gelooven, dat myne zucht zich even zeer tot waarheid uitstrekt, als het u, onbekende Vriend! daarom te doen kan zyn.
Eenrum, den 25 Aug. 1799. |
|