Beschouwing van de werken der natuur.
Groot zyn Gods Werken! Hy heeft dezelve alle met wysheid gemaakt. De aarde is vol van zyne goedertierenheid! - moet elk aandagtig Beschouwer van Gods groote en verbaazende gewrogten uitroepen. Komt dan, Natuurgenooten! verheft den roem en de magt van Hem, die de gantsche Natuur geschapen heeft, en nog daaglyks, in zo veele byzonderheden, onderhoudt en gadeslaat.
Men doe, voor 't hoog bestuur, een eeuwig danklied klinken:
Gods magt is altoos wys, Gods wil is eindloos goed!
Ja duizenden getuigen van des Scheppers pracht en sterkte, - al de Waerelden roemen het geen zyne wysbeid voortbragt; Zeeën, Bergen, Bosschen, Rotzen, zyn alle spreekende bewyzen van Gods liefde, van Gods magt.
Zouden wy, verhevenste der ondermaansche Schepzelen, alleen dan zwygen; daar Hy, de groote Bouwmeester der Waereld, overwaardig is, om, van al wat redelyk denkt, geëerd en aangebeden te worden?
Wie doet millioenen Zonnen prachtig, heerlyk schitteren? - Wie stelde paalen aan ontelbre Bollen, in hunne wonderbaare wending? - Wie anders dan Gods gebiedende Almagt? Hy, Jehova! stapelt bergen op bergen, om het geweld van den storm te boeijen, daar Hy van derzelver toppen gezondheid en verheuging af doet daalen. Hy denkt altoos om het welzyn zyner Schepzelen: het smagtend veld drenkt Hy met aangenaamen regen, en met dauw; koelt de lugt door zagte win-