| |
Bedenkingen over de zugt tot het wonderbaare.
(Uit het Engelsch.)
Het is nog niet uitgemaakt, of de Zugt tot het Wonderbaare onder het wyze of dwaaze moet gerangschikt worden; maar hier in stemt men overeen, dat deeze eene zeer algemeen heerschende hoedanigheid is, en dat weinigen zich te vrede houden met het eenvoudig verhaal eener gebeurde zaake, als zy zich eenigzins in de mogelykheid bevinden om in het ryk der verbeeldinge uit te weiden, en eene treffende uitwerking te wege te brengen, door zich te beroepen op de zinnen van de onkundigen en weinig onderrigten.
't Is deeze Zugt tot het Wonderbaare, welke zomtyds Reizigers baart, ook nu en dan Boeken van Reizigers te voorschyn brengt, welke ons doet overhellen om aan de laatste de voorkeus te geeven boven de geregelder en meer in orde geschikte beschryvingen; en die bovenal Romans aanpryst, als eene soort, van Boeken, waar in de Schryver zich ontheeven agt van
| |
| |
alle regelen, die eene waare gebeurtenis vordert in 't oog te houden; en de Leezer is zeer gereed om te berusten in een voorregt, door welks gebruik hy zich verzekerd houdt, genoeglyk ouderhouden en verrast te zullen worden.
Maar alle Menschen kunnen geen Schryvers weezen, en het is uit dien hoofde, dat, in de gezellige verkeering, de meesten zich bevlytigen om Verwondering te verwekken, door het ophaalen van lotgevallen, die, toen zy gebeurden, niets in zich hadden om ze te onderscheiden van zeer gewoone gebeurtenissen; doch die, door het behulp van een weinig bedenkens, en het inmengzel van eenige grootspraak, het voorkomen krygen van eene meerdere belangrykheid, en aller aandagt op den Verteller doen vestigen. Het zal overzulks niemand wonderbaar voorkomen, wanneer ik 'er byvoeg, dat, in zodanige gevallen, niet altoos die strikte verkleefdheid aan de waarheid bespeurd wordt, welke een verstandig man wenscht dat bewaard blyve, en een braaf man gaarne verwagt.
Zy, die zich in de gelegenheid bevonden hebben om te reizen, vindt men dikwyls dat eene geneigdheid verkrygen voor het Wonderbaare, 't welk zy mededeelen aan hunne gaapende toehoorders, met eene groote maate van voldoening aan wederzyden. Eene vaardigheid in woorden en spreekwyzen aan den eenen kant, en eene overmaate van ligtgeloovigheid aan den anderen kant, veroorzaaken dat men onderling genoegen vindt in de voordragt, schoon dit weinig vrugts kan baaren; dewyl de spreeker 'er geen vrugt van kan trekken, om dat hy weet dat hy onwaarheden opdischt, en de hoorders des verstooken blyven, vermids zy het hun medegedeelde aan den toetssteen der ondervinding niet kunnen beproeven.
Myn Buurman, Mr. mandeville, is by uitstek op het Wonderbaare gesteld; maar zo groot is zyne liefde tot de waarheid, dat hy dezelve nooit zoekt in Romans en dergelyk slag van Schriften, die, gelyk hy aanmerkt, naar het zeggen der Schryveren zelve, werken van verbeelding zyn, maar in Boeken van Reisbeschryvers, die, zyns oordeels, waarheid moeten behelzen, dewyl de Schryvers zelve zulks verzekeren.
Mr. mandeville is een oud Heer, die een Landgoed bezit. In zyne jeugd was hy verstoken van gelegenheid om te reizen, door beroepsbezigheden aan zyn huis verbonden; welke hy niet kon laaten vaaren, vóór dat de dood van een ryken Oom hem meester maakte van zyn tyd. Gaarne zou hy toen zich op reis begeeven hebben, om met eigen oogen de Wonderen te zien, van welke hy zo dikmaals geleezen hadt; gaarne hadt hy de vreeslyke Vuurbraakende Bergen in den mond gekeeken, de Pyramiden beklommen en gemeeten; doch zyne jaaren verboden hem zulke gevaarlyke tochten te onderneemen; en een verouderde Jichtkwaale ontzeide hem niet min nadruklyk de beweeging, aan verre reistochten verknogt.
| |
| |
Om dit gemis te boeten, houdt hy open tafel voor Reizigers van allerlei soort, die hem voor zyne gastvryheid beloonen met verhaalen, welke hy zo greetig aanhoort, als zy de spyzen van zyne welvoorziene tafel verslinden. Deeze Reizigers staan hooger of laager by hem in agting, niet naar den rang, welken zy in deeze wereld bekleeden, maar naar den afstand der Landen en Plaatzen door hun bezogt. En schoon 'er een tyd geweest is, dat een Heer, van Bengalen komende, het hoogst by hem te boek stondt, zou hy thans voorzeker een Nabob wel willen ruilen voor een wederkeerend Banneling uit Port Jackson. Hy heeft eenige vrees, dat de vaardigheid, waar mede men thans de Reizen na Oost-Indiën volbrengt, welhaast de Asiatische Wonderen zeer algemeen zal maaken, aan de Ganges breedte en diepte ontneemen, aan de Tygers en Hyenaas derzelver wreedheid en verscheurende kragt ontzeggen.
Wanneer Mr. mandeville een Reiziger uit verren lande gekreegen heeft, noodigt hy zyne Nabuuren om op den maaltyd deel te hebben aan het onthaal. De Vreemdeling zit als dan aan 's Gastheers rechte hand, en wordt bejegend met alle behoorlyke eerbiedenisse; en geeft de Gastheer, zeer beleefdlyk, by elk artykel, den voorrang aan 't Land, waar uit de Reiziger komt. By voorbeeld. - ‘Gy zult dit Ossenvleesch, Mr.... vry goed vinden; maar, ik weet, het haalt niet by 't geen gy t'uwent gewoon zyt. - ô, Neem wat meer van dien Visch; gy zult denzelven draaglyk eetbaar vinden; maar wy hebben zulke Koks niet als gy t'uwent. - Geef dien Heer een Glas Madera; dezelve is middelmaatig; maar ik weet gy zyt gewoon denzelven beter te drinken. - Een stuk van dien Oranjeappel, indien het u belieft; ach! wy kunnen hier geen volmaakte Oranjeappels opzetten; zy worden in deeze Lugtstreek niet door en door ryp. Gy zult deeze Appels zo vinden; maar misschien zyt gy niet gewoon zo zeer verkoelende vrugten te gebruiken. - De Hond, die daar loopt, is een vry goede hond in zyn soort; maar Dieren als deeze, wat zyn ze, in vergelyking by de veel betere, die gy t'uwent hebt!’
Op deeze wyze lokt Mr. mandeville, gelyk hy het noemt, zynen Reiziger uit, die iets meer of minder dan een Reiziger moest weezen, indien hy de uitlokkingen, om Wonderbaar te weezen in zyne berigtgeevingen, kon wederstaan. Maar, met die alles worden de verwagtingen van mynen Vriend doorgaans eer opgewekt dan voldaan; want daar hy elk alleen verzoekt, dewyl hy weet dat zy zich in vreemde landen hebben opgehouden, krygt hy dikwerf de zodanigen, die, geen bekwaamheid tot het doen van Waarneemingen bezittende, gevolglyk ook dezelve niet kunnen mededeelen. - Dit, egter, stelt hem niet geheel te leur. Zy geeven hem gelegenheid om het gebrekkige deezer Berigtgeeveren aan te vullen uit het geen
| |
| |
hy geleezen heeft, en zy krygen, by wyze van wedervergelding, dat aandeel van het Wonderbaarlyke, 't geen hy van hun verwagtte te zullen hooren; en zy staan verwonderd zo veele buitengewoone dingen te verneemen van een Heer, die nimmer gereisd heeft. - Maar misschien zouden zy, in veele gevallen, zich minder verwonderen, indien zy wisten, dat hy zyne kennis van al dat Wonderbaare te eenemaal daar aan verschuldigd is, dat hy nimmer gereisd heeft.
Altoos, nogthans, kan Mr. mandeville geen Gast uit verren Lande krygen, en een goed gedeelte van het jaar moet hy zich vergenoegen met de verhaalen van Reizigers, wier tochten zich bepaalen tot een afstand van honderd of honderd en vyftig mylen. Deeze missen in geenen deele hem en zichzelven te voldoen, door tot een verbaazenden graad van Wonderbaarheid loutere beuzelingen op te voeren, en door een zeer veel vergroot verhaal iets vreemds by te zetten aan 't geen een kind zich zou schaamen voor iets van belang uit te venten.
Thomas bragly is, in dit geval, een groot Gunsteling van Mr. mandeville. - Thomas is nimmer, in zyn geheele leeven, drie dagreizen verre van zyne geboorteplaats geweest; nogthans zou men, hem hoorende spreeken, denken, dat hy niet alleen den aardkloot omgereisd hadt, maar ook ontmoet alle die lotgevallen, gevaaren, rampspoeden en uitreddingen, die ooit een Reiziger daadlyk overkwamen, of welke de verbeelding immer schilderde. Heeft hy een rid te paard gedaan van slegts tien mylen, hy ontmoette op den weg eenig avontuur, zo verbaazend, dat het hem stoffe verschaft om 'er een week lang vol verwondering over uit te weiden. Heeft hy onder een afdak een regenbui afgeschoolen, zeker heeft hy daar, in dien wagtenden toestand, eenig zonderling Persoon aangetroffen; de beschryving van dien Persoon, en het verhaal van diens onderhoud, geeft hy op in volle lengte, en het mist niet de gewenschte uitwerking op zyne Toehoorders te doen. - Vertoeft hy in een Herberg, altoos gebeurt 'er, staande dien tyd, iets Wonderbaars. Gaat hy by zyn paard in de stal, de Stalknegt vertelt hem een der verbaazendste dingen, welke hy immer hoorde, en die wordt in alle uitvoerigheid weder oververteld. Is de Waardin van een bevallig voorkomen; zy wordt, in zyn berigt, een der schoonste en betoverendste Vrouwen, die zyne oogen immer aanschouwden; en is zy beleefd, vriendlyk geweest, dan geeft hy door oogwenken en knikken te verstaan, welk een zegepraal zyne galantery behaalde - niet dat zulk slag van avontuuren zo zeer bevallen aan Mr. mandeville als wel aan anderen; want hy zou liever, was het hem mogelyk, de hoogste top van een Ysberg beklimmen, dan de schoonste Vrouw aanroeren. - Thomas, egter, om hem regt te laaten wedervaaren, is al te zeer aan het Wonderbaare verknogt, om bedryven van galantery als vertellingswaardig te
| |
| |
rekenen; en een grooten overvloed van woorden by een gladde tong bezittende, kan hy boven alle verwagting alle kleinigheden vergrooten. By hem wordt een Regenbui een Zondvloed; het vallen uit een vaartuig heeft alle de verschriklykheden van de deerlykste schipbreuk; valt hy van zyn paard, hy valt zo als nimmer eenig mensch viel, en ook is zyne herstelling zo wonderbaar, dat dezelve geen voorbeeld heeft. Geen einde is 'er aan het Wonderbaare zyner Vertellingen, als hy, by mangel van anderen voorraad, het in den zin krygt, om waare gevallen, anderen overgekomen, op zichzelven over te brengen. Dan, in dit geval, loopt hy dikwyls te zeer in het buitenspoorige voor Mr. mandeville zelven. - Thomas, met één woord, is een van die beuzelende Heeren, die zelden dienst doen, dan wanneer hy toehoorders aantreft, die ligtgeloovig zyn, en zo zeer gezet om het Wonderbaare te verzwelgen, als hy gesteld is om het te vervaardigen. Nogthans zou hy een veel uitgebreider vermaardheid kunnen verwerven, dan hem thans ten deele valt. Voor een Schryver van Nieuwspapieren zou zyn bystand onbetaalbaar weezen.
Dus verre eene flaauwe schets gegeeven hebbende van Mr. mandeville's character, althans ten opzigte van zyne zugt voor het Wonderbaare, zal het niet overtollig weezen, 'er met een kort woord by te voegen, dat 'er eenig gevaar steeke in zulk eene neiging bot te vieren, zo voor onszelven, als voor anderen. 'Er is gevaar, dat wy onze Onkunde aan den dag leggen, wanneer wy onze Ligtgeloovigheid doen zien; en dat wy eene geschiktheid, om de waarheid te kort te doen, vertoonen, als wy onze poogingen inspannen om der Ligtgeloovigheid van anderen voedzel te verschaffen. - Aan den anderen kant zal eene gesteldheid op het geen treffend en ongemeen is, in de werken van Natuur en Kunst, ons opleiden tot bedenkingen, welke hoogst pryslyk zyn, smaak en hart beide verbeteren; dan het blykt, zelfs in gevallen van dien aart, de veiligste weg te zyn, nimmer breed uit te weiden over 't geen wy niet gezien hebben; of aan 't geen ons onder 't ooge kwam eene hoogte en breedte te geeven, welke 't zelve nooit hadt. 't Is eene vermaaklyke aandoening, van verwondering getroffen te worden over iets 't welk weezenlyk bestaat; maar het is op verre na zo welgevallig niet, wanneer wy bemerken, dat het voorwerp onzer Bewonderinge, tot het waare gebragt, niets bovengemeens in zich heeft, en dat het geen ons verrukte, louter in verbeelding bestondt.
|
|