kan by zoortgelyke troostelyke overweging onmogelyk ongelukkig wezen. - Hy smaakt eene gerustheid, eene vergenoeging in den geest, eene vrede der ziele, die hem, zelfs in het midden van rampen en tegenheden, nog kan doen juichen, en den weg zynes levens vrolyk kan doen bewandelen; alschoon het pad, dat hy te betreden heeft, met eene menigte doornen moge bezaaid zyn. - Hy wandelt blymoedig en gelaten voort, verzekerd, dat dit leven, de tyd der beproeving, eerlang zal afgewisseld worden met een leven, waar geene moeite of verdriet meer plaats grypt, maar eene stoorelooze zaligheid, die eeuwig zal duuren.
Hoe vele - hoe oneindig vele zyn de aanlokzelen der wereld, en derzelver verleidende begeerlykheden. - Zy lokken gestadig den mensch, die, door derzelver schynschoon bedrogen, zich laat verleiden, en, aan hare lonken en vleitaal gehoor leenende, de betragting zyner pligten vergeet, en het pad des verderfs bewandelt. - Al de kragt, welke de Deugd op het gemoed van zulk een doet, is gewonelyk ydel, en niet vermogend om de aanlokzelen der wereld te kunnen weerstaan: - en schoon men zelve ontwaar word, dat ze de ketens van slaverny smeden, om den mensch in te boejen; men geeft zich nogthans vrywillig in deze banden; en met voorbedagten rade word men een Slaaf; een Slaaf, die, alle zyne vryheid verloren hebbende, zich verbindt aan de zonde en derzelver dienstbaarheid. Het is toch geenzins een bewys van vryheid, al te doen wat men wil, in alles zyne bedorven neigingen den teugel te vieren, en die op te volgen: maar dit is de ware vryheid, te doen wat billyk is, te doen wat wy aan God, onzen Evenmensch en ons zelven verschuldigd zyn.
De aarde is eene ryke Baarmoeder - hoe mild is zy niet om uit haren schoot alles voort te brengen, terwyl zy inwendig vervuld is met ryke schatten - nogthans is de aarde in zich zelve eene stof, welke zich niet bewegen, niet roeren kan; zonder eenen Opper-Bestierder, welke beweegt en doet werken, is alles op den aardbodem onbeweeglyk, niets kan zich roeren, maar de stof zoekt volmaakte rust, en kan zich, in de daad, niet langer bewegen dan tot zo lang als de kragten van den beweger duuren; want zo dra deze uitgewerkt zyn, gaat alle stof tot hare gewone werkeloosheid over, en keert weder tot de vorige rust. Waar van daan komt het dan, dat de aarde alle dingen voortbrengt, dat ze niet slegts ryk is inwendig, en aldaar onberekenbare schatten bevat en opgesloten houd: maar dat zy op hare oppervlakte nog oneindig ryker is, en meer in zich bevat. - Haar oppervlak levert een overvloed, een rykdom op van zaken, die niet zyn op te zommen. Hoe ve-