| |
Bedenkingen, over de geloofwaardigheid der geschiedschryveren; en de voornaamste bronnen van de gebreken, welke men by hun aantreft.
(Naar het Engelsch.)
De Geschiedenis is niet vatbaar voor betoog, maar enkel gebouwd op waarschynlykheid, en van deeze zyn 'er drie trappen. - De eerste betreft alle die gebeurtenissen, die zo hoogwaarschynlyk zyn, dat 'er, ten tegendeele, geen bondig bewys kan worden aangevoerd. Zy verschaffen eene zedelyke zekerheid, welke ons ten vollen van derzelver waarheid overtuigt; dus, by voorbeeld, kan geen redelyk mensch lochenen, dat oliver cromwell de hand hadt in den dood van carel den I, of dat jacobus de II den Throon verliet. De grootste twyfelaars zullen geene zwaarigheid maaken omtrent zodanige algemeene gevallen. - 'Er zyn, nogthans, gebeurtenissen, die, in de daad, waarschynlyk zyn; dan eenige schynbaare tegenwerpingen kunnen 'er op gemaakt worden; tegenwerpingen, egter, niet genoegzaam om ons geloof in dezelve weg te neemen; en dit maakt den tweeden trap uit van Geschiedkundige waarschynlykheid. Zo is het waarschynlyker dat Keizer carel de V het Ryksbestuur verliet om dat hy zyns ongeluks moede was, dan uit Godsdienstigheid, en om een stil einde zyns leevens te genieten. Het is desgelyks waarschynlyker dat Koning hendrik de VIII besloot zich van zyne Egt- | |
| |
genoote te doen scheiden, niet zo zeer uit geweetenszwaarigheid om haar langer te houden, als om dat hy haar moede was. - Eenige voorvallen der Geschiedenisse verschaffen een derden trap van waarschynlykheid, die opgewoogen wordt door zo veele even waarschynlyke redenen, dat de Leezers zich verlegen vinden, en verpligt hun oordeel op te schorten. In deezer voege kan men van beide zyden twisten, of 'er ooit een Paus joannes bestaan hebbe. De wydverschillende berigten, welke wy in de Geschiedenissen opgetekend vinden, betreffende maria, de Koninginne van Schotland, maaken het zeer bezwaarlyk, om iets, haar betreffende, te beslissen; zelfs de laatere Geschiedboekers,
robertson, stuart en whitaker, hebben weinig meer gedaan dan de Partyen te wederzyden van het geschilstuk te vermeerderen, zonder iets daadlyk by te brengen, 't welk strekt om het verstand van den waarheidlievenden onderzoeker op te klaaren.
Het is met de verschynzelen in de Geschiedenis veelal eveneens gelegen als met die wy in de Natuur beschouwen. Wy zien de uitwerkzels van de kragten der Natuur; doch derzelver oorzaaken zyn voor ons verborgen. Even zo zien wy Oorlogen en Verbintenissen, Koningryken opkomen en ondergaan; doch wy zyn onkundig van de waare oorzaaken en geheime springveeren dier groote Gebeurtenissen. Koningin elizabeth kon nooit overgehaald worden om zich in den Egt te begeeven; en het is vergeefsch, voor te wenden de reden van deeze verkiezing te weeten. Geheel Europa is thans getuigen van den voortgang der Fransche Staatsomwenteling; maar zy, die over dit onderwerp geschreeven hebben, schynen door hun eigen werk te bewyzen, dat men de rechte oorsprongen tot nog niet ontdekt heeft.
De Onzekerheid der Geschiedenisse moet hoofdzaaklyk worden toegeschreeven aan de Partydigheid der Geschiedboekeren. Veelen maaken 'er hun werk van, om Lasterof Lofbeschryvingen te geeven. De Grieksche en Romeinsche Geschiedschryvers pryzen ten hoogsten veele weinig beduidende bedryven hunner Landgenooten; doch vermelden niets van hunne onregtvaardigheid en onvoorzigtigheid. De vleijery der Geschiedverhaalers nam in volgende eeuwen toe. De Monniken en Geestlyken, zich tot Geschiedschryvers opwerpende, hieven ten hemel alle Vorsten die hun met Eere en Rykdommen beschonken, hoe onkundig in de kunst van regeeren, of hoe snood zy
| |
| |
ook mogten weezen. Integendeel bevlytigden zy zich om een slegt character toe te schryven aan allen, die een waakzaam oog op hun gevestigd hielden, en niet toestemden in, of de hand leenden aan, Braaven, die zy de vlek van Kettery aanwreeven.
Kwaadaartigheid en Lasterzugt moet men desgelyks bekennen dat het haare toebrengen tot de Onzekerheid der Geschiedenissen. De kunstenaaryen van een vleiend Geschiedschryver laaten zich gereed ontdekken; hier toe wordt geene groote maate van scherp vernuft of wikkend oordeel vereischt; want hy vertoont de Menschen niet zo als zy zyn, maar zo als zy behooren te weezen, en vormt zich een denkbeeld van deugd en volkomenheid, als nergens met de daad gevonden wordt. - Maar een Geschiedboeker, wel afgerigt op de kunst van kwaadspreeken, zal gereeden ingang en ligt geloof vinden; vermids de Menschen, in 't algemeen, meer overhellen om de gebreken van anderen, dan derzelver goede hoedanigheden, te gelooven. - Daarenboven worden Vleijers aangezien als Lieden van eene slaafsche geestgesteltenisse, en uit dien hoofde veragt; terwyl een afgerigt Schandvlekker den Leezer bedriegt, die zich verbeeldt dat diens stoute en beslissende schryftrant uit liefde tot de waarheid voortkomt, en het deeze alleen is, welke hem ter spoore en prikkel dient om de gebreken van groote Mannen in een klaaren dag te haalen.
Vrees brengt ook het haare toe tot de Onzekerheid der Geschiedenisse. Veele Geschiedboekers schroomen de waarheid te spreeken, en vermommen niet zelden daadzaaken met een omkleedzel van woorden, die veel onzekers agterlaaten. Boccalini en Vader paul wisten, by eigene ondervinding, hoe vol gevaars het was volkomene waarheid het papier aan te beveelen. Camden oordeelde het niet geraaden, dat het tweede Deel zyner Geschiedenisse by zyn leeven zou uitkomen. Het laatste gedeelte der Geschiedenisse van thuanus zou misschien, naa zyn dood, verlooren geraakt weezen, indien de Schryver 'er geen afschrift van aan eenen Vriend ter hand gesteld hadt; want de Uitvoerders van 's Mans laatsten Wil schroomden hetzelve in 't licht te zenden.
Geschiedschryvers verhaalen veele zaaken, van welke zy niet genoegzaam onderrigt zyn, of die alleen steunen op algemeene gerugten. De zodanigen, die de Geschie- | |
| |
denis van oude tyden boeken, volgen de oude Geschiedverhaalers, en het valt hun niet gemaklyk waarheid van valschheid te onderkennen. De verstandigste Mannen vinden zich niet boven vooroordeelen verheven; en het is, uit deezen hoofde, niet te verwagten, dat eenig Geschiedschryver met eene volkomene Onpartydigheid de pen zal voeren. - Daarenboven, geen Geschiedschryver, hoe opregt ook, kan genoegzaame kundigheden opdoen van alle omstandigheden; en nogthans kan de onkunde van eene kleine omstandigheid groote dwaaling in de Geschiedenis baaren. Ja, de oorspronglyke Staatsstukken, waar uit eenige Geschiedboekers hunne schryfstoffe grootendeels opzamelen, kunnen niet altoos ten vollen vertrouwd worden.
Het verdient ook onze opmerking, dat de Geschiedschryvers zeer dikwyls verschillen in hunne verhaalen van dezelfde Gebeurtenissen. Elk Geschiedboeker voert de pen ter eere van zyn Land, en poogt hetzelve boven andere Landen te verheffen. Indien de Carthagers eene Geschiedenis geschreeven hadden van den Punischen Oorlog, zouden wy 'er veele dingen in aantreffen, strydig met hetgeen wy in livius leezen. Wanneer een Veldheer der Gaulen eenige Gedenkschriften hadt naagelaaten, gelyk die van caesar, deeze zouden een nieuw voorbeeld opleveren van Geschiedkundige tegenstrydigheden. - Een verstandig Man, heeft men opgemerkt, leest de Geschiedenissen, niet zo zeer om onderrigt te worden wegens de waarheid der voorige gebeurtenissen, als om het Character der Geschiedschryveren te leeren kennen, en eene uitgebreider kundigheid op te doen van de menschlyke natuur, waar door hy zich in staat gesteld vindt, om voor zichzelven eenige regels tot zyn leevensgedrag te vormen.
De neiging om Geschiedenissen te schryven moet eene zich reeds vroegtydig opdoende neiging geweest zyn. Overlevering was, buiten twyfel, het eerste middel om de kennis van het gebeurde over te brengen; doch de onzekerheid der Overleveringe moet elken nadenkenden en onderzoekenden geest terstond voorgekomen weezen; als mede de gebrekkige berigtgeeving zelve; dewyl slegts weinige menschen een geheugen bezitten, sterk en vast genoeg om een lang verhaal van gebeurtenissen te bewaaren; en dus vondt, met den tyd, de Overlevering zich meest bepaald tot huislyke gevallen. Het opschryven der
| |
| |
Gebeurtenissen moet, uit dien hoofde, vry vroeg in gebruik gekomen weezen; want, indien wy de gewyde en ongewyde Geschiedenis zamenvoegen, hebben wy een aaneengeschakeld verhaal van de Geschiedenis des Menschdoms van de Schepping af tot den tegenwoordigen tyd.
Het is der opmerkinge waardig, dat dit de Geschiedenis niet is van het geheele Menschdom; maar van dat hoogstbegunstigd gedeelte der wereld, 't welk zich van de andere meest onderscheidde door uit te munten in kundigheid, kunsten en wapenen. Wanneer 't zelve bedorven werd door ondeugd en weelde, tot slaaverny en barbaarschheid verviel, nam de Geest der Geschiedkunde, mag ik deeze uitdrukking bezigen, de vlugt om te zweeven over en by eenig ander Volk, uit de duisternis hervoortkomende, en de aandagt van het overige des Menschdoms trekkende door heldenmoed of deugd. - Op deeze wyze mogen wy den loop van de Geschiedenis des Menschdoms beschouwen, uit Asia na Europa; welk werelddeel tot nog den voorrang behoudt, en dien waarschynlyk nog veele eeuwen zal houden, en de beslisser weezen van het lot der overige.
In het algemeen heeft men beweerd, dat de Geschiedenis van iemands eigen leeftyd niet onpartydig kan te boek gesteld worden. Poogingen, nogthans, zyn 'er gedaan, om deeze zo stellig menigvoud bygebragte verzekering te wederleggen: met welk een uitslag dit geschiedde, zou misschien haatlyk weezen te onderzoeken. - Dan zeker is het niet onmogelyk om de Geschiedenis van iemands eigen leeftyd onpartydig te beschryven, of althans even onpartydig als de Geschiedenis van een lang voorleden tydperk. Zulks vordert alleen van ons af, dat wy ten voorwerp onzer naspeuringe niets anders stellen dan Waarheid, en dat wy die taak aanvaarden, vry van vooroordeelen, zonder den invloed van dankbaarheid of van vyandschap te voelen, welke nimmer missen uit Partyschaplyke verbintenissen voort te vloeijen.
Wanneer wy, egter, aan den anderen kant, overweegen, hoe veele uitsteekende Mannen 'er gevonden zyn, die de Geschiedenis geboekt hebben van voorvallen, in hunnen tyd gebeurd, en bykans vergeeten, met alle de bitterheid des vooroordeels, dan zouden wy omtrent overhellen om te twyfelen of het mogelyk is eenen Geschiedboeker te vinden, in staat om de Geschiedenis zyner eigene leevensdagen met onpartydigheid te beschryven.
| |
| |
Zulks ontstaat voor geen gering gedeelte hier uit, dat eenige Lieden zich nederzetten om zekere begrippen, of stellingen, door Gebeurtenissen te onderschraagen. 'Er kan niet wel eene onwysgeeriger wyze van Geschiedschryven bedagt worden dan de evengemelde; want het is den uitslag plaatzen vóór de proefneeming; die handelwyze is ook zeer oneerlyk; naardemaal de Schryver, dusdoende, zyne vooroordeelen op zodanig een grondslag vestigt, dat het voor hem onmogelyk is dezelve weg te weeren. Zodanige Schryvers, nogthans, schoon zy den naam van Geschiedboekers aanneemen, zyn, in de daad, niet meer dan enkele ondersteuners van eene byzondere Party, voor welke zy de pen voeren, en zy doen het niet ten algemeenen beste en verlichting des Menschdoms.
|
|