| |
| |
| |
Het wissellot der koningen, voorbeeldlyk geschetst in Sebastiaan, Koning van Portugal.
Zo 'er immer een tyd was, in welken het oog des opmerkenden Wereldbeschouwers getuigen is van laaggevallen grootheid, in Persoonen, die boven de rest des Menschdoms het hoogst verheven scheenen, het is gewis de tyd, welken wy beleeven. Nooit deeden zich die voorbeelden zo veelvuldig in een kort bestek op. Maar onder vroegere en laatere Lotwisselingen van dien aart is 'er, myns oordeels, geen treffender, en voller van wonderbaare voorvallen, dan de Geschiedenis van een der Koningen van Portugal; de byzonderheden van wiens lot in veele verhaalen diens Ryks zeer onvolkomen worden opgegeeven. Het volgend verhaal is ontleend uit een oud en bykans onbekend Schryver, die voor de waarheid van 't zelve instaat. Het komt hier op neder.
Sebastiaan, Koning van Portugal, werd gebooren in den Jaare 1554, eenigen tyd naa den dood zyns Vaders, Broeder van den toen regeerenden Koning; zorgvuldig werd hy opgevoed door zyne Moeder, Dogter van den beroemden carel den V. Met den Jaare 1557, volgde hy zyn Oom joannes den III op. In den Jaare 1574 vormde hy reeds het plan om de Mooren te beoorlogen; en groote toebereidzels gemaakt hebbende om dit plan te volvoeren, landde hy, op den negenden van July des Jaars 1578, te Tanger, met eene groote Legermagt. Op den vierden van Augustus diens jaars streedt hy den ongelukkigen slag van Alcacar, waar in de Mooren de overhand hadden, schoon zy hunnen Koning verlooren, die aan eene koorts op zyn bedde stierf.
Naa den slag, de Portugeezen hunnen Koning missende, zonden zy tot die krygsgevangen genomen waren. Men zogt zorgvuldig na zyn lichaam, 't welk, gelyk veelen veronderstelden, gevonden werd. Het hadt verscheide wonden ontvangen; en was, uit hoofde van de hette der Lugtstreeke, reeds in een staat van verrotting. Het werd in een tent gebragt; de Adel ging het bezigtigen; maar zy vonden zich niet geheel voldaan wegens de egtheid dat dit Lyk het Lyk des Konings ware; integendeel, zy stelden over 't algemeen vast, dat dit het Lyk huns
| |
| |
Konings niet was. - Des niet te min verzogt de Spaansche Koning philip het te mogen hebben, en gaf 'er, naar zommiger verhaal, veel gelds voor. Het werd hem eindelyk toegeschikt, en hy liet het met alle Koninglyke Eerbetooning te Bethlehem, de gewoone begraafplaats der Koningen van Portugal, niet verre van Lissabon, begraaven.
Het gaat vast, dat de Portugeezen, in 't algemeen, nooit geloof sloegen aan de Historie van 's Konings dood; maar zich zo vast verzekerd hielden van zyn leeven, dat zy gereeden byval gaven aan twee Bedriegers, die stoutheids genoeg bezaten om den naam van Koning sebastiaan aan te neemen. - De eerste deezer was de Zoon van een Tichelbakker, daar toe aangezet door eenen Priester, die zich voor den Bisschop van Garda uitgaf. Dan zy werden schielyk gevat, de Priester opgehangen, en de voorgewende Koning tot de Galeien verweezen. Dit viel voor in den Jaare 1585.
In 't zelfde jaar zogt matheus alvarez, een Inboorling van het Eiland Tercera, de Zoon eens Steenhouwers, zich voor Koning sebastiaan uit te geeven. Deeze Man was een Kluizenaar, die in eene niemand beschadigende eenzaamheid zyne dagen sleet. Veelen, van welken hy een aalmoes vroeg, geloofden, dat zy in zyne gelaatstrekken het weezen herkenden van Don sebastiaan: zy zeiden hem zulks; maar hy antwoordde zeer eerlyk, dat hy geen Koning was, maar een arme Kluizenaar. Dan allengskens begon de eerzugt in zynen boezem te woelen, en meester van zyne rede en braafheid te worden; hy antwoordde niet langer gelyk hy een geruimen tyd gewoon geweest was; maar gaf, integendeel, aan allen, die des met hem spraken, reden om te vermoeden dat hy met de daad die Koning was. Allengskens liet hy de zodanigen, die in dit begrip stonden, toe, om hem Koninglyke Eere te bewyzen, liet zyn hand kusschen, spysde in 't openbaar. Ja hy kwam, in 't einde, zo verre, dat hy aan den Cardinaal Aartshertog albert een brief schreef, hem beveelende het Paleis te ruimen, dewyl hy voorneemens was het Ryksbestuur weder te aanvaarden. Te dier gelegenheid werd een bende Krygsvolk op hem afgezonden, als mede tegen die hem aanhingen; hy werd gevangen genomen, en zyn aanhang verstrooid. Welhaast volgde zyn dood, met buitengemeen vertoon van gestrengheid volbragt. Zyn rechterhand werd afgekapt, hy
| |
| |
vervolgens geworgd, en gevierendeeld. Door dit bedryf dagt het Spaansch Gouvernement een einde gemaakt te hebben aan de hoop der Pretendenten, en de ligtgeloovige dwaasheid der Portugeezen.
Ondanks deeze gestrengheden, verspreidde 'er zich, in den Jaare 1598, een gerugt, dat men den waaren Koning sebastiaan in Italie gezien hadt. Hier op verklaarde een manuel antonez, die by den Cardinaal hendrik, die Don sebastiaan opvolgde, gediend hadt, openlyk in Portugal, dat sebastiaan in den slag by Alcacar niet gesneuveld was, maar dat hy met hem in Portugal wederkeerde; dat de Koning zich begaf in een Godsdienstig Gesticht in Algarve, om 'er boete te doen wegens zyne roekloosheid: ter staavinge van dit verhaal, bragt hy by, eene in orde opgestelde Acte van den Pater Guardiaan diens Kloosters. Dit stuk maakte veel gerugts; manuel antonez kreeg last zich in persoon ten Spaanschen Hove te vervoegen; hy gehoorzaamde dien last, en zyn Papier aan Koning philip overgegeeven hebbende, werd hy gevat, in de gevangenis geworpen, en men hoorde naderhand van hem niets meer.
Deeze nieuwe sebastiaan vertoonde zich eerst te Padua, waar veelen medelyden met hem betoonden, en hem onderstand gaven. Hier op kwam uit Venetie te Padua last, om den Persoon, die zich voor den Koning van Portugal uitgaf, te noodzaaken om binnen drie dagen van daar te vertrekken, en binnen den tyd van een week het grondgebied van Venetie te verlaaten. Hy was ziek, toen dit bevel hem ter hand kwam; doch, zo ras hy hersteld was, trok hy na Venetie, om aan den Raad een berigt van zichzelven te geeven. De Spaansche Afgezant vervoegde zich terstond by dien Raad, vorderende dat deeze Bedrieger zou gevat worden; hem de schriklykste misdryven ten laste leggende. Hy werd diensvolgens in de maand November in een naaren kerker gesmeeten. Men benoemde Gelastigden, om te hooren wat de Spaansche Afgezant tegen hem kon bewyzen; 't welk ten laatsten op niets uitkwam. - Hy werd 28 maal verhoord. In 't eerst antwoordde hy gereedlyk op alle de vraagen hem gedaan, wegens de Gezantschappen hem gezonden toen hy Koning van Portugal was, wegens de maatregelen door hem genomen, wegens de Brieven door hem geschreeven, en de Staatsdienaaren, van welken hy zich bediend hadt. Dan, in 't einde, weigerde hy op eenige vraagen meer ant- | |
| |
woord te geeven; zich, met deeze woorden, tot de Regters wendende. - ‘Myne Heeren! Ik ben sebastiaan, Koning van Portugal. Ik begeer van u, dat gy my aan myne Onderdaanen laat zien; veelen hunner hebben my gekend, en zullen my nog herkennen; veelen hunner hebben met my omgegaan. Indien men eenig bewys kan bybrengen, dat ik een Bedrieger ben, ik ben bereid te sterven; maar zoudt gy my ter doodstraffe verwyzen, om dat ik u, boven alle Mogenheden van Europa, verkooren heb, ten einde een veilige schuilplaats onder
uwe heerschappy te zoeken?’
Doctor sampajo en een ander Portugees, toen te Venetie hun verblyf houdende, vorderden met allen ernst zyne slaaking. De Gelastigden in dit stuk verklaarden hun, dat zy, zonder een Getuigschrift van ontwyfelbaare egtheid, behelzende de merktekens waar aan Don sebastiaan kon onderkend worden, deezen Man niet op vrye voeten konden stellen, dewyl zy hunnen haat tegen de Castiliaanen kenden; een haat zo verre gaande, dat zy, des noods, een Neger voor Don sebastiaan zouden groeten. - Doctor sampajo toog hier op heimlyk na Lissabon: hy bragt van daar te Venetie een stuk, getekend door eenen Apostolischen Notaris, behelzende een juist verslag en opgave van de Lyfsgestalte van Don sebastiaan. Hier op vernieuwde hy zyn aanzoek. De Venetiaansche Gelastigden ontdooken dit, bybrengende, dat zy in zulk een onderzoek niet konden treeden op het verzoek van een byzonder Persoon; doch dat zy daar toe gereed waren, indien een der Mogenheden van Europa zich deeze zaak aantrok. De Portugeesche Heeren vervoegden zich hier op, onverwyld, by vreemde Hoven.
Eindelyk kwamen, op den elfden van December diens zelfden Jaars, Don christoffel de Jonge, Zoon van Don antonio, eertyds Koning van Portugal, vergezeld van sebastiaan figuera, te Venetie, met Brieven van de Algemeene Staaten en Prins mauritz. Nu werd 'er een dag ter gehoorverleening bepaald, op welken de Persoon, die zich Don sebastiaan noemde, zat aan de rechterhand van den Prins; en werd het hem vergund zyne eischen in geschrifte over te geeven aan den Hertog, en tweehonderd Raadsheeren, die, als zy hem aanspraken, hem den tytel van Illustrissimo gaven. Dit viel voor op Dingsdag: het werd Woensdag, Donderdag en Vrydag herhaald. 's Avonds ten tien uuren op den laatst- | |
| |
gemelden dag bragten zy hun verslag in den Raad uit; deeze deedt onmiddelyk Don sebastiaan voor zich komen, aan wien zy het zelfde bevel gaven, 't geen hy te vooren te Padua ontvangen hadt. - Terwyl deeze order, in geschrift gesteld, geleezen werd, stonden de Raadsheeren overeinde, terwyl hy, die zich sebastiaan noemde, zat, en zich gedekt hield.
Uitgaande, wilde hy niet dat iemand hem zou vergezellen na het huis, eerst te Venetie door hem betrokken. Hier vondt hy roderigo marquez en sebastiaan figuera, die, op het eerste zien van hem, zeer verbaasd stonden. Zy zeiden, dat hy zeer veel veranderd was; maar dat zy hem ontwyfelbaar voor den Koning hielden. Zy gaven des berigt aan Don christoffel zyn Neef, die daar op beval, dat hy gebragt zou worden ten verblyve van Don johan de castro, in een afgezonderd gedeelte der Stad gelegen. Daar vertoonde hy zich aan alle de Portugeezen daar tegenwoordig, hun onderrigtende, dat zyn Lyfsgestalte iets zeer zonderlings hadt; dat zyne geheele rechterzyde veel grooter was dan zyne slinker; hy mat zyne armen, dyen en beenen; toen nederknielende, ontdekte hy, dat zyne rechter schouder hooger was dan zyne slinker, en het verschil omtrent drie duimen haalde; hy toonde hun een lidteken in zyn rechter wenkbrauw, en liet allen, die het behaagde, met de vingeren voelen een diepe houw in zyn harssenpan. Vervolgens liet hy hun zien, dat hem een kies ontbrak in de slinker onderkaak, die hy zeide hem uitgetrokken te zyn door sebastiaan nero, zyn Wondarts; alle zyne overige tanden waren vast en sterk. Zy wilden dat hy by hun zou blyven eeten; doch by verontschuldigde zich, om dat het Vrydag en Vastendag was.
Naardemaal zy, die zich by hem bevonden, uit onderscheide Landen kwamen, waren zy verschillend gekleed, deeze op den Duitschen, geene op den Italiaanschen, en andere op den Franschen, trant; een hunner, franciscus antonio, was in het gewaad eens Pelgrims, met een staf in de hand. Sebastiaan, by het vuur staande, zeide, naa een lange poos stilzwygens, eindelyk, met een glimplach, Tanto trage! (Welke vreemde gedaanten!) Waarop eenigen van den Portugeeschen Adel, die dus lange hadden stil gezweegen, uitriepen, dat de toon, op welken hy deeze woorden sprak, hem aan hun ontdekte als den Koning, voor wien hy zich uitgaf.
| |
| |
Op den tweeden avond, ging hy, niettegenstaande alle de wegen in het Land der Grisons bezet waren, over na Terra Firma, in 't gewaad van een Monnik; doch, wanneer hy uit Padua ging, deedt hy zyn Mantel en Zwaard weder aan, nam den weg na Florence, en werd daar gevat op last des Groot-Hertogs.
De Koning van Spanje vorderde, onverwyld, dat hy in zyne handen zou gesteld worden; 't geen de Groot-Hertog weigerde; zyn gedrag regtvaardigende door het voorbeeld der Venetiaanen. Wanneer, nogthans, de Hertog van Savoye toebereidzels maakte om zyne landen aan te vallen, deedt hy sebastiaan na Orbitello zenden, en in de handen der Spanjaarden overleveren. - De Italiaansche Schryvers verschillen, ten opzigte deezer gebeurtenisse, wyd van elkander; deezen pryzen den Hertog wegens het overleveren van een Bedrieger; geenen beweeren dat het eene volslaagen woordverbreeking was. Hy, die zich Koning van Portugal noemde, beschouwde het in het laatstgemelde licht. Hy verweet zulks de Officieren des Groot-Hertogs op het scherpste; wanneer hy aan de Spanjaarden werd overgeleverd, voegde hy 'er by, dat hy niet twyfelde of god zou den Huize van medicis straffen, wegens deeze trouwloosheid aan hem gepleegd.
Te Napels werd hy gevangen gezet in het Kasteel De Ovo, en, zo als de Portugeezen verzekeren, drie dagen lang in eene kamer opgeslooten, zonder eenig voedzel of laafenis; hy zag geen mensch; alleen een touw, met een mes van een half voet lang, lag in een hoek van het vertrek. - Sebastiaan gebruikte geen van deeze beide middelen; maar verdroeg geduldig de beledigingen en hardigheden hem aangedaan. Op den vierden dag kwam hem de Auditeur Generaal met twee Secretarissen bezoeken. Deeze vermeldde den Gevangenen, met weinig woorden, dat, indien hy den harssenschimmigen Tytel, welken hy tot dus lang hadt aangenomen, wilde afleggen, hy mogt eeten, drinken, en staat maaken om te huisvesten in een voegelyk verblyf. - ‘Ik kan,’ sprak hy, ‘zulks niet doen. Ik ben Don sebastiaan, Koning van Portugal, wiens zonden deeze harde straffen op hem gelaaden hebben. Ik ben gereed te sterven, op wat wyze het u behaagt; doch de waarheid te ontkennen - dit kan ik nimmer doen!’ - Naa deezen tyd kreeg hy water en brood, en voorts vyf Kroonen in de maand, en een knegt om hem te dienen.
| |
| |
De Graaf de lemos, ten dien tyde Onderkoning van Napels, begeerig om hem te zien, liet hem in zyn Paleis komen; ter zaale intreedende, en ziende dat de Graaf met ongedekten hoofde zat, 't geen hy alleen deedt ter oorzaake van de hette, zeide sebastiaan, op een ernstigen en vorstlyken toon: ‘Graaf de lemos, wees gedekt!’ Allen, die 'er zich tegenwoordig bevonden, stonden verbaasd. De Graaf voerde hem, met eenige versmaading, te gemoet, op welk gezag hy hem beval zich te dekken? ‘Door dat gezag,’ antwoordde de Gevangene, ‘waar toe myne geboorte my geregtigt. Doch waarom, myn Heer! houdt gy u als of gy my niet kende? Ik herinner my u zeer wel. Myn Oom philip zondt u twee keeren tot my in Portugal, waar gy met my die byzondere gesprekken gehouden hebt.’ - De Graaf, getroffen door dit gesprek, zeide tot den Oppasser, die nevens den Gevangenen stondt: Voer hem weg, hy is een Bedrieger! - ‘Neen, myn Heer,’ hervatte Don sebastiaan, ‘ik ben de ongelukkige Koning van Portugal, en gy weet dit ten vollen. Een Heer van uw aanzien moet in alle gelegenheden zwygen, of der waarheid hulde doen.’
Zo lang de Graaf de lemos leefde, hadt Don sebastiaan niet veel leeds te lyden, dan alleen dat hy een gevangen man bleef. Hy mogt leeven naar zyn welgevallen; hy mogt na de Kapél ter misse gaan als het hem behaagde. Hy nam zyne Vasten geregeld op Vrydag en Saturdag waar; en, geduurende de geheele Voorjaarsvaste, at hy niets dan brood en moeskruiden; hy biegtte geregeld.
De Graaf de lemos werd in het Onderkoningschap opgevolgd door zyn' Zoon, die sebastiaan met veel ruwheids behandelde. De Bisschop van Reggio werd gezonden om hem in den Kerklyken Ban te doen, dewyl het Spaansche Ministerie, uit hoofde van de antwoorden door sebastiaan van tyd tot tyd gegeeven, hem voor een Tovenaar hieldt. Die Kerkvoogd dit werk met alle staatlykheid verrigt hebbende, haalde de Gevangene een Kruisbeeld uit zyn boezem; zeggende: ‘Zie hier het teken myner Belydenisse, den Standaart van het Opperhoofd, dien ik, tot mynen laatsten adem, zal dienen!’
Op den laatsten dag van April des Jaars 1602 werd sebastiaan uit het Kasteel gebragt, zittende op een Ezel; drie Trompetters gingen blaazende voor hem heenen, en een Heraut riep deeze woorden uit: Zyn
| |
| |
Allercatholykste Majesteit heeft bevolen, deezen Man door alle de straaten van Napels rond te leiden, met alle merktekenen van schande; en dan, voor al zyn leeven, aan boord der Galeien te dienen, dewyl hy heeft voorgewend Don sebastiaan, Koning van Portugal, te weezen, terwyl hy een Calabrier is. Wanneer de Heraut uitriep, dat hy zich voor den Koning van Portugal uitgaf, riep hy, ‘die ben ik!’ - als hy tot het woord Calabrier kwam, luidde de wederspraak des Gevangenen, ‘dat is valsch!’
Naa deeze rondvoering werd hy aan boord eener Galeie gebragt, en voor een dag of twee aan een riem met een keten vastgeklonken; doch, zo ras zy ter haven uit waren, gaven zy hem zyne eigene kleederen weder. - In de maand Augustus des Jaars 1602 kwamen de Galeien in de Have van St. Lucar, waar de Hertog en Hertogin van Medina Sidonia den Gevangenen begeerden te zien. Toen zy eenigen tyd met elkander gesprooken hadden, vroeg Don sebastiaan den Hertog, of hy nog het Zwaard bezat, 't welk hy hem eenmaal gaf? ‘Ik heb,’ sprak de Hertog, zeer omzigtig, ‘een Zwaard, my door Don sebastiaan gegeeven, toen hy na Africa ging; 't geen ik bewaar onder andere Zwaarden my geschonken.’ - De Gevangene verzogt dat ze mogten te voorschyn gebragt worden, met byvoeging: ‘Ik zal het Zwaard, 't geen ik u gaf, wel daar uit kennen.’ - Een knegt, gezonden om de Zwaarden te haalen, kwam te rugge met twaalf Zwaarden. Sebastiaan, dezelve gezien, en een voor een behandeld hebbende, wendde zich, met deftigheid, na den Hertog, en zeide: ‘Het Zwaard, door my aan u geschonken, is 'er niet onder.’ De knegt kreeg last de overige Zwaarden te haalen. Sebastiaan greep 'er een uit diens hand; zeggende: ‘Dit, myn Heer! is het Zwaard, 't geen ik u schonk!’
Toen hy weder aan boord van de Galeien zou gaan, keerde hy zich tot de Hertoginne; zeggende: ‘Mevrouw! ik heb thans niets om u ten geschenke te geeven; toen ik na Africa ging, gaf ik u een Ring, indien gy denzelven gelieft te laaten haalen, zal ik u een geheim ontdekken.’ - De Hertogin erkende, het was waarheid, dat de Koning van Portugal haar een Ring geschonken hadt. Zy gaf last dien te voorschyn te brengen. Wanneer sebastiaan den Ring zag, zeide hy te- | |
| |
gen de Hertogin: ‘Mevrouw! druk den Ring met uwe vingeren: het juweel kan 'er alsdan uitgenomen worden, en daar onder zult gy myn Naamcyffer leezen.’ Dit werd waarheid bevonden.
De Hertog en de Hertoginne schreiden by zyn vertrek. By het afscheid neemen, zeide hy tot de Hertogin: ‘De zwarte Slaavin, die thans by u is, waschte voorheen myn linnen.’
Sebastiaan werd vervolgens in eene gevangenis gezet, maar zagt behandeld, tot dat hy stierf, 't welk vier jaaren laater voorviel. Altoos hieldt hy staande, dat hy in waarheid de Man was, die hy voorgaf te zyn.
|
|