| |
Eenige zeer opmerkenswaardige byzonderheden, de Chineezen en het Chineesche ryk betreffende, uit de jongste bescheiden opgemaakt.
Het Ryk van China is een der grootste voorwerpen, met welke de verbeelding zich kan bezig houden, onder alle die de Burgermaatschappyen aanbieden. Een Grondgebied, vyftienmaalen de uitgebreidheid van Groot-Brittanje bevattende; en driehonderd en drie en dertig
| |
| |
Millioenen Inwoonders, en dus meer dan een derde gedeelte van het geheele Menschdom over den Aardbodem verspreid. Een Volk, niet alleen vereenigd door de sterke hand der Oppermagt, onder dezelfde Heerschappy; maar zamenstemmende door het volgen der zelfde Wetten, Zeden, Burgerlyke en Krygs-inrigtingen. Een Volk, 't welk dezelfde Kunsten en Weetenschappen allerwegen beoefent, dezelfde Taal spreekt en schryft. En hoe groot deeze eenpaarigheid onder de Chineezen zelve ook moge zyn, verschillen zy te eenemaal, in Zeden, Geaartheid en Begaafdheden, van alle Inwoonderen der Aarde, 't zy beschaafde of onbeschaafde Natien.
Hoe zeer zy onderscheiden zyn van de Europische Volken, en hoe weinig gemeenschap, tot zeer onlangs, 'er plaats gehad hebbe tusschen deeze wyd vaneen gescheide Volken, is zigtbaar uit de steeds voorkomende strydigheid in zaaken van weinig aanbelangs, zo wel als in die van meerder gewigts. In Europa is de regterhand de plaats van Eere; in China stelt men die in de slinker. - De witte kleur is in Europa het doorgaand zinnebeeld van Vreugde en Vrolykheid, van Jeugd en Onschuld: in China beduidt die eigenste kleur Droefheid en Rouwe; die kleur wordt ten strengste verboden by alle gelegenheden van Vreugdebetoon, en by uitzondering bestemd tot Lykplegtigheden. - In Europa zetten de Ouders den Adeldom op de Kinderen over; maar in China schenkt een Man, die zich beroemd maakt door eigene verdiensten, de Eer van Rang en Tytel over aan zyne afgestorvene Vrienden. - Gehangen te worden is in Europa eene allerschandvlekkendste straffe; dan in China is het ophangen min schandlyk dan onthoofden. - Zelfs in eene zeer opmerkenswaardige byzonderheid, welke verondersteld wordt den eenigen schakel van gemeenschap tusschen dit Volk en andere Volken te maaken, en het middel te weezen, waar door wy gemeenschap met elkander hebben - het Zeekompas - is, het geen men, in China, des vaststelt, rechtstreeks het omgekeerde van het heerschend denkbeeld in Europa. De kragt, welke de Kompasnaald aantrekt, mag men stellen dat in ieder Pool huisvest. In Europa denkt men, dat de Kompasnaald sterkst na het Noorden trekt; doch in China stelt men, dat de Zuidpool alleen de Aantrekkingskragt bezit. De naam, welken de Chineezen aan het Kompas geeven, is Ting-nan-ching, of de Naald
| |
| |
die na het Zuiden wyst. Het uitsteekend merk wordt aldaar, in gevolge hier van, op de Zuidpool gesteld, even als by ons op de Noordpool.
Het Land van China wordt, door de Inwoonders, het Midden-Ryk geheeten, als of alle andere Ryken omheenliggende deelen des Aardkloots waren; nogthans kan die benaaming ook betrekking hebben op de trapswyze uitbreiding der Monarchy, die, voortkomende uit het middenpunt, geregeld voortgegaan is aan alle zyden, tot de tegenwoordige grootheid.
Van de ontoeganglyke Gebergten van Thibet en Cashmere, die Indie aan het Noorden en China aan 't Westen beperken, ontspringen twee groote Rivieren, van welken 'er twee, oostwaards door China loopende, dat Land verryken en teffens vercieren. Deeze zyn de Geele Rivier en de Yang-tse-kiang, welke tot heden met geen Europischen naam gedoopt is. Naby de bronnen, waar uit deeze Rivieren ontspringen, naderen deeze twee Rivieren elkander op zommige plaatzen, op weinig mylen afstands; doch verwyderen zich vervolgens vaneen tot op vyftien Graaden Breedte. Vervolgens weder de lyn van afwyking inkrimpende, ontlasten zy zich eindlyk in dezelfde Zee, de Geele Zee geheeten, op den afstand van weinig meer dan honderd Mylen van elkander, tusschen den 32 en 34 Graad Noorder Breedte. - Deeze Rivieren bevatten in derzelver wyden omvang een streek Lands, meer dan 1000 mylen lang; liggende in dat gedeelte van den gemaatigden Wereld-riem, die in Europa zo wel als in Asia ten geboortegrond verstrekte van de grootste en uitsteekendste Characters, en het tooneel opleverde van de wydklinkendste daaden. - Deeze hoogschatbaare streek lands besloot, in ouden tyde, het voornaamste gedeelte van China, en is, als 't ware, de pit of kern, welke zich uitgebreid heeft in de eene rigting van de nabuurschap des Equators tot de Scythische Gebergten, en in de andere van de Zee van Corea tot de Tazartes en de Caspische Zee.
De geestdrift tot Krygsverrigtingen moge andere Naamen en andere Volken verspreid hebben over een zo groot gedeelte des Aardkloots; maar de byzonderheid des Lands, waar van wy tegenwoordig spreeken, is dat de Landschappen van het eigenlyk China, - dat is van China binnen den grooten Muur, - meer dan driehonderd Millioenen Inwoonders bevatten.
| |
| |
In het stuk van Rykdom vertoont zich dit Land met een minder ontzettend denkbeeld van grootheid; nogthans laat dezelve niet na zeer aanmerkelyk te weezen; naardien het overschot van den landarbeid genoegzaam is om aan de Keizerlyke Schatkist, 's jaarlyks, meer dan zestig Millioenen Ponden Sterling op te brengen.
Het is een zonderling stuk, onzer bespiegeling waardig, hoe zo veel voorspoeds wordt daargesteld; en hoe een zo groot gedeelte des Menschdoms in veiligheid gehouden en regelmaatig geregeerd wordt. Bovenal bedient men zich van rede, gewoonte, elken grondregel uit gezag afgeleid, en elk beeld 't welk den meesten indruk op de verbeelding maakt, om den Landbouw aan te pryzen, als het weezenlykste waar op menschlyk vlytbetoon zich kan uitleggen. In de Chineesche Hieroglyphica, of Beeldspraakig Schrift, is Landeigendom het geliefde Zinnebeeld van Geluk. Onbebouwde Gronden vervallen aan het Land; het vernuft der schrandersten onder het Volk scherpt zich voornaamlyk op het uitdenken van veelvuldige proefneemingen, welker zommige van een zeer zonderlingen aart zyn, om de natuurlyke vrugtbaarheid van den grond nog meer te doen opleveren; en, in 't algemeen, om in een zo verbaazend volkryk land voedzel te verschaffen, die groote en nimmer ophoudende behoefte des Menschdoms. Hier te lande heeft men Vischvangende Vogels; als mede wondere gevaarten, bedekt met aarde, beplant met Moeskruiden en Gewassen, die dryvende en vrugtbaare Eilanden op de Meiren en Rivieren vertoonen.
In den grond tot den Landbouw te bereiden, in het bewaaren van het zaad, in het vervaardigen van bemestingen, als mede in het beploegen der akkeren, overtreffen de Chineezen alle andere Volken. Het Land brengt doorgaans twee Oogsten voort in één jaar, en nooit behoeft de grond braak te liggen. Zuiker, de voedzaamste van alle zelfstandigheden, is 'er allerwegen in overvloed; en is 'er naauwlyks een Gewas in China, 't welk zyn byzonder gebruik niet heeft, niet ontdekt of ongebruikt gelaaten in andere Landen.
Geen nutlooze Planten, geen vernielende Dieren, gedoogt men in China den vrugtbaaren grond te beslaan, of daar om te zwerven; de grond is, bykans met uitsluiting, bestemd tot het voortbrengen van vrugten, om het Menschlyk Geslacht ten voedzel te strekken. Paarden worden
| |
| |
'er zeldzaam gebruikt, of tot den Landbouw, of om rydende den weg te spoeden. Armen, en lieden van middelbaaren doen, gaan te voet. De Ryken bedienen zich van Palanquins, of Draagstoelen. De veelvuldige Kanaalen en Vaarten dienen tot het vervoeren van goederen. Naauwlyks zyn 'er eenige Tuinen of Lustplaatzen, behalven die den Keizer toebehooren.
Het Volk in China is over 't algemeen weI te vrede met Graan en Wortelen, en eenig Vleesch ter verkwikkinge Melk zelfs, als mede Kaas en Boter, de gereedste Waaren in het herderlyk leeven, zyn, uit hoofde van het klein aantal van Vee, daar gekweekt en aan gehouden, weinig in gebruik.
Het Staatsbestuur in China is zonderling, en van de meeste, tot hier toe in zwang, daar in verschillende, dat de Throon in 't minst niet onderschraagd wordt door het Altaar, en nogthans is die Throon misschien een der welgevestigdsten op den geheelen aardbodem. De hegtste pylaaren der Chineesche Staatkunde zyn het Aardsvaderlyk gezag, en de uitdeeling van alle Eere- en Staatsposten aan de meest daar toe geschikte en verdienstlykste Mannen. De Geslachten in China, van denzelfden stam oorspronglyk, bewoonen veelal hetzelfde Huis, en leeven onder het bestendig toevoorzigt en bestuur der oudste hoofden. De Jongen zuigen dus gereeder in, en houden zich vaster, dan in andere Landen, aan de gevoelens en gewoonten der Ouden. Zy schikken zich meer dan elders naar de begrippen en handelingen hunner Voorzaaten, die zy zich gaarne ten voorbeelde stellen. Het natuurlyk gevolg hier van is geen ander, dan dat zy onder anderen een afkeer hebben van nieuwigheden, die eigenaartige gesteldheid van gevorderde jaaren.
't Is zeer algemeen by de Chineezen, dat zy een afkeer hebben van veel arbeids kostende verbeteringen, in het geen tot de Werktuigkunde en daaraan paalende Kunsten behoort. Zy spannen nooit hun vermogen in, om dezelve te verbeteren boven den trap van blykbaare en handtastlyke nuttigheid. By hunne zeer verregaande onbedreevenheid in de Geneeskunde, zyn ze het gezondste Volk des aardbodems; en terwyl zy zich over de Scheidkunde, als eene Weetenschap, niet bekommeren, overtreffen veele hunner bearbeidingen van Metaalen en Delfstoffen de bedreevenheid der kundigsten in dit vak onder de Europeaanen. - Betreffende andere takken van
| |
| |
't geen men, met onderscheiding, Natuurkunde noemt, schynen de Chineesche Geleerden even onverschillig. Al de kragt hunner zielsvermogens leggen zy te koste aan Zede- en Staatkunde; vorderingen, in die vakken gemaakt, baanen niet alleen den weg tot Magt en Eere, maar worden volstrekt vereischt om tot eenige Staatspost op te klimmen.
De Drukkunst, van onheuchlyke tyden af, by de Chineezen in zwang, werkt, met de evengemelde omstandigheden, kragtdaadig mede om het Ryksbewind te schraagen. De voorregten van den Throon worden versterkt door de grondbeginzels, welke de gedrukte Werken inboezemen. De regeerende Keizer van China, schoon steeds het voorwerp der Losredenaaren, verdient de lofredenen zo zeer, dat ze de waarde zyner hoedanigheden niet te hoog kunnen zetten. - Gehegtheid aan den Vorst wordt vroegtydig ingedrukt, door alles wat op de zinnen werkt. De diepe buigingen en andere pligtpleegingen van ontzagbetoon, waar in de Chineezen boven alle andere Volken uitsteeken, zyn geen bloote plegtigheden. Zy brengen, met de daad, toe om de gevoelens van eerbied voor den Vorst in te boezemen en te vermeerderen, en leevendig te houden by zyne Onderdaanen.
Ondanks dit alles, zegt men, dat 'er in het Chineesche Ryk eene Secte bestaat, welke ten grondbeginzel heeft eenen geslaagen afkeer van de Monarchie. De zamenkomsten van deezen Aanhang worden, zo men wil, op eene zeer bedekte wyze gehouden; en lieden, verdagt van zulke gevoelens aan te kleeven, worden, ontdekt zynde, uit de voeten geholpen. - Maar dusdanig eene Secte, indien dezelve met de daad aanweezig is, staat geen grooten kans om opgang te maaken, onder een Volk, welks aart, character en zeden, zeer geschikt blyken te weezen voor de Regeeringsvorm, onder welke het zo lang geleefd en doorgaans gelukkig geleefd heeft.
|
|