Voorval, Scudery en zyne zuster bejegend.
Scudery met zyne Zuster, op reis zynde, zouden te Pont Saint-Esprit de nagtrust neemen. Eer zy elk in 't voor hun gereed gemaakte bedde gingen, sprak scudery met zyne Zuster over het Stuk van Cyrus, 't welk zy te zamen vervaardigden. ‘Wat zullen wy doen,’ zeide de Broeder, ‘met den Prins mazare?’ - ‘My dunkt,’ antwoordde de Zuster, ‘dat wy hem met vergif moesten van kant helpen.’ - ‘Neen,’ was 's Broeders antwoord, ‘wy moeten dien Prins langer in 't leeven laaten, dewyl hy nog iets te volvoeren heeft, en wy hebben het in onze magt hem te dooden als 't ons lust.’
Geduurende dit onderhoud tusschen den Broeder en Zuster, over het lot van Prins mazare, hadt een Koopman, die te bedde lag in een ander vertrek, alleen door een dun houten beschot van dat deezer Spreekeren afgezonderd, dit geheele gesprek afgeluisterd. Zich verzekerd houdende, dat deeze hem onbekende lieden over niets minder gesprooken hadden dan het beraamen van den moord van eenig Prins, rees hy op, en ging ylings na de Overheid der plaatze, om die van dit snood oogmerk te verwittigen.
Scudery werd nevens zyne Zuster gevangen genomen, in dien staat na Parys gezonden, en voor het Hof te regt gesteld. Beiden gaven zy verslag van het ontworpen Werk, en de Vryspraak volgde onmiddelyk, onder een groot geschater van lachen.