Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPieter Paulus Rubens, in diens character als schilder beschouwd.
| |
[pagina 229]
| |
diens grooten Mans te leezen; deeze werd te Amsterdam uitgegeeven, in den Jaare 1773, waar by eene Lyst gevoegd is zyner Schilderyen, waar die geplaatst, en welke in 't koper gebragt zyn. Verkort treft men een Leevensverhaal aan, in de bekende Leevens van Mannen en Vrouwen, I D. bl. 328, enz. Wagenaar doet ons dien beroemden Antwerpschen Kunstschilder kennen als Staatsman, vereerd met den Tytel van Secretaris in den Geheimen Raad des Konings van Spanje; Vaderlandsche Historie, XI D. bl. 170. - Verlangt men dien vermaarden Man ten opzigte van zyne Kunst beoordeeld te zien, men raadpleege wat de Tielsche Kunstschilder roeland van den eynden des vermeldt, in zyn bekroond Antwoord op eene Vraage van teyler's Tweede Genootschap, over den Nationaalen Smaak der Hollandsche School, in de Teken- en Schilderkunst. Zie Verhandelingen van dat Genootschap, V Stuk, bl. 82, enz. Dan, niettegenstaande 'er zo veel voorhanden is, om dien Man, uit verscheide oogpunten beschouwd, te leeren kennen, agten wy het niet overboodig, diens Character voor onze Leezeren op te hangen, gemaald door de pen van een' Kunstkenner, wien niemand de eer van een bevoegd Regter, in dat vak, zal weigeren; wylen de beroemde Engelschman joshua reynolds. Wy deelen 'er hier de Vertaaling van mede.’
De Werken van Mannen van Vernuft alleen, waar in groote misslagen, met groote schoonheden, zich voordoen, verschaffen voeglyke stoffe tot Beoordeeling. - Vernuft is altoos uitmiddelpuntig, onderneemend en stout; ten zelfden tyde, waar op het onze aandagt trekt, roept het onze Beoordeeling op. - Het is de geregelde, koele en schroomvallige zamensteller, die de berisping, aan den eenen kant, ontduikt, en, aan den anderen kant, geen roem verdient. De hoogverheven stand, op welken rubens geplaatst is, in de agting der Wereld, levert alleen eene genoegzaame reden op, om de gegrondheid zyner eischen op dezelve naauwer te onderzoeken. Over een groot gedeelte des Vastenlands is de roem van rubens verspreid; en men mag zeggen dat hy geen hem eenigzins evenaarend Mededinger hebbe. Rubens heeft zyn Land verrykt, niet alleen in eenen oneigenlyken | |
[pagina 230]
| |
zin, door de uitsteekende voorbeelden van Kunst, die hy naliet; maar ook door iets, 't welk zommigen van meer weezenlyk belangs zouden rekenen, door het voordeel, 't welk de toeloop van Vreemdelingen, welke zyne Werken steeds na Antwerpen lokken, aanbrengtGa naar voetnoot(*); welke Stad anderzins weinig zou opleveren om het bezoek eens Kunstkenners te beloonen. Voor de Stad Dusseldorp is hy, in dien zin, mede een Weldoener geweest. De Schilderzaal dier Stad wordt aangemerkt als behelzende een der grootste Verzamelingen van Schilderyen in de geheele Wereld; doch, indien de Stukken van rubens 'er uitgenomen waren, zou deeze beroemde Verzameling ten minsten op de helft der waarde verminderd weezen. Om den Schilderroem van rubens nog wyder uit te breiden, schonk hy aan Parys de Gallery van Luxemburg; en, indien wy hier byvoegen het aantal van Steden, Kerken, en byzondere Kunstverzamelingen, waar in een enkel Schilderstuk van rubens het uitsteekendst vertoon maakt, kunnen wy niet afzyn van hem in den eersten rang der uitmuntende Schilders te plaatzen. Schoon ik tot nog dezelfde begrippen blyf koesteren, zo ten aanziene van deezes Mans uitmuntenheden als gebreken, moet ik nogthans, nu ik zyne grootste Schilderstukken gezien heb, waar in hy de meeste gelegenheid hadt, om die gedeelten van zyne Kunst, waar in hy het sterkst uitstak, te passe te brengen, bekennen, dat myne hoogagting voor 's Mans Vernuft gereezen is. Het is alleen in groote Stukken, dat de kragt van zyn geest zich heeft kunnen aan den dag leggen. Zy neemen, met de daad, toe, naar gelange van de uitgebreidheid des doeks, waar op zy ten toon gespreid worden. Zyne meerderheid doet zich niet kennen in kleine Stukjes, noch zelfs in afgezonderde deelen zyner grootere Werken, die zeldzaam uitsteekend schoon zyn. Zy ligt niet in eene houding, of in eenige byzondere uitdrukking; maar in de algemeene uitwerking, welke het Schilderstuk baart; in het Vernuft, 't welk in het geheel doorstraalt en werkt. Ik herinner my een Stuk gezien te hebben van diatreci, in een byzonder Kabinet te Brussel, 't welk eene | |
[pagina 231]
| |
recht strydige uitwerking te wege bragt. In dit Tafereel bespeurde men eene volslaagene afweezigheid van dien door het geheele stuk heerschenden Geest; schoon elk Beeld, op zichzelven genomen, naauwkeurig getekend was, en men op de houding van elk zo veel aandagts besteed hadt, als of het een Stukje ware, voor een Schilder-Academie geschikt. Hier scheen niets aan het geval overgelaaten. Alle de Nymphen (het onderwerp was eene zich baadende diana) waren, gelyk de Dames het noemen, in attitudes; nogthans, zonder het onnaauwkeurigheid of eenig ander gebrek te kunnen te last leggen, hield ik het voor een der koudste Schilderstukken die ik immer zag. De Werken van rubens hebben de byzondere eigenschap, welke altoos met die van Vernuft gepaard gaat, dat zy de aandagt trekken en bewondering afvorderen, in spyt van derzelver gebreken. Het moet aan deeze betooverende kragt worden toegeschreeven, dat de Stukken van andere Schilders, welke rondsom die van rubens hangen, schoon zy misschien minder gebreken hebben, nogthans als ontbloot van geest, en koud, voorkomen. Zodanig zyn de Altaarstukken van crayer, schutz, segers, heysens, tysens, van bulen, en meer anderen. - Ze zyn vervaardigd door Mannen, wier handen en vermogens schynen bepaald en gedwongen geweest te zyn; en het loopt in 't ooge, dat alles, wat zy op 't Schilderstuk bragten, het uitwerkzel was van grooten arbeid en veelvuldige moeite. - De voortbrengzels van rubens, in tegendeel, schynen met eene vryheid en ruimte van zyne hand te vloeijen, als of zy hem geene moeite altoos kosteden; en aan de algemeene bezieldheid zyner Werkstukken beantwoordt altoos de geest, die in de uitvoering doorstraalt. Het treffend schitterende van zyne kleuren, derzelver leevendige tegenoverstelling tegen elkander, de losheid en vryheid van zynen omtrek, de bezielde penceel, met welke elk voorwerp getoetst is, alles werkt mede om de aandagt des beschouwers op te wekken en gaande te houden, in hem eenigermaate daar aan beantwoordende gevoelens te ontvonken, en hem eenigermaate te doen gevoelen die eigenste geestdrift, welke den Schilder bezielde, toen hy voor het stuk zat. - Hier by mogen wy voegen eene volkomene eenpaarigheid in alle de gedeelten van het Werk, zodanig dat het geheel bestuurd schynt door, en | |
[pagina 232]
| |
voort te komen uit, één beginzel; alles is van één stuk, alles voegt op zyne plaats. Zelfs zyn smaak in tekening en gedaante schynt beter te beantwoorden aan de kleuren door hem gebezigd, en het geheele zamenstel, dan of hy eene andere manier gevolgd hadt, schoon die manier, op zich zelve beschouwd, beter moge geweest zyn. Het is hier mede eveneens gelegen als met persoonlyke aantreklykheden; dikwyls vindt men eene zekere overeenkomst en onderlinge beantwoording in het geheel zamengenomen, die meer en sterker inneemt dan enkel welgevormde schoonheid. Alzins blykt, dat rubens dat vertrouwen op zich zelven gehad hebbe, 't welk ieder Kunstenaar moet aanneemen, wanneer hy zyne leerjaaren voleindigd heeft, en het waagen mag, in zekeren zin, de leibanden van gezag af te schudden, en de regels aan te merken als onderworpen aan zyn bedwang, en zich zelven niet onderworpen aan de regels; het te durven waagen buitengewoone stappen te doen, zonder eenigen gids; zich overgeevende aan zyne eigene aandoeningen, en op dezelve laatende aankomen. - Aan dit zelfvertrouwen moet toegeschreeven worden die oorspronglykheid van manier of schildertrant, welke men met waarheid mag zeggen, dat de grenzen der kunst uitbreidt. - Naa dat rubens zyne manier gevormd hadt, zag hy niet meer om na bystand van buiten. Gevolglyk vindt men weinig in zyne Stukken, 't geen het voorkomen heeft van uit andere ontleend te zyn. Indien hy iets van anderen overnam, bezat hy de bekwaamheid om het te veranderen, en zo eenstemmig te maaken met het overige zyns werks, dat het diefstal, als men het zo eens mag noemen, niet te ontdekken is. Behalven de uitsteekenheid van rubens in deeze Schildervermogens, bezat hy de waare kunst van navolging. Hy zag de voorwerpen der Natuure met een Schilders oog; hy zag, met eenen enkelen opslag, de uitsteekende en groote trekken, waar door elk voorwerp gekend en onderscheiden wordt. Zo dra hy dit gezien hadt, bragt hy het in zyne stukken over, met eene verbaazende gemaklykheid; en, laat ik 'er dit mogen byvoegen, die gemaklykheid is voor een' Schilder, wanneer hy een stuk met gezette aandagt beschouwt, eene bron van onuitspreekelyk genoegen. In hoe verre deeze uitmuntenheid bemerkt of gevoeld kan worden door de zodani- | |
[pagina 233]
| |
gen, die geen Schilders zyn, weet ik niet; voor hun zeker is het niet genoeg, dat de voorwerpen naar waarheid worden uitgedrukt, zy moeten tevens met bevalligheid te voorschyn treeden, 't geen in dit geval betekent, dat het werk met gemak is volvoerd, en zonder afgevergde poogingen daargesteld. Rubens was misschien de grootste meester in het werktuiglyk gedeelte van de Schilderkunst, en de beste werkman met zyne gereedschappen, die ooit het penceel in handen nam. Dit gedeelte van de Kunst, schoon het niet in gelyken rang staat met het vermogen der Vinding, met het treffen van Characters, en het geeven van uitdrukking, heeft nogthans iets in zich, 't geen Vernuft mag heeten. Het is zeker iets, 't welk niet met woorden kan geleerd worden, schoon men het zich konne eigen maaken door een veelvuldig en naauwkeurig bezien van zodanige Schilderstukken, die gezegd mogen worden deeze uitsteekenheid te bezitten. Het wordt gevoeld door zeer weinige Schilders, en is zo zeldzaam ten deezen tyde onder de leevende Kunstbeoefenaaren, als eenige van de verhevenste gedeelten der Kunst. Dit vermogen, 't welk rubens in de hoogste maate bezat, stelde hem in staat, om alles, wat hy ondernam af te beelden, beter te doen dan eenig ander Schilder. Zyne Beesten, inzonderheid zyne Leeuwen en Paarden, zyn zo schoon, dat men zeggen mag, dat zy nooit eigenlyk wel getroffen zyn dan door hem. - Zyne Pourtraiten komen in éénen rang met de beste Werken van de Schilders, die dit gedeelte der Schilderkunst ten eenigen voorwerp van de bezigheid huns leevens gekoozen hebben; en van deeze soort heeft hy een groot aantal proefstukken nagelaaten. - 't Zelfde mag vrylyk gezegd worden van zyne Landschappen; en, schoon claude lorrain dezelve met eene grootere keurigheid uitvoerde, gelyk zulks behoort door iemand, die in eenig byzonder vak als meester te voorschyn treedt, is 'er nogthans zulk eene lugtigheid en gemaklykheid in de Landschappen van rubens, dat een Schilder even zeer zou wenschen de vervaardiger daar van te weezen, als van die van claude, of eenigen Landschapsschilder, wie hy ook moge weezen. De Schilderstukken van rubens hebben die uitwerking op den Beschouwer, dat hy geene geneigdheid al- | |
[pagina 234]
| |
toos gevoele, om de gebreken, daar in voorkomende, op te zoeken, en 'er by stil te staan. Men heeft egter niet nagelaaten 'er aanmerkingen op te maaken; doch veele zeer ongegrond. Zyn Schilderstyl behoort niet meer gewraakt te worden, om dat hy de verhevenheid van michaël angelo niet hebbe, dan dat men in ovidius zou berispen, dat hy niet op virgilius gelyke. Nogthans moet men bekennen, dat rubens verscheide uitmuntende hoedanigheden ontbraken, welke zich zeer wel naar zynen Schilderstyl zouden geschikt en 'er by gevoegd hebben. Onder deeze mogen wy tellen, Schoonheid in zyne Vrouwenbeelden: somtyds, 't is waar, naderen zy aan het schoone; het zyn gezonde en welgedaane Vrouwen; maar zelden, zo ooit, bezitten zy in eenige maate eigenlyke schoonheid: het zelfde mag gezegd worden van zyne Jongelingen en Kinderen: zyne oude Lieden hebben die soort van deftigheid, welke een dikgehairde baard aan een beeld byzet; doch hy bezat nimmer iets scheppends in het vormen van het charactermaatige zyner Beelden. In zyne afbeeldingen van de verhevenste Characters, zo in stukken tot het Christendom als tot de Fabel-wereld behoorende, vindt de Beschouwer, in stede van iets bovenmenschlyks, 't welk zou beantwoorden aan het begrip, 't welk men zich van zulke Weezens vormt, weinig meer dan bloote Stervelingen, hoedanige men ten allen dage ontmoet. De onnaauwkeurigheid van rubens, ten aanziene van zyne Omtrekken, ontstaat meermaalen uit de haast, met welke hy schilderde, dan uit onbekwaamheid. Men vindt, in zyne groote Stukken, waar aan hy eene meer dan gewoone oplettenheid schynt besteed te hebben, naakte Beelden, zo zeer uitsteekende door derzelver tekening als coloriet. - Rubens schynt een grooten afkeer gehad te hebben van de drooge manier zyner Voorgangeren, de oude Nederlandsche en Vlaamsche Schilders: om deeze te vermyden, maakte hy altoos zyne omtrekken breed en vloeijende; dit tot een uiterste brengende, was zulks oorzaak van eene zwaarte, welke men in zyne Beelden zo veelvuldig aantreft. - Een ander gebrek by deezen grooten Schilder is de weinige aandagt door hem besteed op de plooijen en vouwen in de kleeding, bovenal in die zyner Vrouwenbeelden; zeer zeldzaam straalt er keuze of kunde in door. | |
[pagina 235]
| |
Carlo maratti en rubens liepen, ten deezen aanziene, in uitersten; deeze liet te veel kunsts in de schikking der Kleederen doorstraalen, geene besteedde 'er te weinig aan. De kleeding van rubens, daarenboven, is niet eigenlyk historisch; de hoedanigheid van de stoffe, waar uit dezelve is zamengesteld, is al te duidelyk onderscheiden; hier in gelykende op de manier van paul veronese. Deeze kleeding stoot by rubens minder, dan het zou doen by veele andere Schilders; dewyl het voor een gedeelte iets toebrengt aan die rykheid, welke het byzonder character van zyn' Styl uitmaakt; welke wy egter niet willen voordraagen als van de eenvoudigste en verhevenste soort. Het onderscheid in de manier van rubens, van eenig ander Schilder vóór hem, doet zich nergens meer onderscheiden in kennen, dan in zyne kleuren; geheel onderscheiden, in dit opzigt, van titiaan, coreggio, of eenig ander, in deeze byzonderheid uitsteekend, Schilder. De uitwerking, welke zyne Schilderstukken doen, mag niet oneigen vergeleeken worden by eene zamenvoeging van bloem-trossen; alle zyne kleuren zyn zo helder en zo schoon; ten zelfden tyde heeft hy weeten te vermyden dat uitwerkzel, welk iemand veelligt zou verwagten dat zulke vrolyke kleuren moesten voortbrengen; in dit opzigt gelykt hy barocci meer dan eenig ander Schilder. 't Geen gezegd werd van zeker Schilder der Oudheid, is toepasselyk op deeze beide Kunstenaars, ‘dat hunne beelden 'er uitzien als of zy met roozen gevoed waren.’ Het zou voor een' Schilder eene Studie, hem waardig en voordeelig, weezen, naa te gaan het onderscheid, en de oorzaak van dat onderscheid, der uitwerking van de Stukken van coreggio en rubens; beiden, schoon op eene verschillende wyze, uitmuntende Meesters. De voorkeuze zou waarschynlyk gegeeven worden naar de verschillende Kunsthebbelykheden der Kunstkenneren. Zy, die hunne vroegste indrukken ontvangen hadden uit de Werken van rubens, zouden coreggio houden voor een' Schilder, die met moeite zyne Stukken voltooide; terwyl de Bewonderaars van coreggio zouden zeggen, dat rubens vastheid ontbreekt. Daar is eene los- en lugtigheid, en gemaklykheid, in de Stukken van rubens, zullen zyne Voorstanders uitroepen, en, by vergelyking, eene moeite verraadende bewerking in die van coreg- | |
[pagina 236]
| |
gio; daarentegen zullen diens Bewonderaars klaagen over den agtloozen trant en het onvoltooide in de Stukken van rubens, terwyl die van coreggio in den hoogsten trap van kieschheid volmaakt zyn. Het geen men mag aanvoeren ten voordeele van het licht, 't welk coreggio in zyne Stukken brengt, zal door zyne Berispers voor gemaakt worden uitgekreeten. Men merke hier op, dat ik alleen spreek van den Schildertrant, en het uitwerkzel der Stukken; en wy mogen, ten besluite, 'er van zeggen, naar 't gewoone slot der Herderszangen, dat ieder deezer Schilderen een Krans verdient, zonder de meerderheid aan een van beiden toe te kennen. Ten besluite moet ik, ten aanziene van rubens, herhaalen, 't geen ik meermaalen gezegd heb, ten opzigte van de Duitsche of Vlaamsche School: - Dat zy, die de uitsteekende verdiensten van deezen grooten Schilder niet kunnen zien, of eene zeer eng beperkte bevatting hebben van de verscheidenheid in Kunstvermogens, of zich laaten wegsleepen door den eens by hun vastgestelden regel, om niets, dan 't geen uit de Italiaansche School herkomstig is, goed te keuren. |
|