| |
Verslag van de tin-mynen, in Cornwall, en van den wyduitgestrekten handel, in dit artykel, in de vroegste en laatere tydperken.
(Ontleend uit maurice's Indian Antiquities, Vol. VI.)
Het Tin, een zeer belangryk Artykel van Koophandel, is de naam verschuldigd aan een Oostersch woord, strekkende om aan te wyzen de vertooning, welke het maakte voor de Asiatische Handelaars, die eerst na Tin zogten in de Mynen van de Cassiterides en Cornwall; want, wanneer het uit deeze Mynen, in den ruwen staat, te voorschyn komt, is die stoffe van eene donkere kleur; en, gewasschen, gelykt dezelve na slym of modder. Plinius en andere oude Natuurbeschryvers noemen het Plumbum Album, Wit Lood, en, in de daad, Lood en Zilver, zeggen de Scheidkundigen, maaken geen gering gedeelte uit van deeze Erts.
Wy leezen van geen ander Land, 't welk oudtyds Tin voortbragt, ten minsten in zulk een overvloed en zuiverheid als de Britsche Eilanden, noch van eenig Volk, dat 'er uitgebreiden handel in dreef, uitgenomen de Phoeniciers, en die handel moet, in de daad, zeer vroegtydig eenen aanvang genomen hebben; naardemaal dit Metaal geteld wordt nevens andere Metaalen, die, volgens het be- | |
| |
rigt van moses, door het zuiverend vuur gingen; dit kan niet minder dan 1400 jaaren vóór christus zyn. Men vindt 'er ook gewag van by homerus, die eene al te naauwkeurige kennis bezat van de vorderingen des Menschdoms in kunsten en weetenschappen, om eenige ontdekkingen aan een onvoeglyken tyd toe te schryven.
Maar, wanneer deeze Mynen wel onderzogt worden, leveren dezelve een inwendig getuigenis op van den verafgelegen, ik had bykans geschreeven onberekenbaaren, tyd, waar op zy bearbeid zyn; want ter diepte van vyftig vademen graavende, ontmoeten de Mynwerkers dikwyls groote stukken hout, die gaaf zyn. In het algemeen veronderstelt men, dat deeze stukken hout daar gelaaten zyn door de wateren van den Zondvloed; maar dit begrip loopt aan tegen des Heeren de luc's veronderstelling, dat die Watervloed te wege gebragt is door het wegzinken van het oude vasteland. En, zonder zo verre te rug te treeden in de Jaarboeken des tyds, hebben wy reden genoeg, om te besluiten, dat ze daar gelaaten zyn door de Phoenicische Mynwerkers, en te houden voor stutten of pylaaren van uitgegraafde Mynen; bovenal, wanneer wy by dien zelfden Schryver vermeld vinden, dat men houweelen, koperen nagels, en andere werktuigen, gevonden heeft, op de grootste diepten, vermengd met dit hout.
Tin is op zichzelve een zo schoon Metaal, levert zulke fraaije stukken ten huislyken gebruike op, dat ze in keurigheid naast het Zilver komen, en in de onderscheidene veranderingen, welke het in 't vuur ondergaat, wordt het Tin een zo belangryk inmengzel tot verscheide andere handwerken, dat de bezorgdheid van alle Volken, inzonderheid van handeldryvende Volken, om 't zelve magtig te worden, geenzins verwondering moet baaren. Het veelvuldig gebruik van Tin gemaakt, als mede van de bereidzels uit hetzelve zamengesteld, in verscheide takken van handel en handwerken, bovenal in 't schilderen, vergulden, pottebakken, als in de Scheidkunde, en oudtyds in de Geneeskunde, schoon in dit laatstgemelde vak, uit hoofde van de vergiftige hoedanigheden, algemeen en met rede verworpen, is te wel bekend om 'er hier op stil te staan.
Men veronderstelt, dat de Tyriërs, door ontbindingen van dit Metaal, de schoone kleur van hunne Purperverf zeer verbeterd en vastheid gegeeven hebben; en onze Engel- | |
| |
sche Lakens verzekert men dat de besliste uitsteekenheid op alle markten van Europa verschuldigd zyn aan eene verfstoffe, waar van dit Metaal geen gering inmengzel uitmaakt.
In de Philosophical Transactions vindt men een zeer klaar, en tot alle byzonderheden afdaalend, berigt van de wyze, op welke men dit Metaal in de Mynen van Cornwall krygt en toebereidt, - een berigt, schoon al te zeer opgevuld met kunstwoorden en spreekwyzen der Mynwerkeren, alleen daar bekend, om hier geheel geplaatst te worden, nogthans veele Leezers niet ongevallig zal weezen, hier verkort aan te treffen.
De Erts wordt alleen verkreegen door de werkzaamste poogingen van den Mynwerker. De aderen daalen neder tot eene zeer groote diepte, somtyds tot zestig voeten beneden 's aardryks oppervlakte; dikwyls treft men de Erts aan, ingewikkeld in rotzen, naauwlyks doorarbeidbaar voor de werktuigen der arbeideren. Het is niet alleen een moeilyk, maar ook een gevaarlyk, werk, van wegen het Arsenicum, waar mede het Tin zeer sterk bezwangerd is, als mede de zwaveldampen en schadelyke uitwaassemingen, rondsom den Mynwerker zweevende, en hem dikwyls verhinderende den arbeid voort te zetten in deeze Gewesten van duisternis en gevaar. Bygeloof heeft het zyne toegevoegd aan de schriklykheden van dit tooneel. De werkliedem vertellen elkander Historien van onderaardsche Mannetjes, als mede dat zy, by het opklimmen der dampen uit de onderaardsche Gewesten, vreemde geluiden hooren, vergezeld van zwaare kloppingen en vreeslyke hamerslagen. Bovengemelde dampen brengen veele verlammingen te wege, en dooden anderen in één oogenblik, zonder dat zy zigtbaar verzeerd zyn.
De Tin-erts heeft verschillende benaamingen, naar gelange men dezelve aantreft in een zuiverder of meer gemengden staat; 't geen zy Boll noemen is eigenlyk het Myn-Tin, daar men 't zelve uit de ader haalt. Het wordt doorgaans opgedolven in korrels of cristallen van eene zwarte kleur, hoe zwarter hoe ryker; de klompen verschillen in grootte. - 't Geen zy Shodt-Tin noemen is Erts gemengd met steen en aard; het komt te voorschyn in veel grooter klompen, en in de onmiddelyke nabyheid van de ader. - Stream-Tin-Erts noemt men die deelen van het Mineraal, welke afgebrooken
| |
| |
zyn van de ader, loopende door de hooge bergagtige Gewesten, veroorzaakt door de wateren van den Zondvloed (zo als de Mynwerkers zeggen) of door andere geweldige vloeden, in diepe valeien op een grooten afstand gevoerd. Daar hebben zy, in hoopen zamengevoegd, op verscheide plaatzen, beddingen gevormd van eene verbaazende diepte en breedte, en liggen vermengd met gruis en klei, nevens 't zelve uit de oorspronglyke bedding weggevoerd. Die brokjes worden gevonden in de gedaante van kleine pyramiden, van onderscheide oppervlakten, en zyn van verschillende grootte; eenige zo groot als een noot, andere zo klein als de fynste zandkorrel. Uit deeze Erts wordt, voornaamlyk, wanneer dezelve wel gewasschen, gestampt, en door herhaalde smelting gezuiverd is, het Tin van den fynsten korrel gemaakt, en de uitmuntenheid van 't zelve, boven het Metaal uit de Myn gegraaven, ontstaat daar uit, dat het vry is van andere Mineraale zelfstandigheden, met welke doorgaans de laatstgemelde bezwangerd en besmet zyn.
Zo veel gezegd hebbende over de verscheide soorten van dit Metaal in deszelfs oorspronglyken staat, komen wy tot de wyze van hereiding. Wanneer de Erts uitgegraaven en zamengebragt is, en de grootste klompen gebroeken zyn door lieden tot dien arbeid bestemd, wordt het op paarden na de Stampmolens gevoerd. - Hier doet men de Erts in een grooten houten bak, de Koffer geheeten, en wordt tot fyn zand gestampt door zwaare yzeren gewigten, vastgemaakt aan de einden van sterke houten boomen. Deeze noemt men Lifters of Stampers, gemaakt van hard eikenhout, acht of negen voeten lang; deeze worden opgeheeven en laat men vallen door middel van een wiel, door 't water omgevoerd; zy vermaalen, met geweld nedervallende, de daar onder gebragte Bergstoffe tot poeder.
De Erts, op deeze wyze tot poeder gemaakt, wordt, door een schrander uitgedagte vinding, uit den gemelden Koffer gedaan, in een lange diepe goot, in den vloer gemaakt, de Launder geheeten, aan het eene einde digt gemaakt met aardzooden, door welke het water allengskens wegloopt, terwyl de Erts zelve, gezuiverd van de onreinheden, zinkt, en zich op den bodem zet. Het zand en de steendeeltjes, die ligter zyn dan de Erts, blyven boven; dit wordt weggenomen: de Erts, by
| |
| |
herhaaling gewasschen en gereinigd, wordt eindelyk gezonden na het Smelthuis, of liever, gelyk zy het eigenaartig noemen, het Brandhuis. - In 't zelve wordt de Erts by herhaaling blootgesteld aan het vuur, ten einde dezelve te zuiveren van alle vreemde zelfstandigheden, de Erts inwendig bygebleeven; naderhand gaat dezelve door de grootere hette van het verfynend vuur, wanneer alle nog overgebleevene vuiligheid afgeschuimd wordt. Men giet de gloeiende klomp in vormen, die juist driehonderd en twintig ponden gewigts houden. In deeze vormen laat men het bekoelen, en het wordt in dien staat 't geen bekend is onder den naam van Bloktin. - Eer deeze blokken geheel koud zyn, worden zy gemerkt met het Huis-merk der Smelters, een Pelikaan, een Vederpluim, of iets dergelyks, ten kenteken van de egtheid des Metaals. Hier op worden ze gewoogen, genummerd, en gezonden na de naastgelegene Stad, die het regt heeft om de proef der zuiverheid te neemen, om daar verder den indruk van 's Hertogs Zegel te ontvangen, zynde een kruipende Leeuw, het wapen van richard, Graaf van Cornwall; zonder dit merk kan het geen stuk van binnen- of buitenlandschen handel worden.
Deeze verrigting draagt den naam van het Munten van Tin, en elke honderd pond van in dier voege gemunt Tin betaalt, in gevolge van een oud gebruik, eene belasting van vier Engelsche Schellingen aan den Hertog; deeze belasting brengt een aanzienlyk, schoon noodwendig van jaar tot jaar veranderend, inkomen op aan den vermoedelyken Erfgenaam van de Britsche Kroon. Een inkomen, nogthans, 't welk noodwendig moet toeneemen, als 'er nieuwe wegen tot den uitvoer van dit nuttig Artykel ontdekt worden, of de oude verbreed door de Kooplieden van Engeland, 't zy afzonderlyk, 't zy te gader.
De Steden, bestemd om het Tin te munten of te eiken, waren voortyds slegts vier, gelegen in die oorden des Landschaps, welke men de gelegenste oordeelde voor de Tingraavers, naamlyk Leskard, Lestwithiel, Truro en Helston. De naastgelegene van deeze werd egter bevonden te verre af te liggen voor de Westlykste Tinwerken; ten hunnen gemakke voegde carel de II 'er Penzance by.
| |
| |
Na een of ander deezer plaatzen wordt het Tin gebragt op vier groote Feesten van het Jaar. En zo zeer is het vertier toegenomen, dat, schoon, ten tyde dat carew hier over schreef, het geheel beloop van het verkogte Tin niet boven de 40,000 P. was, 't zelve in de laatste jaaren tot by de 200,000 P. is opgeklommen.
Van hoe veel gewigts de Britsche Regeering altoos deeze nationaale bron van vlytbetoon en rykdom geagt heeft, in tydperken veel vroeger dan die, waar in de Wollen-Manufactuuren deezes Ryks zo hoogen trap van vermaardheid op de Koopmarkten van Europa beklommen hebben, blykt uit het groot aantal van Vrydommen by opene Brieven verleend, in verschillende tyden, door Koningen en Parlementen, aan de Bewoonders van dit Westlyk gelegen Landschap; ten einde hun aan te moedigen om geheel hun aandagt te vestigen op de rykdommen, welke de schoot huns Gewests uitlevert. Vrydommen zo verscheiden, en Voorregtbrieven zo uitgebreid, dat dit gedeelte van Cornwall, als 't ware, een afzonderlyk Koningryk schynt, bestuurd door een eigen Parlement, en onderworpen aan een Regtsgebied, betekend naar de behoeften en 't gemak der Inwoonderen. De Oppermagt in dit gedeelte huisvest in een Officier, bekleed met den Tytel van Lord-warden of Stannaries, die de opperste regtsuitspraak doet, in gevallen, welke het leeven der Ingezetenen niet betreffen; en van diens uitspraak valt geen beroepen dan op den Hertog van Cornwall, in den Raad, of, in gevalle van den dood of minderjaarigheid van dien Prins, op de Kroon.
|
|