Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerking over de schaarschheid van water gy den berg Etna - als mede over de meiren van Agnano en Averno.(Uit Abbé spallanzam's Voyages.)
De Berg Etna heeft, door alle tyden heen, gebrek aan water gehad; doch ten tyde toen ik my daar bevond, was de schaarschheid aan water ten hoogsten top geklommen. Geen drup regens was 'er in het tydsverloop van negen maanden gevallen; en het Regenwater, 't welk de Boeren van deeze plaatzen in hunne Regenbakken verzameld hadden, geheel verbruikt zynde, vonden zy zich genoodzaakt water te zoeken in die deelen van het Gebergte, waar een weinig waters zich opdeedt. Schoon ik op myn tocht op den Berg Etna genoegzaa- | |
[pagina 181]
| |
me reden hadt om die schaarschheid van water op te merken, dewyl ik het veel duurder moest betaalen dan den Wyn te Catania, werd ik onder den weg hier van nog nader overtuigd. Ik zag eene menigte Vrouwen en Meisjes, met watervaten, op lastdieren gelegd, om dezelve met water te vullen, aan een Wel, ter zyde van den weg. Maar het tooneel, 't welk den diepsten indruk op my maakte, deedt zich op by myne terugreize in de nabuurschap van Jaci. Aldaar zag ik meer dan honderd arme Bergbewoonders, van beiderlei Sexe, zich derwaards begeeven hebbende, om hun dorst te lesschen in een Waterbeek, die uit het midden der Lava voortkwam. Het roerde myn medelydend hart ten sterksten, deeze ellendige Landlieden te zien, alle blootsvoets, blootgesteld aan een brandenden Zonneschyn; want de hette was toen zeer groot in het laagste gedeelte des Bergs. Zy zwoegden en zweetten onder den last van groote aarden vaten, welke zy op hunne hoofden en schouders aangebragt hadden, op een afstand van tien mylen, om water van daar na huis te brengen. Toen zy de Waterwelle in het oog kreegen, spanden zy alle de hun nog overgebleevene kragten in, versnelden hunne afgematte schreden, en toen zy dezelve bereikt hadden, begonnen zy met de grootste greetigheid van smagtende menschen te drinken, zonder voor een geruimen tyd den mond af te haalen. Hoe zeer werd myn medelyden vergroot, als deeze lieden my verhaalden, dat zy genoodzaakt waren deezen moeilyken weg alle dagen af te leggen: dat is den geheelen dag daar aan te besteeden; met zonnenopgang uitgaande, om op den middag aan de Waterwelle te komen; en van den middag tot het vallen van den avond, om hunne wooningen weder te bereiken, en het noodig water aan hunne dorstende Huisgezinnen te brengen. - Terwyl ik bezig was in een onderhoud met deeze lieden, gebeurde het, dat een hunner, een Jongen op 't gezigt omtrent dertien jaaren oud, het watervat, van zyne schouders zettende, uit de hand het glippen, zo dat het in den val stukken brak. Woorden schieten bykans te kort, om de ontsteltenis, het leedweezen en den angst, te beschryven, welke den Jongen aangreepen by dit ongeluk; terwyl hy met traanen, en door snikken afgebrooken woorden, zyn ongeluk beweende, en zyne vrees te kennen gaf voor de gevolgen, welke hy duchtte; daar hy zich, door dit | |
[pagina 182]
| |
ongeval, buiten staat bevondt om den verwagten voorraad van water aan zyne dorstende Ouderen te brengen. Even bezwaarlyk valt te beschryven de vreugde, blydschap, en het leevendig gevoel van dankbaarheid, welk hy liet blyken, toen ik hem een klein stukje gelds gaf, om, in een nabuurig dorp, een andere kruik te koopen, en dus in staat te geraaken, om, met den gewoonen uitslag, zyn moeilyke dagreize ten einde te brengen.
Ik geloof niet, dat 'er iemand twyfelt aan de stelling, dat de holte met water gevuld, en onder den naam van het Meir van Agnano bekend, de Mond van een Volcaan geweest hebbe. Zeker heeft het inwendig 'er de gedaante van, naardemaal het gelykt op een omgekeerde Trechter; de gewoone gedaante, waar onder de Craters of Monden der Vuurbraakende Bergen voorkomen. Het moet een zeer wyde Mond geweest zyn; dewyl dezelve bykans twee mylen in den omtrek haalt. Ontelbaare vlugten van Eendvogels zwemmen op de oppervlakte; en het water bevat eene groote menigte Kikvorschen, die, ten eenigen tyde, vermaard waren door hunne vermeende gedrochtlyke vorming, en zo bleeven tot dat de ongerymde dooling ontdekt werd door den beroemden Natuurkundigen valisneri. 't Zal misschien niet ongevallig zyn voor zommigen, als ik, by wyze van buitenstap, de geschiedenis van deezen misslag mededeele. - Het is bekend, dat de Kikvorschen, eer zy de volkomene gedaante, onder welke wy deeze Dieren kennen, aanneemen, die van eene soort van wormen hebben, by ons Bullekop geheeten. Derzelver lichaamen hebben een rondachtige gedaante, en staarten. Wy weeten desgelyks, dat deeze Diertjes allengskens meer en meer de gedaante van Kikvorschen krygen; de achterpooten komen eerst te voorschyn, naderhand de voorpooten, terwyl zy langen tyd den staart houden. Dit zet 'er een vreemde gedaante aan by; naardemaal de staart gelykt op het achterste van een Visch, terwyl het ronde lichaam en de pooten die van een Kikvorsch zynGa naar voetnoot(*). Lieden, onkundig van de voortbrengzelen der | |
[pagina 183]
| |
Natuure, hebben, te deezer oorzaake, verondersteld, dat dit gedrochten onder de Dieren waren, half Visch, half Kikvorsch. Een bygeloovig Napolitaan bragt een dusdanig schepzel, 't welk hy voor een inboorling van het Meir Agnano uitgaf, aan valisneri te Milaan, ten einde hy het mogt bezigtigen, en zich over dit voortbrengzel der Natuure verwonderen. De kundigheid eens zo bekwaamen Natuurkenners was niet noodig om de ongerymde dooling te ontdekken. Het by hem gebragte Dier strekte hem tot geen voorwerp van bewondering, maar van gelach: egter was hetzelve van eene meer dan gewoone grootte; alleen besloot hy 'er uit, dat de Kikvorschen van het Meir Agnano zeer groot waren. - Zy zyn, egter, van geene meer dan gewoone grootte; ik vond ze althans zo, schoon het in 't laatst van de maand July was, en zy den vol len groei gekreegen, en veele, door het wegwerpen der staarten, de gedaante van volkomene Kikvorschen aangenomen hadden. - De Kikvorsch, valisneri, als eene zeldzaamheid, vertoond, was mogelyk uit een ander Land gebragt, misschien uit America, waar de Kikvorschen tot eene buitengewoone grootte opgroeijen. De zyden en de bodem van dit Meir zyn van Tufsteen, (eene soort van Steen uit Volcanische zelfstandigheden gevormd) op zommige plaatzen gemengd met brokken van Lava en Puimsteen; schoon wy niet vonden, ten minsten zo verre het oog kon reiken, dat 'er eenige aderen of Strata van Lava waren; waar uit ik afleide, dat de Uitbarsting geheel, of grootendeels, dik en modderig geweest hebbe. Het zelfde denkbeeld, 't welk ons natuurlyk voor den geest komt op het gezigt van het Meir Agnano, zal desgelyks by ons ontstaan by het zien van het Meir Averno; dewyl 'er niet aan te twyfelen valt, of hetzelve was desgelyks de Mond eens voormaaligen Volcaans. - De Grieken noemden het Aornus; dewyl men 'er geene Vogels by aantrof; waarschynlyk om dat toen een verstikkende en doodlyke damp uit hetzelve oprees. - De Schryver van de Campi Phlegrai beweert, dat men zeer zeldzaam eenig Watergevogelte op dit Meir ziet, en | |
[pagina 184]
| |
dat, wanneer dusdanige Vogels 'er komen, zy slegts weinig tyds vertoeven. De waarheid der zaake is egter, dat, toen ik daar was, een groot aantal Watervogels op het Meir zwommen, en de Boeren my verzekerden, dat 'er in den Winter eene menigte van dit slag van Vogelen gevonden wierd. - Ik kan my ook geene reden verbeelden, welke de Vogels zou verwyderen van eene plaats, waar zy een ruimen overvloed van voedzel aantreffen; dewyl noch het Meir zelve, noch de ommestreeken, eenig blyk opleveren van schadelyke uitdampingen. - Deeze beide plaatzen liggen ten Westen van Napels by Pozzuolo. |
|