| |
Gottfried Less.
Een Biographisch Fragment.
Gottfried less werd, den 31 Jan. 1736, te Conitz, eene kleine Stad in Westpruissen, geboren. Zyn Vader, johan matthias less, Burgemeester te dier Stede, was reeds lang met dorothea elisabeth wolf in den echt vereenigd geweest, toen zy met dit huwelyksgeschenk begiftigd wierden. Tot in zyn twaalfde jaar had deze hunne lieveling met eene zwakke lichaamsgesteldheid te worstelen, het geen hem, in de eerste beginselen van jeugdig onderwys, merkelyk terug zette, en desniettemin de vrye ontwikkeling van zyn karacter heelzeer begunstigde.
Door het voorbeeld van zyne godvruchtige ouderen, ontving hy al vroeg een teder Godsdienstgevoel. Hy was gewoon te zeggen, dat, alwat in zyne Schriften, geschikt tot overtuiging en roering, werd gevonden, was aan te merken als de vrucht van die zachte, stille, verkeeringen met God, waaraan hy zich van jongs af gewend, en waartoe zyne godsdienstige Moeder, die hy meermaalen met zoo veel aandoening voor zyn krankbed had hooren bidden, hem het uitmuntendst voorbeeld had gegeeven.
In zyn veertiende jaar werd hy te Koningsberg ter school besteld, op het vermaarde Collegium Fridericianum, daar hy, door de verstandige leiding van den verdienstelyken Schoolleeraar p. nalenz, die niet minder werk maakte om het hart zyner Kweekelingen te vor- | |
| |
men, dan om hen van grondige kundigheden te voorzien, binnen weinig tyds zoo ver gebragt werd, dat hy, nu 17 jaar oud geworden zynde, bekwaam geoordeeld werd, om de Academische Lessen by te woonen. Hy werd eerst naar Jena, en daarna naar Halle, gezonden. Hier bleef hy tot 1757, daar hy het geluk had met baumgarten van naby bekend, en weldra door dien beroemden Man in huis genomen, en aan zyne tafel toegelaaten te worden. Naar den wyzen raad van zulken uitmuntenden voorganger, werd nu de geheele loop zyner studien geregeld. Baumgarten was, in alle opzichten, ook in kleinigheden, het ideaal, welk hy zich steeds tot navolging voorstelde. Hy zocht zelfs de hand zynes Leermeesters, hoe onleesbaar deszelfs schrift ook ware, na te bootzen. Het geen evenwel meer te beduiden had, was de klaarheid en juistheid in het denken, de smaak voor de stiptste orde, met de kunst om zich tyd en boeken op de beste en zorgvuldigste wyze ten nutte te maaken, waarop de Hoogleeraar altyd zoo zeer aandrong, welk alles deszelfs regtgeaarten Kweekeling, zyn leeven lang, bygebleven, en altyd by hem op den hoogsten prys gesteld is. De wyze van eigen nadenken en streng onderzoek, waaraan baumgarten hem gewend had, beveiligde hem te Halle voor de nadeelige indrukselen van destyds aldaar bloeiende Kweekschoolen van overdrevene Godsdienstigheid, waarmede anders de welopgevoede, en voor Godsdienst en Godvrucht zoo zeer warme, Jongeling ligt te veel had kunnen vooringenomen geweest zyn. Hy had eene innige hoogachting voor de schitterende deugd van eenigen van derzelver medeleden, en voor de edele grondbeginselen, die hy in hunne Schriften
ontdekte; maar droeg tevens wel zorge, dat hy 'er, in het verstandig nadenken over zaaken van Godsdienst, niet door werd gehinderd. Men kan evenwel den invloed, dien de goede gedachte, van hun opgevat, op zyne begrippen, vooral in het praktische, gehad heeft, duidelyk bemerken in zyne nagelatene Schriften.
Baumgarten ontdekte in zynen jongen Vriend weldra zoo veele goede talenten, en een toereikenden voorraad van kundigheden, dat hy hem, reeds in Halle, aan zyne welbekende Narichten van merkwaardige Boeken mede liet arbeiden. Kort daarna begon hy ook alreeds bydraagen, voor de Theologische Bibliotheek van kraft, te leveren.
| |
| |
Gaarne had men hem toen reeds te Halle bankvast willen maaken. Dit mislukt zynde, begaf hy zich naar Danzig, daar hy zich, als Candidaat, van 1757 tot 1761 heeft opgehouden. Hier gaf hy ook eenige Lessen, maar hield zich voornaamelyk met de voortzetting zyner eigene Letteroefeningen bezig. Zyn Vriend bertling, met wien hy gemeenzaam omging, had het genoegen hem, in 1761, als Professor Theologiae extraordinarius, in te wyden, by welke gelegenheid hy, in een Programma de groote verwachting, die men van less opgevat had, uitdrukte.
Dezen post nam less aan, onder voorwaarde, dat hem eene geleerde Reis toegestaan werd, die hy in zyn 27ste jaar naar Holland en Engeland ondernam. Over Hanover gereisd zynde, werd hem aldaar door den Hofraad van duve aangeraaden, zich by den Staatsminister van munchausen te laaten aandienen. Less beloofde zich weinig van dergelyke opwachtingen, en gaf rondelyk te kennen, dat hy zich maar éénen dag in Hanover kon ophouden. Maar nu kwam hem die eerwaardige voorstander en beminnaar van geleerdheid en geleerde lieden, die geene gelegenheid, om groote talenten in aanmerking te neemen, en voor Gottingen te winnen, het voorbygaan, zelf voor, ontbood hem tot zich, en droeg hem aanstonds, op eene vereerende wyze, den post van Professor extraordinarius in de Theologie, en Academieprediker, te Gottingen op, wanneer hy zou zyn te rug gekeerd, te aanvaarden. Zyne groote zucht, om tot algemeen nut te zyn, en zyn aangevangen plan van werken tot volkomenheid gebragt te zien, deed hem, met weerzin, Danzig, en de aldaar geopende uitzichten, vaarwel zeggen, en omtrent Michaëlis 1763 naar Gottingen komen. Ondertusschen was hem vooral zyn verblyf te Londen zeer voordeelig. Daar werd hy met de Engelsche Litteratuur, die op zyne volgende geleerde werkzaamheden zeer veel invloed gehad heeft, van naby bekend, en inzonderheid vertrouwd met den beroemden Aartsbisschop sacker, met wien hy ook vervolgends eene interessante Briefwisseling heeft onderhouden. Men had hem ook hier de aanlokkende aanbieding gedaan, om Leeraar by de Hamburger Gemeente aldaar te worden.
1766 werd hy Doctor in de Godgeleerdheid; 1770 werd hy, met jerusalem, ernesti en anderen, Lid van het Zweedsche Gezelschap pro Fide & Christianismo.
| |
| |
In Gottingen maakte hy zeer veel opgang. Zyne Voorleezingen, inzonderheid over de Moraal en Predikkunde, en tot wederlegging van Deïsten, werden hooggeschat en vlytig bygewoond. Zyne Leerredenen, die altyd iets origineels en nieuws eigen hadden, en den geest van het echte Christendom ademden, maakten hem niet alleen by de Academie, maar ook in geheel Gottingen, algemeen bemind. Hy leefde gemeenzaam met alle zyne Collegen, inzonderheid met michaëlis, walch, miller, meister en Böhmer; en deze vriendschap heeft, in weerwil van de verscheidenheid van gevoelens en smaak, die onder hen plaats greep, nimmer opgehouden.
Door veel werken, waarvoor zyn lichaamlyk gestel niet zeer geschikt was, en een daarby gekomen pynlyk accident, waaraan hy jaaren lang veel doorgestaan had, begon zyne gezondheid eindelyk dermaate te wankelen, dat hem eene Reis in meer zuidelyke streeken werd aangeraaden, waartoe hy ook van de Koninglyke Regeering verlof kreeg. Hy ondernam dezelve in 1774, doorreisde Zwitserland en het zuidelyk deel van Frankryk, en versamelde zich, zoo veel zyne gezondheid toeliet, een schat van waarneemingen, die zyne vrienden gaarne gezien hadden, dat alle door hem in 't licht gegeeven wierden; waartoe hy evenwel niet heeft kunnen besluiten. De Consistoriaalraad walch heeft alleen een gedeelte derzelven, over den tegenwoordigen toestand der Protestanten in Frankryk, gemeen gemaakt in het 6de Deel van zyne neueste Religionsgeschichte. Michaëlis ontving van hem vergelykingen van Paryssche Afschriften van het N.T., die in het 9de Deel van diens Orient. Bibliotheek gedrukt zyn. Voorts zyn de vruchten en voordeelen van deze Reis voor hem en zyne Leerlingen, vooral ten aanzien van de Moraal, zeer gewigtig geweest. Hy had zoo wel de onverschilligheid omtrent zaaken van Godsdienst, en het Ongeloof, als het Bygeloof en de Monnikenmoraal, in alle derzelver dikwyls bedriegelyke gedaanten, en invloed op menschelyk geluk en burgerdeugd, tot aan de bronnen toe opgespoord, en was, door alle gedaane waarneemingen, in den omgang met menschen van de verschillendste Godsdienstbegrippen, in zyne vaste overtuigingen van de hooge waarde en den Goddelyken oorsprong van het waare Christendom meer en meer bevestigd, en te gelyk ook nog al meer rekkelyk en gemaatigd geworden in het oordeelen over anders denkenden, waar- | |
| |
omtrent zyne beoordeeling van de Schouwspeelen ten voorbeelde kan strekken. Voor het overige had ook deze Reis, voor zyne gezondheid, de
beste gevolgen, en gaf gelegenheid, dat zyn huisselyk geluk werd vermeerderd, door het aangaan van eene Echtverbintenis met Mevrouw de Weduwe umlin, die hy te Straatsburg had leeren kennen; eene verstandige, edeldenkende Vrouw, zynes waardig. Nu beyverde hy zich des te meer, om, in de naauwste verbintenis met roemwaardige Amptgenooten, waaronder hy het genoegen had nu weldra köppe mede te moogen tellen, zyn post te bekleeden. 1784 ontving hy, tot aanmoediging en belooning, de waardigheid van Consistoriaalraad, en werd nu ook Primarius van de Theologische Faculteit. Ondertusschen hadden hem zyne lichaamszwakheden genoodzaakt van zynen post, als Academieprediker, afstand te doen, en niet zelden moest hy nog de gevolgen van vroegere en nieuwe ongesteldheden ondervinden. Zyne Leerrede, by gelegenheid van het Jubelfeest der Academie, 17 Sept. 1787 gevierd, maakte den diepsten indruk op de aanzienelyke menigte, die dezelve heeft bygewoond. Sedert is hy voortgegaan, tot 1792, den roem van Gottingen, ook verre over de grenzen van Duitschland, te helpen staande houden. Toen is hy, in de plaats van köppe, naar Hanover vertrokken, waarvan onder nog iets meer zal gezegd worden.
28 Aug. 1797 is hy aan eene Borstziekte gestorven. Reeds lang had hy den dood te gemoet gezien, en, met de rustige zielsgesteldheid van een welvoorbereid Christen, zich zelven, en zyne eenige achtergelaatene Dochter, aan Gods vaderlyke beschikking overgegeeven. De gedachte des doods was hem, vooral op 't laatste van zyn leeven, des te aangenaamer, omdat hy zich met denzelven de eindpaal van het zwaar lyden voorstelde, waarmede hy, door lichaamszwakheid, heeft moeten worstelen.
Dus verre gaven wy slechts eene algemeene schets van het by uitneemendheid werkzaam leeven van een der eerwaardigste Mannen, waarop Duitschland mag roem draagen. De edele gevoelens, en geheele wyze van denken en werken, die hem byzonder eigen geweest is, verdienen nog wat meer van naby gekend te worden.
(Men hebbe zulks te wagten in een volgend Stukje.)
|
|