| |
| |
| |
Nadere berichten van de laatste werkzaamheden der Roomsche geestelykheid in China, en van den staat van het Christendom in dat ryk.
No. II.
(Getrokken uit een Bericht van de Zendelingschap in de Chineesche Provintie Su-tchoan, van 30 Sept. 1791, aan de Directeuren van het Zendelings-Seminarie te Parys, vervaardigd door joh. desid. de st. martin, Apostolischen Vicaris van Su-tchoan, en Bestuurder van de Provintien Yunnan en Koucitcheoun, afgezonden en geteekend door j. didier, Bisschop te Caradre.)
Wy hebben dit jaar zwaare Vervolgingen moeten doorstaan, die het getal van onze Christenen merkelyk hebben doen aanwassen. Nu is maar onze eenige vrees, dat wy voor die groote menigte niet behoorlyk zullen kunnen zorgen. Een van deze Vervolgingen scheen, naar menschelyk aanzien, het Christendom in dit Land ten eenemaal te zullen verdelgen. Wy liepen alle gevaar, om als Rebellen en Oproermaakers te recht gesteld te worden.
Twee geweldenaars, uit de Secte Fao, maakten tegen het einde van 't vorige jaar een aanslag op de Regeering, zochten alle overblyfselen van de tegenwoordige Dynastie uit den weg te ruimen, en alzoo de heerschappy te bemachtigen. Men had een jong mensch van 23 jaaren, uit de heffe des volks, die door zyn eigen familie om slecht gedrag weggejaagd was, tot Keizer bestemd. Een Physiognomist, die daarvan leefde, dat hy de menschen hun geluk voorspelde, had verzekerd, dat hy, zonder twyfel, geboren was, om tot dien allerhoogsten eeretrap op te klimmen, en dat hy, naar de regels der konst, op den eersten dag van de eerste Chineesche maand, (ongeveer in 't midden van February naar onze rekening,) daarvoor in de Hoofdstad van onze Provintie moest erkend worden. Daaraan sloegen zy, die eene omwenteling in 't hoofd hadden, geloof, en lieten zich daardoor vervoeren tot de verschrikkelykste maatregelen, om de zaak tot stand te brengen. Zy lieten den toekomsti- | |
| |
gen Keizer den naam van Tchou aanneemen, en gaven hem nog een bynaam, die het voorkomen had, alsof hy uit het Keizerlyk Geslacht van Mie, 't welk voor het tegenwoordige aan het roer der Regeering geweest was, afstamde. Men haalde eenige ryke en aanzienelyke lieden, die ligtgeloovig waren, door beloften van groote eerambten, over, om in het beraamd plan deel te neemen. Weldra hadden zy een grooten aanhang, en waren zoo wel van geld, als van volk, dat zich op allerlei wyzen liet verblinden, rykelyk voorzien. Het gelukte hun, in drie maanden, 9 of 10 Districten van onze Provintie, die ongeveer zoo groot zyn mag, als twee of drie Provintien van Frankryk, in hun belang te krygen.
Tot ons ongeluk, namen ook eenige Christenen deel in den Opstand. Een gelukzoeker, die, nadat hy al zyn geld en goed door het spel verkwist had, Christen geworden was, stelde zich aan het hoofd, en raakte in onderhandeling met een van de Opperhoofden. Hy gaf by zyne Medechristenen, die hy aan zyne zyde zocht te lokken, voor, dat men door de nieuwe Regeering meer vryheid van Godsdienst zou erlangen, en haalde werkelyk eenigen over, om door toelagen het ondernomen werk te ondersteunen. Voor ons Missionarissen werd alles zorgvuldig verborgen gehouden.
Ondertusschen wierden 'er wapenen gesmeed, Soldaaten geworven, vaandels gereed gemaakt, en Officiers gekozen, om het bevel te voeren. De laatste nacht van 't jaar was tot de uitvoering der Samenzweering bepaald. Dan zou men alle de Staatsdienaars, de Mandarynen, en alle leden van Regeering in de Hoofdstad vermoorden. Anderhalve dagreizen van dezelve was een troup van 10 tot 20,000 gewapende mannen byeen, de overigen waren in de Districten verdeeld. Men rekent, dat 'er ongeveer 40 tot 50,000 onder de wapenen waren. Hoe meer de tyd naderde, des te meer begon men openlyk van het geen 'er gaande was te spreeken, het volk liep overal te hoop, en begon allerlei ongeregeldheden te pleegen. De Regeering begon 'er zich tegen te verzetten. Men zocht verdachte personen op, en bragt een groot aantal in verzekering. Zelfs de gewaande toekomstige Keizer viel in hunne handen, die echter zyne Richters door stoute taal meer bevreesd maakte.
Nu kwamen de Christenen ook in 't uiterste gevaar.
| |
| |
Soldaaten en Gerechtsdienaars wierden overal rond gezonden, en 't gerucht verspreid, dat de voornaame rede hiervan was, omdat de Christenen een Opstand in 't zin hadden. Dezelfde Mandaryn, die ten tyde der Vervolging van 1783 Richter geweest was, en toen gelegenheid gehad had, om overtuigd te worden, dat de grondstellingen van den Christelyken Godsdienst van alle oproerigheid zeer vreemd waren, was, door de gunstige beschikking der Voorzienigheid, die ons daardoor nu nog het nuttig gevolg van die vorige ongelegenheid heeft doen zien en ondervinden, ook nu oorzaak, dat de voorgenomen rechtspleeging tegen de Christenen, wier zaak hy openlyk voorsprak, niet ter uitvoer kwam. Wy wisten niets van deze voor ons gunstige omstandigheid, maar leefden in de geduurige verwachting van gevangen genomen en mishandeld te zullen worden. Ons lot scheen meer en meer bedenkelyk te worden, terwyl elk zich van ons verwyderde. Men dwong de Christenen, om landen en huizen, die zy in pacht hadden, eensklaps te verlaaten, sneed alle gemeenschap met hun af, en behandelde hen op veele plaatzen allezins hard en onmenschelyk. Men durfde evenwel dus verre niemand van hun in rechten vervolgen, waarop de Christenen zich hier en daar openlyk beroemden.
Maar dit was van korten duur. Toen het de Regeering meer ernst wierd, om zich tegen de gewapende magt der Oproermaakers te verzetten, werd onder de aanvoerders ook een, die zich zoo wat ten halve voor een Christen uitgegeeven had, gevonden. 'Er is eene Wet in China, dat eene geheele familie, in geval van oproer, aanspraakelyk is voor haare aanverwanten, vooral, wanneer niemand uit dezelve, vóór de ontdekking, de schuldigen aangebragt heeft. Zoo werd dan een, die voor een Christen doorging, met zyne vier Dochters, ofschoon deze nog zeer jong waren, gevangen genomen. En nu wierden ook anderen, die 'er min of meer betrekking op hadden, opgezocht, ook de bovengenoemde, die werkelyk met het Opperhoofd der Samengezwoorenen in onderhandeling was gekomen, aangegeeven, en, zoo door huiszoekingen, als anderzins, veel moeite in 't werk gesteld, om hem in handen te krygen. Hy besloot eindelyk zelf zich aan 't Gericht over te geeven. Door zyne bekentenis, dat nog eenige weinigen min of meer deel in
| |
| |
de Samenzweering hadden, kwamen de onschuldigsten zelfs in verdenking. De Christenen zelfs begonden tegen ons kwaad vermoeden op te vatten, alsof wy hen, onder voorwendsel van hen te willen onderwyzen in de Christelyke Leer, in de Samenzweering hadden trachten in te wikkelen. Ik zelf moest, uit vreeze van ook in hechtenis te zullen komen, van 't eene huis in 't andere vluchten. Het gebeurde eens, dat eene talryke Vergadering van Christenen, die aan ons verbod, om vooreerst de openbaare byeenkomsten na te laaten, weigerden te gehoorzaamen, met geweld gestoord, en eenigen uit den hoop gevangen genomen wierden. Maar men liet zich weldra van onze onschuld overtuigen. De gevangenen kwamen los. Veelen lieten zich by deze gelegenheid van de goede zaak der Christenen meer en meer overreeden, en kwamen tot ons over. Deze gunstige keer van zaaken scheen ons in eene nieuwe en grootere ongelegenheid te zullen brengen, toen de Rebellen, om zich ook veiligheid te bezorgen, nu ook begonden voor te geeven, dat zy Christenen waren. De Mandaryn, die ons gunstig was, had onze Kerkboeken laaten ophaalen, en bediende zich daarvan, om zulken, die dit voorgaven, de gewoone gebeden te laaten opzeggen. En nu wierd weldra het bedrog ontdekt, en de Christenen meer en meer gerechtvaardigd.
Toen men vervolgends de schuldigen te recht stelde, waarvan eenigen aan stukken gehouwen, anderen onthoofd, of met de koord gestraft wierden, kwamen de weinige Christenen, die waarlyk misleid waren, om min of meer deel in den Opstand te neemen, vry met ligtere straffen; de twee bovengenoemden, die een meer voornaame rol gespeeld hadden, uitgezonderd, waarvan de een met de koord gestraft, de ander onthoofd werd. Dit maakte eenige Mandarynen, die den Christenen min gunstig waren, op nieuw gaande, die zich, vooral in afgelegene Districten, somtyds veel veroorloofden.
Men hoort geduurig van nieuwe vervolgingen en onderdrukkingen. Meermaalen worden onze verdrukkers ten toon gesteld; maar zy weeten dikwyls hunne ondeugende oogmerken zoo te verbergen, en door list en geweld zoo veel uit te werken, dat het getal van ongelukkige slachtoffers voor het Christelyk geloof van dag tot dag vermeerdert. Onder dat alles wassen onze Gemeenten, en wordt ons
| |
| |
werk by dezelve meer en meer van God gezegend. Wy zoeken onze lieden altyd te beduiden, dat geduld, en een allezins Christelyk gedrag, ons beste wapen is.
Wy tellen dit jaar meer dan 1000 volwassenen, die zich hebben laaten doopen, en ongeveer 1400 Catechumenen, (die nog onderweezen worden), waaronder wy dat groot getal niet eens mederekenen, die zich, onder de laatste vervolgingen, tot ons begeeven hebben, maar nog niet by de Missionarissen zyn opgeteekend. 1648 Kinderen van Heidenen, die op sterven lagen, zyn gedoopt. Het kost ons veel moeite, allen in hunne laatste uuren by te staan. Waren wy sterker, dan zouden 'er minder onbezocht sterven, en ook meer Heidenen, die ons onderricht verlangen, zich bekeeren.
De Bisschop van Pekin schryft my, dat ook in Corea, een groot Koningryk, dat aan Leaotong grenst, het Euangelie ingang vindt. Men telt daar reeds 4000 Christenen, die door den Zoon van eenen Gezant uit dit Ryk aan 't Hof van Pekin tot het Christendom overgebragt, en voor eenige jaaren door grammont gedoopt zyn. Ook deze Gemeente heeft reeds zwaare vervolgingen moeten doorstaan, maar ook daaronder zich heldhaftig gedraagen. Op een tyd, toen men dit minst vermoedde, kwam eene gunstige verandering. De Ministers hadden by den Koning den Christelyken Godsdienst geprezen, en gezegd, dat dezelve in Pekin veel opgang maakte. Nu liet hy de gevangenen los, en verbood hun wel het Christendom verder voor te staan, maar voegde 'er geene bedreiging by. De Christenen maakten zich deze vryheid ten nutte, en verzochten de hulp van den Bisschop van Pekin, die ook besloten heeft een Missionaris derwaart te zenden, en zich veel moeite geeft, om op allerlei wyzen de goede voortgangen van het Christendom aldaar te bevorderen. Het zou voor ons ongelukklg zyn, indien het Christendom van ons, eindelyk, geheel wegging, en in andere Landen gevestigd wierd!
De Keizer van China laat thans, zoo men zegt, de troupen, die in onze Provintie, op de grenzen van Tibet, staan, voortrukken, om den Lama by te staan. Een nabygelegen Volk, dat een Land bewoont welk de Chinesen het achterste Tibet noemen, heeft de wapenen opgevat, en bedreigt den Lama, die daarom de toevlucht
| |
| |
tot den Keizer genomen heeft. Voorleden jaar scheen 'er een vergelyk getroffen te zyn, men meende, dat de Vrede te Pekin gesloten was. Maar de vyanden van den Lama vemoordden de Gevolmachtigden tot dat werk, toen zy te rug kwamen, en vingen den kryg van nieuws af aan. Zy hebben de Chineesche Soldaaten, die op de grenzen van dit Land stonden, ingesloten. Men weet thans niet, hoe het 'er mede is. 'Er is bevel gegeeven, om meer Krygsvolk derwaart te zenden.
|
|