Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 98]
| |
Leevensschets van Jean Antoine Nicolas Caritat de CondorcetGa naar voetnoot(*).(Volgens la lande.)
Jean antoine nicolas caritat de condorcet sproot uit eene edele en zeer oude Familie, werd den zeventienden van Herfstmaand 1743 te Ribemont, in Picardye, gebooren. Vyftien jaaren bereikt hebbende, werd hy na het Collegie van Navarre gezonden, om zich in de Wysbegeerte te oefenen. Hy hadt het geluk om in handen te vallen van een bekwaamen Hoogleeraar, die zich zints dien tyd onderscheidde door verscheide uitgegeevene Wiskundige Werken. De jonge condorcet betoonde geen smaak te vinden in de loopbaane hem het eerste jaar voorgeschreeven; hem walgden de zifteryen der Ontology en Pneumatology, en de geheele jammerhartige zamenknooping der Schoolsche Metaphysica. Maar, in het volgende jaar, zyne Oefeningen bepaalende tot de Wis en Natuurkundige Weetenschappen, vondt hy deeze geheel en al gelykaartig aan zyn smaak; en schoon 'er, ten dien tyde, honderd en twintig Studenten zich te Navarre in die vakken bevonden, stak hy boven allen uit. Hy verdeedigde in het openbaar eenige Stellingen, waar by clairaut, d'alembert en fontaine zich tegenwoordig bevonden, met veel roems. Weder na huis gekeerd, zette hy zyne Wiskundige Weetenschappen, met allen yver, voort. Om 'er te grooter vorderingen in te maaken, trok hy met den Jaare 1762 na Parys; waar hy de Scheidkundige Lessen van macquer en beaume bywoonde, en zich steeds liet vinden in de geleerde Zamenkomsten, door d'alembert aangelegd ten huize van Mevrouwe de lespinasse. Slegts twee en twintig jaaren bereikt hebbende, gaf hy, in den Jaare 1765, een Werk uit over de Integral Calcule, waar in hy de uitgestrektheid en oorspronglykheid zyner inzigten ontdekte. Men telde hem van dien tyd af onder de grootste Wiskundigen in Europa. Daar waren | |
[pagina 99]
| |
'er toen niet meer dan tien van dien stempel; één te Petersburg, één te Berlyn, één te Bazel, één te Milaan, en vyf of zes te Parys. Engeland, 't welk zulke uitsteekende Wiskundigen voortyds hadt uitgeleverd, hadt 'er thans geen die met de gemelden in één rang kon geplaatst worden. Ten blyke daar van strekten de oplossingen van de afgetrokkenste Wiskundige voorstellen, door hem in de Jaaren 1767 en 1768 in 't licht gegeeven. Op den achtsten van Lentemaand des Jaars 1769, werd condorcet Lid van de Academie, en verrykte, zints dien tyd, tot den Jaare 1773, de Boekdeelen, door dezelve uitgegeeven, met Stukken over de hooge Wiskunde. Het was eenigzins te bejammeren, dat hy zich misschien in bespiegeling te zeer verdiepte, en zo algemeen uitgestrekte regels opgaf, dat ze niet wel op byzondere gevallen konden worden toegepast. In deeze afgetrokkene beschouwingen voortvaarende, en daar mede verscheide jaaren aanhoudende, stelde hy eene breedvoerige Verhandeling op, over de Integral Calcule, in vyf Deelen; behelzende de Leer zelve, en dier toepassinge. Dit Werk werd voor de Drukpers gereed gemaakt in den Jaare 1785, door keralio, voortyds Gouverneur van den Infant van Parma. Slegts honderd en acht en twintig bladzyden zyn 'er van gedrukt; maar het Handschrift is nog in weezen; gelyk ook dat eener Verhandeling over de Arithmetica. Het is te hoopen, dat deeze beide eenmaal het licht zullen zien. Condorcet's aandagt bepaalde zich intusschen niet geheel en al tot deeze diep afgetrokkene Weetenschappen. Omtrent den gemelden tyd gaf hy een naamloos Geschrift uit, onder den tytel van Brief aan eenen Godgeleerden, waar in hy op een scherpen Satyrieken trant de aanvallen beantwoordde, gemaakt door den Schryver van de Drie Eeuwen der Letterkunde, tegen dien Wysgeerigen Aanhang. Dan hy voerde het stuk zomtyds te verre; want, de juistheid zyner Stellingen toegestaan zynde, hadt hy voorzigtiger gehandeld, als hy deeze waarheden bepaald en gehouden hadt binnen eenen kring van vertrouwde Vrienden, daar ze gevaarlyk zyn voor het gros des volks, die geene gezonde beginzels weeten in plaats te stellen voor 't geen zy verliezen, in vrees, troost, of hoope. Te midden van den Jaare 1773, werd condorcet bevorderd tot Secretaris van de Academie der Weeten- | |
[pagina 100]
| |
schappen. Deeze gewigtige post nam hy het overige zyns leevens waar, met veel bekwaamheids en grooten roem. De post, hem opgelegd, vorderde van hem het vervaardigen der Leevensbeschryvingen der afgestorvene Academieleden; die taak volvoerde hy naarstig, met oordeel en algemeene toejuiching. En welk soort van Geschriften is zo vatbaar om ten algemeenen gebruike aangewend te worden, als het opstellen van Leevensverhaalen. Deeze schenken leering op de inneemendste wyze; leeven en werkzaamheid byzettende aan de regelen van gedrag en de lessen der Deugd, doen zy in den boezem het vuur van edelaartigen volglust ontbranden. Het Leevensberigt eens Wysgeers moet overzulks een gedeelte van de Geschiedenis der Weetenschap bevatten. Wy zien daar in de opeenvolgende stappen, welke tot ontdekkingen leiden, en leeren de waardy deezer verkrygingen schatten, naar maate van de poogingen daar toe aangewend, en de menigte van te boven geworstelde hindernissen. Wie zal den Franschen den lof betwisten, dat zy zints lange hebben uitgemunt in het opstellen van Eloges; doch die van condorcet neemen een verhevener vlugt dan die zyner Voorgangeren. Vol onderrigting van waare Weetenschap, en door onpartydigheid ingegeeven, spreiden zy teffens een sterkte van Verbeeldingskragt ten toon, gepaard met kragt en stoutheid van styl. De onverschrokkenheid, met welke hy de gevoelens van Waarheid en Vryheid uitboezemde, kon men naauwlyks verwagten uit de pen van een Lid der Academie onder eene Monarchaale Regeering. Behalven de Eloges, welke eigenlyk tot de taak van condorcet behoorden, gaf hy, in een afzonderlyk Boekdeel, de Leevens dier Geleerden, die, gestorven zynde vóór het herstel der Academie in het Jaar 1699, niet in het Plan van fontenelle vielen. - Het staaken van de Historie der Academie, of het opstellen van geregelde Uittrekzels der gedrukte Stukken, 't welk hy, in den Jaare 1783, te wege bragt, schonk hem meerder tydruimte. Met den Jaare 1787 verscheen, hoewel zonder 's Mans naam, in 't licht, zyn Verslag van turgot. Een meesterstuk, 't welk, de weldaadige inzigten ontvouwende van een braaf en verlicht Staatsdienaar, een beknopte schets oplevert van de beginzels der Staatkundige OEconomie; men zal in geene taal iets, 't zelve overtreffende, vinden. Omtrent | |
[pagina 101]
| |
dien zelfden tyd vervaardigde hy die fraaije Leevensbeschryving, welke geplaatst is voor de pragtige Uitgave der Werken van voltaire. Condorcet was in den Jaare 1782 verkoozen tot Lid van de Fransche Academie. Zyn roem als een uitsteekend Schryver was zo wel gevestigd, dat de Boekhandelaars gaarne hunne uit te geevene Werken met zyn naam wilden doen pronken. Hy beloofde een Deel als een Byvoegzel by de Overzetting van euler's Brieven aan een Duitsche Prinses; doch hy voltooide het niet. Het gedeelte, 't welk gedrukt werd, slegts ruim honderd bladzyden beloopende, behelst de Beginzels der Kansrekeninge, en een aartig Plan van een Woordenboek, waar in de Stukken zouden gerangschikt worden enkel naar derzelver hoedanigheden. Eene nieuwe Overzetting kundigde men aan van smith's Rykdom der Volken, met Aantekeningen van condorcet; schoon hy nimmer in ernst bedagt geweest was om 'er de hand aan te slaan. Op even lossen grond was zyn naam geleend aan een Werk, getyteld: Bibliotheque de l'Homme Public. De gemaklykheid van zynen aart stelde hem, ten deezen tyde, maar al te zeer bloot voor zulke onedele kunstenaryen. De laatstgemelde Letterbezigheden trokken condorcet niet geheel en al af van diepere Studien. Op aanraaden van turgot, zogt hy de Analysis toe te passen op Staaten Zedekunde. Zyn eerste Stuk, des betreffende, over de Waarschynlykheden, las hy ten Jaare 1781 in de Academie voor. Vervolgens strekte hy zyne naspeuringen uit tot het overweegen van verkiezingen, verkoopingen en opvolgingen: in 't einde die Aanmerkingen en Berekeningen in de gedaante van een Stelzel gebragt hebbende, gaf hy ze in den Jaare 1785 in 't licht. Dit Boekdeel bevatte de beginzels van eene nieuwe en zeer belangryke Weetenschap. Gereed valt te begrypen, welk een aanbelang condorcet stelde in het wel slaagen der Omwentelinge in Frankryk. Bewust welk een verbaazenden invloed de Nieuwspapieren hebben, droeg hy met ruime handen by aan het Journal de Paris en de Chronique, welke Tydschriften grooten roem verwierven door de fraaiheid die zyne welversneede pen 'er aan byzette; en niet lang vóór zynen dood ving hy met den beroemden sieyes een Tydschrift aan tot Volks-onderwys. - In den Jaare 1791 | |
[pagina 102]
| |
vervaardigde hy een Geschrift ten voordeele van het Gemeenebest-bestuur; dit verzorgde hem eene plaats in de Wetgeevende Vergadering, en de Academie stondt hem toe de post van Secretaris te blyven bekleeden. Hy vervaardigde een Manifest, ten opzigte van den Oorlog, door de gekroonde Hoofden gedreigd; ook kwam van zyne hand een zeer breedspraakig en uitsteekend Verslag, wegens het openbaar Onderwys, 't welk onlangs gedeeltlyk in Frankryk gevolgd is. Vroegtydig was condorcet een Lid van de Club der Jacobynen; dat kragtig werktuig der Omwentelinge; doch de heftigheid, met welke dezelve voortsloeg, bemerkende, verliet hy die Byeenkomsten in Lentemaand des Jaars 1792. Wanneer de Koning na den Tempel gebragt werd, benoemde de Wetgeevende Vergadering condorcet, om een Verdedigschrift van dit bedryf, aan geheel Europa gerigt, op te stellen. By de ontbinding dier Vergaderinge benoemde men hem tot Afgevaardigde op de Nationaale Conventie, en voor een tydlang speelde hy eene hoofdrol in derzelver raadpleegingen. Hy vondt zich aan het hoofd geplaatst van het Committé, benoemd tot het ontwerpen van een plan van eene Republicainsche Constitutie. - Maar, intusschen, hadt de aanhang van de Montain, die met een byzondere kragt van character werkte, binnen korten tyd meer en meer sterkte gekreegen. Het verslag van het Committé werd koeltjes ontvangen - zelfs met versmaading bejegend; en op den één en dertigsten van Bloeimaand 1793 zegepraalde robespierre volkomen. Op die Zegepraal volgde wel ras het vatten en verstrooijen der Brisottynen, en condorcet, tegen het dooden des Konings gestemd hebbende, vondt zich onder de gevloekten. Eenige maanden lang verwierf hy eene schuilplaats te Parys, in het huis van eene Vrouwe, die hem in persoon niet kende, maar deel nam in zyn lot. Niets kon de waakzaamheid van den Dwingeland ontgaan. Bedreigingen eener strikte Huisbezoeking drongen hem, in Lentemaand des Jaars 1794, zyne schuilplaats te verlaaten. Hy geraakte vermomd de barriere door, en sleet den eersten nagt op de vlakte van Mont Rouge. Den volgenden morgen keerde hy na het huis van een oud Vriend te Fontenai, die ongelukkig na Parys gegaan was, en niet voor naa het verloop van twee dagen t'huis verwagt werd. In deezen deerlyken staat van onzeker | |
[pagina 103]
| |
heid bragt condorcet één nagt in een steengroeve, en een tweeden onder een boom in 't veld door; op den derden dag haastte hy zich om zynen Vriend te ontmoeten; maar de ontmoeting was kortstondig en niets afdoende; naa een op staande voet genomen besluit, kwam men overeen, dat condorcet op dat oogenblik zou vertrekken, en 's nagts wederkomen, naa dat alle dienstboden ter ruste waren. Dit noodzaakte hem nog dien tyd in de nabuurschap van Calmar rond te zwerven. Door honger geprangd, door vermoeienis afgemat, aan zyn voet bezeerd, kon hy de behoeften der natuure niet langer wederstand bieden. Hy waagde het in een kroeg te gaan; waar zyn lange baard en verwilderd uitzigt hem verdagt maakten. Een Lid van het Committé Revolutionair van Calmar vroeg hem zyn Bewys van Burgerschap af; dit ontbreekende, en het vreemd voorkomen 't welk deeze Man maakte, was oorzaak, dat men hem na het Committé bragt; en van daar overvoerde na het District van Bourg la Reine. Te laat gekomen zynde, om dien avond ondervraagd te worden, zette men hem gevangen onder den naam van pierre simon; met oogmerk om hem vervolgens na Parys te zenden. Doch 's anderen daags 's morgens vondt men hem doodGa naar voetnoot(*). Zo deerlyk eindigde de allerbekwaamste Wysgeer, en een der fraaiste Schryveren, die de tegenwoordige Eeuw vercierd hebben, zyn leeven. Hy was zagt, goedaartig en verpligtend, van aart. Noch zyn trant van spreeken, noch zyn uitwendig voorkomen, droegen blyk van het vuur zyns vluggen en schranderen vernufts. D'alembert vergeleek hem wel eens by een Volkaan met | |
[pagina 104]
| |
sneeuw overdekt. Hy hadt iets zwaks in zyn Character; 't welk hem menigmaal de speelbal deedt worden van Lieden, by hem op geen eenen dag te noemen. Het was geduurende het tydperk zyner verschuilinge in Pary, dat hy, zyns lots en leevens onzeker, een Werk schreef, onder den tytel van Schets der Vorderingen van 's Menschen Geest. - Een Werk, niet min belangryk uit hoofde van de stoffe daar in behandeld, dan ter oorzaake van de buitengewoon harde omstandigheden, in welke het werd vervaardigd. Het zal ongetwyfeld zeer onderscheiden geschat en beoordeeld worden; maar elk zal de oorspronglykheid der gedagten en de gelukkige uitdrukking van dezelve bewonderen. Het is slegts de schets van een groot Werk, 't welk, hadt de Schryver leevenstyd gehad om dezelve op te maaken, zou mogen aangemerkt worden als een gedenkteken ter eere van de Menschlyke Natuure opgerigt. Omtrent het afloopen des Jaars 1786, trouwde condorcet aan marie louise sophie de grouchy, wier jeugd, geest en schoonheid, min aantreklykheids bezaten in het oog eens Wysgeers, dan de tedere en moedige bezorgdheid, met welke zy by de legerstede zat, en het leed verzagtte, van den Zoon des Presidents du paty, die door een dollen hond gebeeten was. - Deeze Egtverbintenis, egter, was heilloos voor zyne rust; dezelve bragt hem op het gevaarvolle pad der Eerzugt; het denkbeeld, om te zorgen voor eene Vrouw en Dogter, zette hem aan om te staan na een post, die hy voorheen zou versmaad hebben. - Newton was Munt-meester; condorcet Commissaris van de Nationaale Schatkist. |
|