Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Aanmerkingen, over de opvoeding en de studien der vrouwlyke sexe.(Naar het Engelsch.)
medeburgers!
‘In de Beoordeeling van het onlangs uitgekomen Werk des Hoogleeraars van der marck, Schets over de Rechten van den Mensch, het Algemeen Kerken-Staatsen Volken-Recht, ten dienste der Burgery ontworpenGa naar voetnoot(*), zag ik, onder andere Aanhaalingen ter proeve uit dat Stuk, eene bedenking diens Mans bygebragt, om te beweeren, dat men de Schoone Sexe niet geheel van de Academische Opvoeding zou uitsluiten. Ik heb, dit Werk my eigen gemaakt hebbende, die plaats naagezogt, en dezelve op bl. 181 en 182 gevonden. Ik had gedagt 'er meer, dan de aanhaaling in uwe Vaderlandsche Letteroefeningen, te zullen vinden; doch zag alles, wat tot die bedenking behoorde, afgeschreeven. Korten tyd daar naa trof ik, in een Engelsch Stukje, een Vertoog aan, niet zo zeer de Academische dan wel de Verstandige en Kunstbeoefenende Opvoeding der Vrouwen betreffende: ik oordeelde het der Vertaalinge waardig; of Gyl. het plaatzenswaardig zult keuren, zal ik afwagten. My komt het geschikt voor om in Ul. Mengelwerk gevoegd te worden. Ik blyf, in afwagting, Ul. Leezer.’
Vrouwen, wier bekwaamheden zeer geoefend waren, hebben dikwyls zich laaten aftrekken door najaagingen | |
[pagina 86]
| |
van eene laage soort, en schynen niet geleerd te hebben, dat het groot onderwerp des leevens is, gelukkig te zyn; voorzigtig en deugdzaam te weezen, ten einde door die hoedanigheden het geluk te bejaagen. Haare eerzugt heeft zich laaten leiden tot het verkrygen van Kunde en Geleerdheid, even als andere Vrouwen aangezet worden om zich bevalligheden eigen te maaken, ten einde 'er mede te praalen; en niet met het doel van het weezenlyk voordeel der verkryging. Maar het is verkeerd, uit het misbruik eenen grond te ontleenen om tegen het recht gebruik zich aan te kanten. - Plaats de voorwerpen in een gepast licht voor het verstand, vertoon, dus doende, de betrekkingen waar in zy staan, en gy zult eene rechtmaatige keuze doen. ‘Gy oordeelt,’ sprak zeker Wysgeer, ‘uzelven gelukkig, om dat gy wys zyt; ik denk, dat ik wys ben, om dat ik gelukkig leef.’ Geene Vrouw kan gelukkig weezen in de Maatschappy, die de Deugden, byzonder aan haare Sexe eigen, niet bewaart. Moeten, wanneer deeze grondles duidelyk voor het verstand en overreedend betoogd is, die Deugden, en de middelen om dezelve te bewaaren en aan te kweeken, geene voorwerpen van het hoogste aanbelang worden voor Vrouwen van verstand? Ik wil haare gerustheid niet geheel van deeze overtuiging laaten afhangen, wanneer ik in staat ben om die te versterken door alle de voorafgaande hebbelykheden eener vroegtydig tot dit doel ingerigte opvoeding. Deeze zaaken zyn met elkander niet onbestaanbaar, schoon het, in den eersten opslage, zommigen zo moge toeschynen. Terwyl een Kind het Redesgebruik nog niet heeft, wil ik het leiden door myne Rede, en het zodanige hebbelykheden inboezemen, als myne ondervinding my overtuigd heeft, dat tot 's Kinds geluk strekken. Wanneer het verstand des Kinds begint te ontluiken, kan ik het oogmerk myns gehouden gedrags ontvouwen; en hebbelykheid zal als dan het steunzel der redelyke overtuiging krygen. Ik verlies geen tyd. Ik stel my, door die handelwyze te volgen, aan geen gevaar bloot. Zy, integendeel, die, in dit stuk, het geheel op de kragt der hebbelykheid en des vooroordeels laaten aankomen, stellen zich bloot aan een geduurig gevaar. Indien hunne Kweekelingen eens beginnen te denken op de geblinddoekte opvoeding, hun gegeeven; indien eenmaal hun geloof begint te waggelen omtrent de | |
[pagina 87]
| |
leerstellingen hun ingeboezemd, zullen zy veelligt overslaan, om te denken, dat zy bedroogen wierden in alles wat men hun voorhieldt; zy zullen de voorige banden, met versmaading, afwerpen, aan stukken scheuren: ligten waangeloovigheid is altoos, ten tyde der ontdekkinge, ras en voorbaarig. Smaakt u niet in de Vrouwlyke Sexe die veel moeds betoonende geest, welke de gewoonten, in de Maatschappy ingevoerd, versmaadt, door alle paalen van kieschheid en bedwang van Vrouwlyke zeden heenenbreekt - dit vindt by my even min goedkeuring. De beste wyze, om myne Kweekelinge deeze dingen te leeren ontzien, is, haar te toonen, hoe dezelve onvermydelyk verbonden zyn met de hoogste belangen der Maatschappye, en met haare eigene weezenlyke genoegens des leevens. Voorzeker, dit begrip, dit inzigt van de nuttigheid der gebruiklyke bepaalingen, hoe schynbaar beuzelagtig, moet eene groote veiligheid voor de Sexe opleveren, en verre overtreffen de werktuiglyke hebbelykheden der zodanigen, die zich naar de gewoonten der wereld schikken, zonder overleg, zonder overtuiging. Hebbelykheid, door Rede aangekweekt, neemt den rang van Deugd aan. De beweegredenen, die van ondeugd te rugge houden, moeten meer kragts en sterkte krygen, door de middagklaare overtuiging, dat ondeugd en ellende onafscheidelyk gepaard gaan. Het is maar al te waar, dat Vrouwen, die slegts half geleerd waren, die niet dan oppervlakkig de betrekkingen zagen van zedelyke en staatkundige denkbeelden, en het niet verder bragten dan tot eene zeer onvolkomene kennis van het menschlyk hart, zich dikwyls gedraagen hebben op eene wyze, die haare bekwaamheden en Sexe schande aandeed: zy leveren in 't oog loopende en betreurenswaardige voorwerpen op; voorwerpen, te menigvoudiger met kwaadaartigheid, dan met het verdiende medelyden, aangehaald. De goedhartige, de verstandige Man wyst de dwaalingen van vernuft met meer behoedzaamheids aan, dan die der dwaasheid; dewyl derzelver voorbeeld veel gevaarlyker moet geagt worden. Ik beroep my op voorbeelden, die elk in dit vak eenigzins kundige, zonder naamsvermelding, zich onmiddelyk zal herinneren, om te bewyzen, dat, waar Vrouwlyk Verstand behoorlyk aangekweekt is, de Vrouwen niet alleen | |
[pagina 88]
| |
verwondering verwekt hebben, door haare nuttige bekwaamheden; maar tevens agting, door haar voorbeeldlyk gedrag. Wederspreekers van deezen aanleg der Vrouwen, tot meerdere en uitgebreidere Verstands-beoefening, schynen te schroomen om van Tydgenooten te spreeken; doch zy moeten het my ten goede houden, dat ik ze niet onaangeroerd kan laaten, als zo zeer voor myne zaak pleitende. De hedendaagsche Opvoeding is verbeterd; de vrugten deezer verbeteringe vertoonen zich: zy zyn aanwyzenswaardig. In stede van my te schaamen, dat, tot nog toe, zo weinig is uitgevoerd door Vrouwlyke Bekwaamheden, in Weetenschappen en nuttige Letterkunde, moet ik my verbaazen, dat 'er reeds zo veel gedaan is. Immers, wanneer wy overeenkomstig met de waarheid, waar van de ondervinding tot getuigen strekt, willen spreeken, zal men moeten bekennen, dat het nog geen reeks van jaaren geleden is, of de Vrouwen werden by ons, schoon op eene andere wyze, in Onkunde gehouden, even als in het Turksche gebied. Alle middelen, om kennis te vermeerderen, werden wedersprooken door de heerscheresse de Mode; en zy zelfs, die de heerschappy der Mode versmaadden, vonden, op den weg, welken zy wenschten te betreeden, veelvuldige en bykans onoverkomelyke zwaarigheden. Onze Boeken, over de Weetenschappen handelende, waren vol van onverstaanbaare wartaal; een kleed van vermeende verborgenheid beveiligde pochende onkunde voor openbaare veragting; maar heden ten dage moeten de Schryvers hunne ontdekkingen aan het Publiek aanbieden in klaare bewoordingen, die elk mensch van gezond verstand verstaan kan: kunsttermen kunnen niet langer de plaats van weezenlyke kundigheden bekleeden; en de kunst van onderwyzen is tot eene hooge maate van volkomenheid gebragt, door de begeerte om onderweezen te worden. Veele zaaken, die men boven der Vrouwen bekwaamheden verheven waande, of nutloos voor de Sexe rekende, vindt men thans volkomen binnen het bereik haarer vatbaarheden, en wonderwel passende aan haaren stand. De Plantkunde is onder de Vrouwen in de mode geraakt; met den tyd zal deeze haar nuttig worden, zo zy het niet alreede is. ‘Men heeft,’ gelyk Dr. darwin zich uitdrukt, ‘de Weetenschap onder den Standaart | |
[pagina 89]
| |
der Verbeelding gebragt; door de onwederstaanbaare bekoorlykheden van vernuft, zullen, door dezelfde kragt, haare volgeressen geleid worden van de lugtiger overeenkomsten, die de dichterlyke verbeelding schept, tot de gezetter, welke de strikter redenkaveling der Wysbegeerte vormtGa naar voetnoot(*).’ De Scheidkunde zal zich voeglyk by de Plantkunde paaren. De Scheidkunde is eene Weetenschap, byzonder voor de Vrouwen geschikt, voegende aan haare bekwaamheden en leevensstand. De Scheidkunde is geen Weetenschap van praal, zy verschaft eene bezigheid van verscheidenheid; zy vordert geene lichaamssterkte; zy kan binnenshuis geoefend worden; zy werkt onmiddelyk tot nuttige huislyke gebruiken; en terwyl zy de schranderheid van het vindingrykst vernuft oefent, gaat zy niet gepaard met het gevaar van de verbeelding te verhitten; het oordeel wordt opgeschranderd, de geest op iets weezenlyks gevestigd; de kennis, daar door verkreegen, is juist, en het vermaak der naspeuringe schenkt eene genoegzaame belooning voor den arbeid. Wilde ik hier uitweiden om de Scheidkunde by zeker slag van Epicuristische Wysgeeren aan te pryzen, ik zou zeggen dat een goede Kok een Scheidkundige is; dat de beoefening deezer Weetenschap eene heilzaame hervorming zou te wege brengen in de Boeken over de Kookkunst, en strekken om de bekwaamheden te vermeerderen en uit te breiden van elke Vrouw, die in zich alle de hoedanigheden van eene goede Huishoudster vereenigt. De Heer antony paalvast, de onverzoenlyke vyand van Vrouwen, die zich op eenige Weetenschap, hoe genaamd, toeleggen, verklaarde, op zekeren tyd, ‘dat, zo hy weder eene Vrouw moest kiezen, haare weetenschap zich niet verder zou moeten uitstrekken, dan tot de kennis der enkele Letters, zonder derzelver heillooze zamenvoegingen; dat zy ten hoogsten tot 24 toe zou moeten kunnen tellen: het eerste zou haar bekwaam maaken om zyn Linnen met A.P. te merken; en het laatste genoegzaam weezen om haar hem een Hemd te doen geeven N. 1. gemerkt, en het van andere, ten genoegzaamen getale, te onderscheiden.’ | |
[pagina 90]
| |
Dan antony paalvast's Vrouw zou, door eene gepaste aanwending der Scheidkunde, zyn Linnen met A.P. merken, met eene net- en vaardigheid, die de bekwaamste naaister in de kruissteek verre overtrof; zy zou, door bedreevenheid in de rekenkunst, zyn kleederkas en geheele huishouding in beter orde houden, en in alles smaak en geregeldheid invoeren. De Huishoudkunde bestaat niet, gelyk zommigen denken, in het staan op een duit, op een aasje gewigt; maar in een uitgebreider rekenkunst, gepaard met eene hebbelyke gesteldheid op orde, en het vermogen om onze begeerten te evenredigen met onze middelen om 'er voldoening aan te schenken. De op beuzelingen staande geest eener Vrouwe is veragtlyk en haatlyk in 't oog eens Egtgenoots van verstand en smaak. Maar, verre van huishoudelyke pligten te verwaarloozen, zullen welopgebragte Vrouwen die van het hoogste aanbelang rekenen; dewyl zy begrypen, dat de geheele gelukzaligheid des huislyken leevens opgemaakt wordt uit het geluk van elken dag, van elk uur, en dat het genot van deeze afhangt van het stipt waarneemen zodaniger deugden, die meer in weezenlyke waardye dan in schittering bestaan. - Smaak, vernuft, oordeel, zyn alle noodig in, en toepasselyk op, de kunsten des huislyken leevens; en het huislyk leeven zal meest gezogt worden door de zodanigen, die, in hunnen eigen geest, een steeds springende welbron hebben van nieuwe denkbeelden; die zich door den ydeltuitigen geest der verstrooijinge niet laaten wegsleepen; en in staat zyn om alle de weezenlyke vermaaken van Vriendschap en Liefde te genieten. Onder het schryven deezer Aanmerkingen, viel my een Stukje in handen, waar in ik de volgende hier niet te onpas komende plaats aantrof. 't Is j. anderson, die hier spreekt. ‘Het grootste gedeelte van de waarneemingen, welke ik hier mededeel, zyn ontleend van eene Vrouw, thans verheeven boven alles wat in deeze ondermaansche wereld plaats heeft. Haare weldaadige geaartheid bragt te wege, dat zy nimmer iets over 't hoofd zag, nimmer eenige omstandigheid oversloeg, welke in den kring haarer waarneeminge viel, die, in eenig opzigt, nuttig kon weezen voor haare medemenschen. Aan haaren zagten invloed hebbe men dank te weeten het goede 't welk uit myne pen vloeide. Een weezen, dit was haar heerschend denkbeeld, | |
[pagina 91]
| |
't welk zo veel van den bystand van anderen afhangt, als een mensch, is als een schuld aan zyne medemenschen verpligt de mededeeling van de kundigheden, welke hy opgedaan heeft, en hem op zynen weg voorkwamen. Dit was ook myn begrip; ik stemde volmaakt in met deeze inzigten der Vrouwe van myn hart, die my hielp in alle myne naspeuringen. Ik heb thans het somber vergenoegen, om de voorwerpen te beschouwen, in welker opklaaring zy eertyds nevens my zo veel genoegen vondt.’ De bekwaame Lord lyttleton, de goedhartige haller, de beminnelyke Dr. gregory, hebben allen, met de taal der hartlykste genegenheid, met de taal der waarheid, de vermaaken beschreeven, de geneugten opgehemeld, welke Mannen van vernuft en geleerdheid raapen uit de vereeniging met Vrouwen, die zamenstemmen met hunne denkbeelden en aandoeningen; die met hun als gelyken kunnen verkeeren, met hun als Vrienden leeven; die hun daadlyken bystand kunnen bieden in de zo gewigtige als aangenaame bezigheid, de opvoeding der Kinderen; die het Huisgezin in het aangenaamst gezelschap hervormen, en het Huis het aantrekkend middelpunt maaken van aardsche zaligheid. - Kunnen Vrouwen, wier verstand niet beschaafd is door nuttige leering, zodanige gezellinnen des leevens uitmaaken? De Vrouwen hebben het voorregt niet, 't welk wy Mannen bezitten, om zich een voorwerp ter egtlyke vereeniginge te verkiezen; maar het staat aan de Sexe om zich te bepaalen als zy verkoozen worden. Vrouwen kunnen den smaak niet volstrekt dwingen der Mannen, aan welken zy zich verbinden; dan grootlyks zal haar geluk afhangen van het vermogen om haaren smaak naar dien van haaren Egtgenoot te schikken. Het is te deezer oorzaake, dat ik, in de opvoeding der Dogteren, my liever bevlytige om de vermogens des verstands in 't algemeen aan te kweeken, dan om ze tot eenig byzonder vak te bepaalen. Ik verlang niet om van myne Dogter een Snaarenspeelster, een Schilderesse of Dichteresse, te maaken; ik begeer niet, dat zy een Plantkundige, een Wiskunstenaaresse, of een Scheidkundige, worde; maar ik verlang haaren geest een zugt tot werkzaamheid, tot opmerking, tot kennisliefde, en kragt van redenkaveling, in te storten. | |
[pagina 92]
| |
Deeze hoedanigheden zullen haar in staat stellen, om iets uitsteekends te verkrygen, als zy zich toelegt op eenig vak van Weetenschap of Letterkunde. Haar smaak, zo wel als haare bezigheden, zullen, zo ik hoop, bepaald worden door haaren leevensstand, en door de wenschen haarer Vrienden; zy zal alle begaafd- en alle kundigheden aanmerken als ondergeschikt aan haar voornaamste doel, het bevorderen van anderer en eigen Geluk. |
|