Zedelyke bedenkingen.
Zyn de strengste Wetten wel altoos in staat om den mensch van het kwaad terug te houden? - ô Neen! Hoe vele betreurenswaardige voorbeelden zyn 'er niet voorhanden, van lieden, die, ten exempel van anderen, met geweldige straffen gekastyd worden, wegens gepleegde euveldaden. - Zo boos is veelal het menschdom, dat het, door de zwaarste straffen, vaak, van het kwaad niet kan terug gehouden of afgeschrikt worden. - Meestal komen zulke boosheden voort uit eene kwade, eene slegte, opvoeding. - Vele menschen laten de kwade zaden van verdorvenheid in de harten hunner kinderen welig opgroeijen. - Indien deze zo niet in de jeugd wierden verwaarloosd, zou men gewis minder ongeregeldheden in de zamenleving vinden. - Wanneer ouders hunnen kinderen, van de eerste jeugd af, zo dra zy maar eenige bevatting begonnen te krygen, onder het oog bragten, dat zy leeven onder het opzigt eener algemeene Voorzienigheid, die over alle de daden der menschen waakt, en de goede beloonen, de kwade straffen moet, zou dit de Jeugd veel meêr onder haren pligt houden. Zulke denkbeelden, der tedere Jeugd vroeg ingescherpt, wederhouden haar niet weinig van het kwaad; want wordt vroegtydig het denkbeeld ingeprent, dat 'er een Wezen is in den Hemel, 't welk waakt over alles wat 'er geschiedt, dan leert men vroeg bezeffen, dat wy onder eene betamelyke vrees moeten leeven, om God niet te vertoornen, als levende gestadig onder zyn oog en hand, en nimmer met de boozen zeggen in zyn harte: ‘God heeft het vergeten - Hy heeft zyn aangezicht verborgen; Hy ziet niet in eeuwigheid.’ - ‘Gy ziet het immers; want Gy aanschouwt de moeite en het verdriet. Op U verlaat zich de Arme. Gy zyt geweest een Helper der Weezen.’ - Zou dit niet zo kragtig een middel zyn, om de boozen te beteugelen, als de strengste politieke wetten en straffen? - Even dit kan den Meineedigen, den Dwingeland en Geweldenaar, den Bedrieger, den Dief, doen zidderen; dan het moet den Goeden, den
Deugdzamen, den Vroomen, opbeuren. Is het niet een onwrikbare grond van troost en vertrouwen, verzekerd te zyn, dat men nacht en dag bewaakt wordt door een Wezen, 't welk magtig is om te kunnen beveiligen tegen allen overlast - te leeven onder het toevoorzigt van Hem, die ons redden kan uit alle rampen en benauwdheden? - Waarlyk hierin vindt de ziele den zekersten grond van gerustheid, hierop kan zy zich veilig verlaten, en verzekerd zyn, dat Hy, die over alles het bestuur heeft, alles zo zal bestuuren, dat het medewerkt teu goede.
C.v.d.G.