Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerslag eeniger keurige proefneemingen op de gekleurde schaduwen, in eenen Brieve van den beroemden Sir Benjamin Thompson, Graaf van Rumford, aan Sir Joseph Banks; geplaatst in de Philosophical Transactions.myn heer!
Zints ik laatst aan u schreef, werd ik, bezig zynde in het voortzetten myner Proeven op het Licht, getroffen door een zeer schoon, en, zo het my voorkwam, nieuw, Verschynzel. Begeerig om de kragt van het Licht op een helderen dag met dat van een gemeene Waschkaars te vergelyken, maakte ik myn kamer donker. Ik liet vervolgens een straal Daglicht uit het Noorden in 't vertrek komen, door een gat naby het bovenste van een vensterblinde; dezelve viel, met een hoek van omtrent 70 gr., op een blad wit papier. Ik zette vervolgens een brandende Waschkaars in zulk een stand, dat het Licht van dezelve op het zelfde papier viel, en, zo verre ik kon gissen, in de lyn der buiginge van de straal des Daglichts van buiten inkomende. Toen ik een houten Cylinder van omtrent een half duim middellyns voor het middelpunt van het papier zette, op den afstand van omtrent twee duimen van de oppervlakte, stond ik zeer versteld, op het gezigt, dat de twee Schaduwen, door den Cylinder veroor- | |
[pagina 13]
| |
zaakt, niet enkel Schaduwen waren zonder kleur, gelyk ik verwagtte. Een deezer Schaduwen, die voortkwam van de straal des Daglichts, werd verlicht door de Kaars, en was Geel; terwyl de andere, beantwoordende aan het Licht van de Kaars, en gevolglyk verlicht door de straal des Daglichts, het schoonste Blaauw vertoonde, 't welk men zich met mogelykheid kan verbeelden. Deeze vertooning, die niet alleen onverwagt was, maar daadlyk in zichzelve hoogst treffend en schoon, vond ik, naa herhaalde Proeven, en het veranderen van de wyze om dezelve te neemen, op zo veelerlei manieren als ik kon bedenken, dat volkomen hetzelfde bleef; zo dat het onmogelyk was, twee Schaduwen, op denzelfden tyd, van hetzelfde Lichaam, voort te brengen, de eene beantwoordende aan een straal van Daglicht, en de andere aan het licht van een Kaars of Lamp, of deeze Schaduwen waren gekleurd, de eene Geel, de andere Blaauw. Zeer gemaklyk valt het deeze Proeve te neemen ten allen tyde van den dag, en bykans overal, zelfs door Persoonen, die geene bedreevenheid altoos hebben in Gezigtkundige Proefneemingen. Niets meer is 'er toe noodig, dan een brandende Kaars over dag in een donker gemaakte Kamer te zetten; en een van de Vensterluiken een weinig te openen, by voorbeeld, een half duim of drie vierde duims; wanneer de Kaars op een tafel gesteld, of door iemand in de hand gehouden wordt, zodanig, dat de straalen van de Kaars die des van buiten invallenden Daglichts ontmoeten, met een hoek van omtrent 40 gr., op een blad wit papier, in een stand gehouden, geschikt om dezelve te ontvangen; wanneer men dan een duister lichaam, een Cylinder of den Vinger, voor het papier houdt, op den afstand van twee of drie duimen, zal men twee Schaduwen op het papier zien, de eene Blaauw, de andere Geel. Indien de Kandelaar nader by het papier gebragt wordt, zal de Blaauwe Schaduw donkerder blaauw, en de Geele Schaduw allengskens flaauwer worden; maar plaatst men de Kaars verder af, dan neemt de Geele Schaduw in sterkte van kleur toe, en de Blaauwe neemt af. De Kaars dezelfde plaats houdende, kan men dezelfde verscheidenheden in de sterkte van de tinten der kleuren te wege brengen, door de Vensterluiken een weinig meer of minder te openen; en de verlichting van het papier, door het licht van buiten, sterker of zwakker te maaken. Op beide deeze wyzen kan men de Gekleurde Schadu- | |
[pagina 14]
| |
wen heen doen gaan door alle de graaden van Schaduw heen, van de donkerste tot de zwakste, en omgekeerd; en geeft het geen gering vermaak te zien hoe de Schaduwen gloeijen met al den glans van de zuiverste en sterkste kleuren van de Prisma, en dan schielyk door alle de veranderingen van Schaduw heen, en in alle deeze de volkomenste zuiverheid van Tint bewaarende, op den wenk van den Proefneemer sterker of zwakker wordende, verdwynende of wederkeerende. Ten opzigte van de oorzaaken der Kleuren van deeze Schaduwen, valt 'er geen twyfel, of dezelve ontstaan uit de verschillende hoedanigheden van het Licht, waardoor zy verlicht worden; maar hoe ze voortkomen, is my zo blykbaar niet. - Dat de Schaduw, beantwoordende aan de straal van het Daglicht, welke verlicht wordt door het Geele Licht van de Kaars, zich Geelagtig vertoone, is niet vreemd; doch waarom is de Schaduw, beantwoordende aan het Licht van de Kaars, en door geen ander Licht dan het schynbaar witte licht des Hemels verlicht, Blaauw? In den beginne dagt ik, of zulks ook zou kunnen te wege gebragt worden door de Blaauwheid des Uitspanzels; maar, vindende, dat het Daglicht, wedergekaatst van het dak van een nabystaand huis, met de witste versch gevallen sneeuw bedekt, dezelfde Blaauwe kleur voortbragt, en, indien het mogelyk ware, van een nog schooner tint, moest ik dit opgevatte denkbeeld laaten vaaren. Om, met eenige maate van naauwkeurigheid, te bepaalen, welke de waare kleur was van het Licht door een Kaars gegeeven, plaatste ik een ontstooken Waschkaars, welgesnooten, in de open lugt, op den middag, op een tyd, dat de grond bedekt was met versch gevallen sneeuw, en de hemel bedekt met witagtige wolken; wanneer de vlam van de Kaars, wel verre van Wit te weezen, gelyk dezelve by nagt schynt te zyn, blykbaar van eene Geele kleur was, zelfs niet naar het Witte hellende. De vlam van een Lamp van Argand, ten zelfden tyde aan de open lugt blootgesteld, hadt dezelfde Geele kleur. Maar de treffendste wyze om de Geele kleur te toonen van het Licht 't welk Kaarssen en Lampen van zich geeven, is, wanneer men dezelve blootstelt aan de straalen van de helderschynende Middag-zon. In dien stand vertoont zich de vlam van Argand's Lamp, met de grootst mogelyke helderheid brandende, als een bleek Geele | |
[pagina 15]
| |
doorschynende rook. Hoe alles te bovengaande zuiver en onbegryplyk helder de straalen der Zonne zyn, vergeleeken by eenige onzer Kunst-lichten, kan men opmaaken uit den uitslag deezer Proefneeminge. Daar het my zeer waarschynlyk dagt, dat het verschil in de Witheid van de twee soorten van Licht, die de onderwerpen waren der voorgaande Proefneemingen, op deeze of geene wyze de oorzaak zou kunnen weezen van het onderscheid in de kleur der Schaduwen, zogt ik dezelfde uitwerkzels daar te stellen door twee Kunst-lichten van verschillende Kleuren; en hier in slaagde ik ten vollen. In een vooraf donker gemaakte Kamer deed ik het Licht van twee brandende Waschkaarssen vallen op een wit papier, in een geschikten hoek om twee onderscheidene Schaduwen van den Cylinder te vormen; deeze Schaduwen waren niet in 't allerminste gekleurd; maar toen ik een stuk Geelagtig Glas, aan bleek oranje grenzende, voor een der Kaarssen zette, begon een der Schaduwen terstond Geelagtig en de andere Blaauw te worden. Toen ik twee Lampen van Argand nam, in stede van de Kaarssen, was de uitkomst dezelfde. De Schaduwen waren bestendig dezelfde, en zeer zwaar gekleurd; de eene Geel, trekkende na Oranje, en de andere Blaauw, hellende na Groen. Ik verbeeldde my, dat het Groenagtige van deeze Blaauwe kleur moest toegeschreeven worden, of aan gebrek van witheid in het eene Licht, of aan den Oranje-gloed van het ander, van het glas ontleend. Wanneer gelyke stukken van hetzelfde Geele Glas gesteld werden voor beide de Lichten, nam het witte papier een Oranjekleur aan; maar de Schaduwen waren, zo veel ik merken kon, zonder eenige kleur; doch de twee stukken Geel Glas naderhand gesteld zynde voor een deezer Lichten, terwyl enkel één stuk voor het andere stondt, keerden de Kleuren der Schaduwen onmiddelyk weder. De uitslag deezer Proefneemingen my bevestigd hebbende in myn vermoeden, dat de Kleuren der Schaduwen ontstonden uit de verschillende graaden der Witheid van de twee Lichten, poogde ik vervolgens, door te maaken dat het Daglicht van denzelfden Geelagtigen aart met het Kaarslicht mogt weezen, door het tusschenstellen van stukken gekleurd Glas, te voorkomen, dat de Schaduwen zouden gekleurd worden, wanneer Daglicht en Kaarslicht tegelyk de voorwerpen waren der Proefneeminge. Dit gelukte my. Ik was zelfs in staat om de Kleuren der Scha- | |
[pagina 16]
| |
duwen om te keeren, door te maaken dat het Daglicht donkerder Geel was dan het Kaarslicht. In den loop deezer Proefneemingen bemerkte ik, dat verschillende Schaduwen van Geel, aan het Daglicht gegeeven, zeer onderscheidene en dikwyls geheel onverwagte uitwerkzels te wege bragten. Zo veranderde een stuk Geel Glas, gesteld voor de straal des Daglichts, de Geele Schaduw in een leevendig Violetkleurige; en de Blaauwe Schaduw in een ligt Groene: twee stukken van hetzelfde glas vernietigden bykans de kleuren van beide de Schaduwen; en drie stukken glas veranderden de Schaduw, die oorspronglyk Geel was, in Blaauw; en de Blaauwe in een Purperagtig Geel. Wanneer ik de straal des Daglichts had laaten gaan door een stuk Blaauw glas, werden de Kleuren der Schaduwen, de Geele zo wel als de Blaauwe, versterkt, en in de hoogste maate klaar en schitterend gemaakt; maar wanneer het Blaauwe glas geplaatst werd voor de Kaars, verzwakten de Kleuren zeer veel. Om te zien wat het gevolg zou weezen als men het Kaarslicht van een nog dieper Geel maakte, stelde ik daar voor een stuk Geel, of liever Oranjekleurig, Glas: toen greep 'er een zeer onverwagt en allerschoonst verschynzel plaats. De kleur van de Geele Schaduw werd in Oranje veranderd, de Blaauwe Schaduw bleef onveranderd, en de geheele oppervlakte van het papier scheen beschilderd met de schoonste Violetkleur, hellende na een schoon Rood; bykans volkomen de kleur als ik dikwerf heb waargenomen op afgelegene Sneeuwgebergten en Valeien in de Alpen, by zonneondergang. - Is het niet meer dan waarschynlyk, dat deeze Kleur, in beide de gevallen, wordt voortgebragt door bykans dezelfde zamenvoegingen van gekleurd Licht? In het eene geval is het de witte Sneeuw, ten zelfden tyde verlicht door het zuiverst licht des Hemels en de donker Geele straalen van het Westen; en, in het andere geval, is het 't witte papier, verlicht door Daglicht, en van eene brandende Kaars, nog Geeler gemaakt door het gaan door een Geel glas. De schoone Violetkleur, die zich over het vlak des papiers verspreidt, zal zich nog voordeeliger en helderer vertoonen, indien het stuk Oranjeverwig glas in zulker voege voor de Kaars gehouden wordt, dat slegts een gedeelte van het papier, de helft by voorbeeld, 'er door bescheenen wordt, en de andere helft wit blyft. | |
[pagina 17]
| |
Ten einde deeze Proefneemingen met te meer gemaks te doen, moet men het stuk Papier, acht of tien duimen in 't vierkant, op een vlak bord plakken, voorzien met een gewigt aan de agterzyde, en hangende aan een standaard. Den Cylinder moet men vastmaaken aan een kleinen arm van hout of metaal, voorwaards uitsteekende van de plank. Men hebbe zich ook te voorzien van een kleine standaard, om het Kaarslicht op te plaatzen, en het hooger of laager te zetten, naar vereisch der proefneeminge; en indien de plank, met het papier 'er op vastgemaakt, omgeeven is met een breeden zwarten rand, zal de proefneeming des te treffender en schooner weezen. Tot nog grooter gemak heb ik 'er nog twee andere standaards bygevoegd, om het gekleurde Glas te houden, waar door men, by tyd en wyle, het Licht laat heenen gaan, om te vallen op de witte oppervlakte, waar op zich de Schaduwen werpen. Het is naauwlyks noodig hier by te voegen, dat men, om de Proeven ten sterksten te doen blyken, allen licht, 't welk niet volstrekt noodzaaklyk is, moet uitsluiten. Deezen kleinen toestel, op de beschreeven wyze, gereed gemaakt hebbende, om myne Proefneemingen ten opzigte van de gekleurde Schaduwen voort te zetten, deed ik eene menigte van Proeven; eenige met een bepaald oogmerk, andere geheel in 't onzekere, en enkel in verwagting om eenige toevallige ontdekking te doen, welke my mogt opleiden tot de kennis van de oorzaaken der verschynzelen, die my toescheenen nog met veel duisters en onzekers omgeeven te zyn. Bevonden hebbende, dat de Schaduwen, voortgebragt door de twee kleine Waschkaarssen, gekleurd waren, de eene Blaauw, de andere Geel, door een stuk Geel Glas voor een derzelven te plaatzen, nam ik de proeve, wat het uitwerkzel zou weezen, wanneer ik een Blaauw Glas in stede van een Geel gebruikte, en ik bevond dit het zelfde. De Schaduwen bleeven gekleurd, de eene Blaauw, de andere Geel; met dit onderscheid nogthans, dat de Kleuren der Schaduwen zich omgekeerd vertoonden. 't Geen te vooren met het Geele glas Geel was, vertoonde zich nu Blaauw, en 't geen te vooren Blaauw was, Geel. Naderhand nam ik de proeve met een Glas van heldere Amethyst-kleur, en stond versteld op de bevinding dat de Schaduwen nog Blaauw en Geel bleeven. Het Geel, 't is waar, hadt iets besmet purperverwigs; maar het | |
[pagina 18]
| |
Blaauw, schoon iets naar het Groene trekkende, bleef niet te min zuiver helder, en een bepaalde kleur. Geene andere gekleurde Glazen by de hand hebbende, om deeze byzondere Proefneemingen verder voort te zetten, nam ik de Kaarssen weg. Ik opende twee gaten in het bovenste gedeelte der blinden van twee by elkander zynde vensterraamen. Ik liet in het vertrek van boven twee Lichtstraalen uit onderscheide deelen des hemels, en het Werktuig in dier voege plaatzende, dat 'er twee onderscheidene Schaduwen door den Cylinder op het papier geworpen wierden, werd ik vermaakt door de opeenvolging van zeer behaagende verschynzelen. De Schaduwen waren geverfd met eene oneindige verscheidenheid van de onverwagtste en dikwyls van de schoonste Kleuren, welke steeds veranderden, nu eens langzaam, dan weder met eene onbegryplyke snelheid; dit betoverde de oogen volstrekt, en maakte de oplettendste aandagt noodig: de vertooningen, welke zich opdeeden, schonken een nieuw en verrukkend vermaak. Het was een winderige dag, met snel dryvende wolken, en het scheen als of elke wolk, welke voorby ging, eene verscheidenheid van kleuren en tinten met zich omvoerde. Indien men van alle deeze kleuren eene de heerschende zou noemen, was het de Purperkleur; maar alle de verscheidenheden van ligt en donker verwig, en meest alle Kleuren, welke ik my herinneren kan ooit gezien te hebben, vertoonden zich op haare beurt, en deeden 'er zich Kleuren op, welke my geheel nieuw toescheenen. Myne aandagt vestigende op de groote verscheidenheid van Kleuren in de laatste Proefneeming, dagten my veele geene de minste betrekking te hebben tot de schynbaare Kleuren van het Licht, waar door ze werden voortgebragt. Ik begon te vermoeden, of de Kleuren der Schaduwen, in veele gevallen, niettegenstaande derzelver schynbaare schittering, geen enkel gezigtsbedrog was, toe te schryven aan het contrast, of aan de uitwerking van andere daar aan grenzende Kleuren op het oog. Om dit door eene rechtstreeksche Proeve te bepaalen, ging ik op de volgende wyze te werk. Door my te bedienen van een plat Plankje, in stede van den Cylinder, maakte ik de Schaduwen veel breeder. Ik sloot allen Daglicht buiten de kamer, en maakte den toestel gereed, | |
[pagina 19]
| |
om de proeve te neemen met twee Lampen van Argand, die met de grootst mogelyke helderheid brandden. Volkomen zekerheid hebbende, dat het Licht, 't welk zy van zich gaven, naauwkeurig van dezelfde kleur was, doordien de Schaduwen, op een wit papier geworpen, geheel geene kleur vertoonden, hield ik een buis, omtrent twaalf duimen lang, en van omtrent één duim diameter, met zwart papier bekleed, tegen het middenpunt van een der breede Schaduwen; door deeze buis kykende met het eene oog, terwyl ik het andere geslooten hield, vestigde ik myne aandagt op de Schaduw, terwyl een Medeproefneemer by herhaaling een stuk Geel Glas stelde voor de Lamp, welker licht viel op de Schaduw door my waargenomen, en nam het dikwyls weg. De uitslag deezer Proeve was zeer treffend, en overtuigde my ten vollen van de bedrieglykheid veeler vertooningen in de voorheen gedaane Proeven. Zo verre van in staat te weezen om eenige verandering waar te neemen in de Schaduw, op welke ik myn oog gevestigd hield, was ik niet in staat om te zeggen wanneer, het Geele Glas voor de Lamp stondt, en wanneer het van voor dezelve was weggenomen; en, schoon myn Medeproesneemer dikmaals vol verwondering riep van de schitterende helderheid en schoonheid van het Blaauw der Schaduwkleur door hem gezien, kon ik geen het minste zweemzel van eenige kleur ontdekken. Maar zo ras ik myn oog van de buis afhield, en de Schaduw bezag met alles wat 'er by kwam, werden de andere Schaduwen weezenlyk Geel, door middel van het Geele Glas en het witte Papier, 't welk uit dezelfde oorzaak een Geelen gloed hadt aangenomen; dan de Schaduw, waar het op aankwam, vertoonde zich aan my, gelyk ze zich aan myn Medeproefneemer gedaan hadt, van eene zeer schoone Blaauwe kleur. - Ik herhaalde dezelfde Proeve met de schynbaare Blaauwe Schaduw, voortgebragt in de Proefneeming met Daglicht en Kaarslicht, met even denzelfden uitslag. Hoe verre deeze Proefneemingen ons kunnen in staat stellen, om reden te geeven van de schynbaar Blaauwe kleur des Uitspanzels, en de groote verscheidenheid van Kleuren, die menigvoud de Wolken vercieren; en welke andere nutte waarneemingen men 'er uit konne afleiden, - laat ik aan de Wysgeeren, Gezigtkundigen en Schilders, | |
[pagina 20]
| |
over, te bepaalen. - Intusschen geloof ik, dat het eene nieuwe ontdekking is: ten minsten is het ongetwyfeld een blyk, dat de oogen niet altoos moeten geloofd worden, ten opzigte van het daar zyn of niet zyn der Kleuren. Ik kan deezen Brief niet eindigen, zonder nog te gewaagen van eene omstandigheid, welke my zeer trof, in alle deeze Proefneemingen op de gekleurde Schaduwen; naamlyk de zeer juiste zamenstemming, welke altoos bleek plaats te hebben tusschen de Kleuren, welke zy ook mogten weezen, van de beide Schaduwen: en deeze zamenstemming scheen my toe zo volkomen te weezen en behaagelyk, wanneer de Schaduwen van onderscheide tinten van Bruin waren, als wanneer de eene Blaauw en de andere Geel was. Met één woord, de zamenstemming deezer Kleuren was, in alle gevallen, niet alleen zeer treffende; maar de vertooningen waren ook betoverend. Nimmer was 'er iemand, die deeze Proefneemingen bywoonde, wiens oog niet verrukt werd door derzelver schoonheden. Het is nogthans meer dan waarschynlyk, dat het grootste gedeelte van het genoegen, 't welk deeze Proeven den aanschouweren schenken, ontstaat uit de geduurige Kleurveranderingen; hier door wordt het oog vermaakt, en de aandagt leevendig gehouden. Wy zyn gewoon de Kleuren als vast en onveranderlyk te beschouwen, hard als de vaste lichaamen van welke zy ons in 't oog komen, en even beweegloos, en gevolglyk als styf, dood, en verveelend voor het oog; maar in deeze Proeven is alles beweeging, leeven en schoonheid. Het dunkt my zeer waarschynlyk, dat het verder voortzetten deezer Proeven, op gekleurde Schaduwen, niet alleen zal opleiden tot de kennis van de weezenlyke natuur der harmonie van de Kleuren, of van de byzondere omstandigheden, van welke die harmonie afhangt; maar ons ook zal in staat stellen, om Werktuigen te vervaardigen tot het voortbrengen van die harmonie, tot vermaak der oogen; op eene wyze, niet ongelyk aan de verlustiging, welke het oor ontvangt door de toonen der Muzyk. Ik weet, dat men reeds poogingen daar toe gedaan heeft; maar wanneer ik de middelen, ten dien einde aangewend, overweeg, verwondert my de ongelukkige uitslag in geenen deele. Waar de opeenvolging en de verscheidenheid ontbreekt, moeten de Kleuren hard, koud, en onbezielde klompen blyven. | |
[pagina 21]
| |
Het spyt my, dat myne gewigtiger bezigheden my thans niet toelaaten deeze belangryke naspeuringen verder voort te zetten. Misschien vinde ik in 't vervolg daartoe meerder tydruimte. - Ik ben, enz.Ga naar voetnoot(*). |
|