Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 658]
| |
Reize rondom de Waereld, door James Cook; vertaald door J.D. Pasteur. Met Kaarten en Plaaten. IIIde Deel. Te Leyden, Amsterdam en 's Haage, by Honkoop, Allart en van Cleef. In gr. 8vo. 487 bl.Met de afgifte van dit voor ons liggend Deel deezer alleszins belangryke Reize, zien wy cook's eersten Tocht ten einde gebragtGa naar voetnoot(*). Het beloop deezes Derden Boeks is in de volgende Hoofdstukken begreepen. I. Vaart van Nieuw Zeeland na Botanie-Baai op de Oostkust van Nieuw Holland, nu Nieuw Zuid Wales genoemd. Verscheide voorvallen. Beschryving van het Land en deszelfs Inwoonderen. II. Vaart van Botanie-Baai tot de Drievuldigheid-Baai Beschryving van het Land, deszelfs Inwoonderen en Voortbrengzelen. III. Gevaarlyke toestand, waar in het Schip geraakte in de koers van Drievuldigheid-Baai tot de Endeavour-Rivier. IV. Verrigtingen, terwyl de schade aan het Schip hersteld wierd, in de Endeavour-Rivier. Beschryving van het omliggend Land, deszelfs Inwoonderen en Voortbrengzelen. V. Vertrek uit de Endeavour-Rivier. Byzondere beschryving van de Haven, het omliggend Land, en verscheide Eilanden aan de Kust. Vaart van de Endeavour-Rivier tot het Noordlykst eind van het Land, en gevaaren op dien tocht. VI. Vertrek van Nieuw-Zuid-Wales. Beschryving van het Land, deszelfs Voortbrengzelen en Bewoonderen. Eenige woorden van de Taal. Aanmerkingen over de Stroomen en Getyen. VII. Koers van Nieuw-Zuid-Wales naar Nieuw Guinea. Voorvallen by de Landing. VIII. Koers van Nieuw Guinea tot het Eiland Savu. Voorvallen aldaar. IX. Beschryving van het Eiland Savu, deszelfs Inwoonderen. Kleine woordenlyst van de Taal. X. Tocht van het Eiland Savu naar Batavia. Verrigtingen aldaar. XI Korte beschryving van Batavia en het omliggend Land; beschryving van de Vrugten, Bloemen en andere Voortbrengzelen. XII. Van de Inwoonderen van Batavia en het omliggend Land, van hunne Zeden, Gewoonten en Leevenswyze. XIII. Tocht van Batavia naar de Kaap de Goede Hoop. Beschryving van Prinsen-Eiland en deszelfs Bewoonderen. Vergelyking van de Taal van dat Eiland met de Maleitsche en Javaansche Taalen. XIV. Aankomst op de Kaap de Goede Hoop. Aanmerkingen over de koers van de punt van Java tot aan die plaats. Beschryving van de Kaap en van St. Helena. Terugkomst van het Schip in Engeland. | |
[pagina 659]
| |
Allen, die den grooten Zeereiziger cook, tot den aanvang deezes Deels, op zynen Tocht vergezeld hebben, zien uit deeze opgave van het verder beloop en het einde zyner eerste Reize, welke en hoe veele byzonderheden zy daar in te wagten hebben, hoe kort ook de voordragt zy, en in dezelve veelvuldige zaaken, der aandagt dubbel waardig, verzweegen worden. Wilden wy ons tot eene ruimere aanduidinge inlaaten, wy zouden wel niet buiten onze taak, maar gewis buiten ons bestek treeden. Wy moeten ons vergenoegen met uit dien grooten voorraad van overneemenswaardige zaaken slegts hier en daar iets uit te kippen. De gevoelige deelneeming met het lot deezer Reizigeren zouden wy by onze Leezers opwekken, met het overneemen van den aanhoudend gevaarlyken en bezwaarlyk ontworstelden toestand, waar in zy zich bevonden, van de Drievuldigheid-Baai na de Endeavour-Rivier stevenende. Zonder grootspraak wordt dit treffend beschreeven; en moet elk, die herhaalde doodsgevaaren geleezen hebbende, zich hoogst verwonderen, dat cook ten slot schryft: - ‘By deeze gelegenheid moet ik het Scheepsvolk en de Heeren, die aan boord waren, met dankbaarheid het recht doen van aan te merken, dat, schoon, in 't midden onzer benaauwdheid, elk een waar begrip scheen te hebben van het gevaar, waar in hy was, 'er egter geen klaagende uitroepingen of wanhoopige gebaarden gehoord of gezien wierden; elk scheen de volmaaktste tegenwoordigheid van geest te bezitten, en elk deedt zyn uiterste best, met eene stille en geduldige standvastigheid, even zoo verwyderd van de onstuimige hevigheid van schrik, als van akelige werkloosheid en wanhoop.’ Het gevaar diens Schipbreuks met verwonderlyke moeite en beleid ontworsteld zynde, geeft cook deeze korte beschryving van 't geen die plaats zo gevaarlyk maakt: ‘Klippen en banken zyn altoos gevaarlyk voor den Zeeman, zelfs daar derzelver ligging bekend is; zy zyn gevaarlyker in Zeeën, welke nooit te vooren bevaaren zyn, en in dit gedeelte van den aardbol zyn ze nog gevaarlyker dan in eenig ander; want hier zyn het rifs van Koraal-klippen, byna zoo steil als een muur uit de onpeilbaare diepte opryzende, by hoog water altoos onderstaande, en by laag water op veele plaatzen droog; hier op breeken de ontzachlyke golven van den grooten Zuidelyken Oceaan, die eensklaps eenen zoo steilen wederstand ontmoeten, met onbegryplyk geweld, en eene branding, welke geene klippen of stormen in het Noorder-halfrond kunnen te weeg brengen.’ Van de Straat, waar hem dit hoogsthachlyk gevaar beliep, door hem, naar den naam zyns Schips, Endeavour-Straat geheeten, geeft hy eene Kaart, die het opgegeevene denkbeeld | |
[pagina 660]
| |
toelicht; eene Kaart, waar op de ligging van de verschillende Eilanden en banken op de kust van Nieuw Wales, (dus herdoopte cook de Oostkust van Nieuw Holland, dezelve in naam des Konings george den III in bezit neemende,) met alle naauwkeurigheid, welke de omstandigheden toelieten, aangetekend staat. - Hoorden wy te meermaalen klagten over de Kaarten der Engelschen, de Zeevaard betreffende, boezemde onze stavorinus die te meermaalen uit, cook gaat ter goeder trouwe te werk, als hy van deeze Kaart zegt, ('t welk ons teffens eenig denkbeeld geeft van de onnoemlyk veele Eilanden in dien oord,) ‘egter kan ik ten opzigte van de Banken niet zeggen, dat de helft derzelven zyn opgetekend, ook is het niet mogelyk te rekenen, dat de helft in den loop van eene enkele reis zoude kunnen ontdekt worden: daar kunnen ook veele Eilanden myne teken-pen ontsnapt zyn, byzonderlyk tusschen den twintigsten en twee-en-twintigsten Graad Breedte, daar wy Eilanden verre in Zee zagen, zoo verre als Eilanden onderscheiden kunnen worden; toekomende Zeevaarers moeten daarom niet denken, dat 'er, daar geen Eiland of Bank op myne Kaart geplaatst is, ook geen Eiland of Bank in deeze Zeeën zal gevonden worden. Het is genoeg dat de ligging van die, welke op de Kaart staan, getrouw is, en ik heb, over 't algemeen, de grootste reden om te hoopen, dat zy zoo vry van misslagen zal bevonden worden als de beste Kaarten, welke niet door volgende en herhaalde waarneemingen verbeterd zyn.’ Alleszins opmerkelyk en naauwkeurig is het Verslag, 't geen cook van Nieuw Zuid-Wales geeft, van kusten door geen Europeaan ooit te vooren in die uitgestrektheid gezien. ‘Het is,’ gelyk hy schryft, ‘van grooter uitgestrektheid dan eenig ander bekend Land in de bekende Waereld, dat den naam van Vast land niet draagt: de lengte van de kust, die wy langs gezeild zyn, tot eene regte lyn gebragt, is niet minder dan van zeven en twintig Graaden Breedte, dat is ten naasten by twee duizend Engelsche Mylen, zoo dat deszelfs vierkante oppervlakte veel grooter dan geheel Europa moet zyn.’ Laaten wy iets, raakende de talrykheid der Bewoonderen deezes wyduitgestrekten Wereldoords, met de woorden van onzen cook opgeeven. ‘De eenigste, die tot hier toe eenig berigt van dit Land of deszelfs Bewoonderen gegeeven heeft, is dampier, en, schoon hy, over 't algemeen, een geloofwaardig Schryver is, heeft hy zich egter in veele byzonderheden bedroogen. Het volk, dat hy zag, bewoonde wel een gedeelte van de kust, zeer verre afgelegen van dat, het welk wy bezogt hebben; maar wy zagen ook Inwoonderen op gedeelten van de kust, die zeer verre van elkanderen lagen, en, alzoo 'er eene volkomene gelykvormigheid in persoon en gewoonten onder | |
[pagina 661]
| |
hen allen plaats had, kan men natuurlyk besluiten, dat de afstand, in eene en andere strekking, die gelykenis niet veel zal afgebrooken hebben. ‘Het getal der Bewoonderen van dit Land schynt zeer klein te zyn, naar evenredigheid van deszelfs uitgestrektheid. Wy zagen nimmer een dertigtal van dezelve by elkander dan eens, en dat was in de Botanie-Baai, wanneer de mannen, vrouwen en kinderen zich op een klip verzamelden om het schip te zien voorby vaaren: toen zy, gelyk baarblyklyk was, een besluit namen om ons te bevegten, konden zy niet meer dan veertien of vyftien strydbaare mannen byeen brengen, en wy hebben nergens een getal van hunne dakken of huizen by elkander gezien, dat meer menschen bevatten kon. Het is wel waar dat wy alleen de Zee-kust aan de oostzyde zagen, en dat 'er tusschen deeze en de West-kust eene onmeetelyke streek lands is, die nog geheel onbezogt is; maar daar is groote reden om te gelooven, dat dit ontzachlyk groot land of geheel wild is, of ten minsten nog dunner bewoond dan de streeken, welke wy bezogt hebben. Het is onmogelyk, dat in de binnenlanden, in alle jaargetyden, de Inwoonders zouden kunnen bestaan zonder landbouw; het is zeer onwaarschynlyk, dat de bewoonders der kusten geheel onbedreeven zouden zyn in de konsten van bebouwing, als zy binnenslands in gebruik waren, en het is even onwaarschynlyk, dat, zoo zy zulke konsten kenden, 'er geene voetspooren van dezelve onder hen zouden gevonden worden. Het is zeker dat wy geen voet gronds in staat van bebouwing in het gansche land gezien hebben, en daarom kan men wel besluiten, dat, daar de Zee de Inwoonderen niet helpt voeden, het land onbewoond is. - De eenigste Volks-bende, met welke wy eenige gemeenschap hadden, vonden wy ter plaatze daar het schip gekield wierd: zy bestond uit één en twintig persoonen, naamlyk twaalf mannen, zeven vrouwen, een jongetjen en een meisjen: de vrouwen zagen wy niet dan van verre; want als de mannen over de rivier kwamen, wierden zy altoos agtergelaaten.’ Belangryk is de beschryving van dit Volk, leezenswaardig zyn de gissingen over de schaarschheid der Bevolking in zulk een uitgestrekt land: dan wy mogen dit alles niet afschryven; even min de komst op het hun onbekend Eiland Savu, van 't welk een Nederlandsche Vlag woei, met de ontmoetingen en verrigtingen aldaar. Cook geeft, uit de berigten van johan christofel lange, een zeer belangryk verslag van de gesteltenis deezes Eilands. Wy schryven, uit veele byzonderheden, 'er dit alleen van af: ‘Dit Eiland Savu werd door de Portugeezen bezet omtrent zoo dra zy de eerste in dit gedeelte van den Oceaan doordrongen; maar zy werden in korten tyd vervangen door de Hollanders. De Hollanders namen 'er egter geen bezit van, maar zonden slegts sloepen om met de Inboorelingen koophandel te | |
[pagina 662]
| |
dryven, waarschynlyk voor leeftocht om de inwoonderen van hunne specery-eilanden te voeden, die, zich geheel bezig houden de met het kweeken van dat gewigtig artykel van Koophandel, en allen hunnen grond tot plantagiën aanleggende, weinig dieren kunnen aanfokken; misschien was hetgeen deeze onbepaalde handel opleverde te onzeker; misschien waren zy bevreesd van op hunne beurt onderkroopen te zullen worden: wat daar van zy, hunne Oost-Indische Maatschappy tradt, nu omtrent tien jaaren geleden, in een verbond met de Rajas, in welk de Maatschappy beloofde elken hunner, ieder jaar, eene zekere hoeveelheid zyde, fyn linnen, messen-werk, arrak en andere artykelen te leveren; en de Rajas verbonden zich, dat noch zy, noch iemand hunner Onderdaanen, met iemand anders handel zouden dryven dan met de Maatschappy, zonder eerst derzelver bewilliging verkreegen te hebben, en dat zy eenen Resident van wegen de Maatschappy zouden aanneemen, die zyn verblyf op het Eiland zou houden en toezien dat het verbond van hunne zyde wierd nagekomen: zy verbonden zich ook om jaarlyks eene zekere hoeveelheid ryst, maïs en carevances boonen te leveren. De maïs en carevances worden in sloepen na Timor gezonden, welke daar tot dat einde gehouden en die elke door tien Indiaanen gevoerd worden, en de ryst wordt jaarlyks weggehaald door een schip, dat de goederen der Maatschappy aanbrengt, en beurtlings in elke der drie Baaien ankert. Deeze goederen worden den Rajas als een geschenk geleverd, en van de kist met arrak houden zy en hunne aanzienlyke niet op te drinken zoo lang 'er een druppel van over is. Ingevolge van dit Tractaat plaatsten de Hollanders drie persoonen op het Eiland, den Heer lange, een Sax van geboorte, zyn Amptgenoot den Inbooreling van Timor, Zoon van eene Indiaansche Vrouw by eenen Portugees, en eenen frederik craig, Zoon van eene Indische Vrouw by eenen Hollander. Lange bezoekt elk der Rajas eens in de twee maanden, wanneer hy het Eiland rondreist, verzeld van vyftig slaaven te paard. Hy vermaant deeze Opperhoofden te planten, zoo het blykt dat zy daar in nalaatig geweest zyn, en ziet waar de Oogst binnen is, op dat hy sloepen kan zenden om dien te gaan haalen, zoo dat het onmiddelyk van het veld na de Hollandsche Magazynen op Timor gaat. Op deeze tochten neemt hy altyd eenige flessen arrak mede, die hy van groot nut vindt om de harten van de Rajas, met welken hy handelen moet, te openen. Geduurende de tien jaaren, die hy op dit Eiland zyn verblyf gehad had, had hy nooit een Europeaan gezien dan ons, uitgezonderd by de aankomst van het Hollandsch schip, dat slegts twee maanden vóór onze komst was afgezeild: en hy is nu alleen door zyne kleur en kleeding van de Inboorelingen | |
[pagina 663]
| |
te onderscheiden; want hy zit op den grond, kaauwt zyn betel, en heeft in alle opzigten hun aart en manieren aangenomen; hy is met eene Indiaansche Vrouw van het Eiland Timor getrouwd, die zyn huis naar de wyze van het land ophoudt, het welk hy als eene reden gaf dat hy ons niet noodigde hem een bezoek te geeven, zeggende dat hy ons op geene andere wyze onthaalen kon dan de Indiaanen gedaan hadden, en hy sprak geene taal vlug dan die van het land. De bediening van den Heer craig is de jeugd van het Land in het leezen en schryven en in de gronden van den Christlyken Godsdienst te onderwyzen; alzo de Hollanders vertaalingen van het Nieuwe Testament, eenen Catechismus en verscheide andere stukken in de taal van dit en de nabuurige Eilanden hebben laaten drukken. Doctor solander, die in zyn huis geweest is, zag de boeken en ook de schryfboeken zyner scholieren, van welke veelen een fraaije hand schreeven. Hy beroemde zich dat 'er niet minder dan zes honderd Christenen in het Stadsgebied van Seba waren; doch wat het Hollandsch Christendom van deeze Indiaanen zyn mag, is misschien niet gemaklyk te raaden; want daar is geene kerk, noch zelfs een predikant, op het geheel Eiland.’ Van deezer Eilanderen eigene Godsdienstbegrippen spreekende, hadt cook, volgens het berigt van den Heer lange, geschreeven: ‘De Godsdienst van dit Volk is eene ongerymde soort van Heidendom; elk kiest zyn eigen god, en bepaalt voor zich zelven hoe hy gediend moet worden: zoo dat 'er byna zoo veele Goden en Godsdiensten zyn als menschen. - In hun zedelyk gedrag, zyn zy, zegt men, egter onberisplyk, zelfs op de gronden van het Christendom: niemand mag meer dan ééne Vrouw hebben; egter is eene ongeoorlofde omgang tusschen de twee Sexen iets byna onbekends onder hen: voorbeelden van diefstal zyn zeer zeldzaam; en zy zyn zoo verre van eene veronderstelde belediging door moord te wreeken, dat, zoo 'er eenig verschil onder hen ontstaat, zy 'er zelfs niet eens over twisten willen, uit vrees dat zulks gevoeligheid en een kwaad hart zou opwekken; maar zy laaten het onmiddelyk en onherroepelyk aan de beslissing van hunnen Koning over.’ Aan de Werf op Onrust, by Batavia, moet de vertimmering cook byzonder bevallen weezen. Vreemd, een Engelschman te hooren zeggen: - ‘Ik zou in waarheid de baazen en de werklieden van deeze werf onregt doen, zoo ik hier niet verklaarde, dat 'er, naar myne gedagten, geene Scheepstimmerwerf in de waereld is, daar een schip met meer gemak, veiligheid en spoed kan gekrengd, en met meer naarstigheid en bekwaamheid vertimmerd worden.’ Hier was het, dat men eerst regt ontdekte, hoedanig het Schip gesteld was; behalven andere en geen geringe opgetelde gebreken ontdekten zy ‘dat een zeer | |
[pagina 664]
| |
aanmerkelyk gedeelte van 's scheeps bodem dunner was dan de zool van een schoen, en dat hun leeven van zulk eene geringe en brooze beschutting tusschen hun en den onpeilbaaren Oceaan hadt afgehangen!’ - Cook, van dit vertimmeren, waar de kiel mede gemoeid was, spreekende, voegt 'er nevens: ‘Zy haalen hier het schip neder aan twee masten, dat wy nog niet doen; het is egter onbetwistbaar veiliger en spoediger een schip aan twee masten neder te haalen dan aan ééne, en men zou een goed deel vooringenomenheid voor oude gewoonten, en even zoo veel gebrek aan gezond verstand, moeten bezitten, als men dat niet wilde bekennen, naa gezien te hebben, met welk een gemak de Hollanders hunne grootste schepen alhier krengen.’ - Wy dagten, dit overschryvende, aan het geschil, hier te lande, over de Drooge Dokken! Veel is 'er opmerkenswaardigs in 't geen cook van Batavia schryft. Wy neemen alleen dit weinige over. Naa getoond te hebben, hoe moeilyk het is, Batavia te land aan te tasten, laat hy volgen: ‘het is onmogelyk haar ter zee aan te vallen; want het water is zoo ondiep, dat naauwlyks een sloep binnen het bereik van het geschut van de wallen kan komen, behalven in een eng kanaal, de rivier genaamd, dat te wederzyden met sterke hoofden is afgezet, en omtrent een halve Engelsche myl de haven inloopt. Aan het ander eind eindigt het onder het vuur van het sterkste gedeelte van het kasteel, en hier wordt deszelfs gemeenschap met de graften, die door de stad loopen, afgeslooten door een zwaaren houten boom, die alle avonden ten zes uuren geslooten, en onder geen voorwendzel hoe genaamd geopend wordt voor 's anderen daags 's morgens.’ |
|