ven in Vraagen en Antwoorden, en bevat een zeer ryken schat van landbouwkundige kennis: zo dat wy hetzelve hun, die daar belang by hebben, als een allernuttigst stuk meenen te moeten aanpryzen.
Schoon het bezwaarlyk valt te zeggen, welk gedeelte van dit geheel het belangrykst is, komen ons de aanmerkingen, aangaande de verschillende zoorten en wyzen van Bemesting, voor, als geenzins van de minst gewigtige. Om dus een klein proefje van dit Werk te geeven, zullen wy ons thans bepaalen, tot het maaken van een klein uittrekzel van des Schryvers waarneemingen, aangaande de bemesting met Haardasch. De Haardasch bevat veele zoutdeelen. Men moet dezelve in Veen- en Zandgronden voorzichtig en spaarzaam gebruiken. Op Kleigronden mag men ze dikker strooijen. Nooit moet men de asch met wagens op het land brengen, maar met de hand over het land strooijen. De asch trekt veel water naar zich, en maakt dus, wanneer zy al te dik op het land gebragt wordt, hetzelve nat, vast en onvruchtbaar. Om de kragt in de asch te behouden, moet dezelve droog binnens huis worden bewaard. Best geschiedt deeze bemesting in den Winter, om dat de asch scherp van aart is, en dus, om de planten niet te benadeelen, door den regen in den grond moet worden gebragt. Men kan dezelve echter niet onderploegen, dewyl de vruchtmaakende zouten als dan te diep in den grond zinken. Om de landen, met Winterkoorn bezaaid, op deeze wyze te bemesten, strooit men in November twee à drie Schepels, Amsterdamsche maat, over ieder morgen, 't geen men, zo het noodig is, in February nog eens herhaalt. Tot bemesting van een land, waar in men Zomergraanen wil zaaijen, strooit men, na voorafgaande behoorlyke ploegingen, dezelfde hoeveelheid van asch in February of Maart, en bezaait daarna het land, zo als het behoort, nadat de kragt der asch, door den regen, in den grond is verzakt. De bemesting met asch is zeer duurzaam, en haare voordeelige werking duurt eenige jaaren lang, enz.