wyze. De Leeraar weet, dat de Regeering zeggen kan: De Leeraars zullen niet meer van den Staat bezoldigd worden, en niet meer als eene gepriviligeerde orde worden aangemerkt. ‘En in dat geval (zegt lavater) zou zig de Leeraar aan de Staatsregeling onderwerpen moeten - veel eer, dan zig te laten bewegen of noodzaaken, niet meer de eigendomlyke troostvolle Leer des Euangeliums voor te dragen, maar in derzelver plaats eene algemeene Zedeleer te prediken. Liever zou hy dan besluiten moeten, een afgezondert Leeraar des Christendoms te zyn, dan zig openlyk als een Euangelieprediker voor te doen - zonder geduurig en veel te spreeken van Hem, door wien het Christendom, Christendom, en het Euangelie, Euangelie is. Of hy zou zig derwaards moeten heenbegeven, waar hy vry, overeenkomstig de gezonde Euangelieleer, spreeken en prediken konde.’ Tot hetgeen de Leeraar, in dagen van Omwentelinge, niet moet prediken, behoort byzonder, ‘zig te onthouden van alle driftige vooringenomenheid voor de oude of nieuwe Regeeringsvorm, van allen verheffenden lof, of ondoelmatige berisping, van de voormalige of tegenwoordige Regenten.’ Wel mag de Leeraar waarschuwen tegen de byzondere ondeugden, tot welke eene Omwenteling zo veel aanleidinge geeft. ‘Zou hy (de Leeraar) thans niet (vraagt lavater) tegen onrust, onstuimige drift, wraak, zucht tot tegenstand, leugen en laster, waarschouwen? waarschouwen tegen alle onrechtvaardig, onrustwekkend, en lasterlyk oordeel over de oude, en over de tegenwoordige Regeering? waarschouwen tegen ligtgeloovigheid aan ontrustende geruchten, die zoo greetig aangenoomen, zoo snel verbreid, en zoo ligt de vonken worden kunnen eener alverwoestende vlam. - Wie zou in staat kunnen zyn zodanige waarschouwingen te noemen bemoeingen (bemoeijingen) met het Politieke?’
Zie daar het hoofdbeloop deezer Leerrede. Is het, omdat lavater zyne regels niet zorgvuldig heeft in agt genomen, of was 'er de afgunst en boosheid de oorzaak van, dat hy, volgens ingekomene berigten, om zyn vrymoedig spreeken, onlangs, in moeite is gekoomen?
Het klein Geschenk aan Vrienden, agter deeze Leerrede gevoegd, bevat een honderdtal gemengde Gedagten, meestal bestaande uit zedekundige aanmerkingen, hoedanigen elders in menigte worden aangetroffen.