daarde overweeging kenschetsen, is 'er echter zoo veel dichterlyk schoon in het gemelde stuk, dat het, naar zulk eenen jeugdigen leeftyd berekend, eene zeldzaamheid, ja een meesterstuk, verdient genoemd te worden. De overige gedichten zyn meest allen door den verdienstlyken poortugael in zynen van zestien tot negentien jaaren klimmenden leeftyd vervaardigd, en verscheide der laatsten kenmerken reeds de meer getemperde verbeeldingskracht des opstellers, zoo wel als zyn meer bedaard denkvermogen; waaröm wy dezelven met graagte doorleezen hebben.
Genoegelyk zal het zeker voor de Nederlandsche beminnaaren der dichtkunde zyn, dat, schoon poortugael, betuigt, door zyne hem opgedraagene politieke bemoeijingen, van zyne lievelinge, de Poëzy, als afgescheurd te zyn, zoodat zy zich thans van hem schynt vervreemd te hebben, hy echter, als van deze bemoeijingen tegenwoordig ontslagen, en tot een geruster leven te rug gekeerd zynde, in het Voorbericht, zelf de hoop niet opgeeft, ‘om de verbrooke koorden zyner Bataafsche lier weder aan elkander te knoopen:’ altans met vermaak zagen wy nog onlangs van zyne hand een Dichtstuk in het licht komen, getyteld: aen de Bataeven, by den inval der Britten; en de dagtekening van den Lierzang in den boven aangekondigden bundel (zynde van den zevenden February dezes jaars) overtuigt ons niet minder van zynen wederopgevatten dichterlyken arbeid.
Daar wy het al of niet verdienstlyke eens werks naar de krachten des maakers van 't zelve, en deze weder naar zynen ouderdom beöordeelen, zullen wy van eenige kleine onvolkomenheden, in dezen bundel, onzes inziens, voorkomende, niet gewaagen, en liever, in plaatse daarvan, het overig gedeelte van ons bestek gebruiken tot het mededeelen eener proeve uit dezen bundel aan onze dichtlievende Lezeren; kiezende wy daartoe het stukje, ten opschrift hebbende:
De morgen.
Daer ryst het licht aen de oosterkimmen;
Natuur legt haeren sluiër af;
De leeuwrik zingt een lied nu hy den dag ziet klimmen,
Als uit een duister graf.
De zwarte nacht verlaet dees streeken;
De donkre nevlen vluchten heen:
Weldoende naerstigheid is d'arm der rust ontweken,