| |
| |
| |
Geschiedkundige en Wysgeerige Gedenkschriften over Pius den Zesden, en deszelfs Pauslyk Bewind, tot zyn vertrek uit Rome naa Toscanen: behelzende merkwaardige byzonderheden van zyn huislyk leven; verschillen met verscheiden Mogendheden van Europa; de oorzaken der omkering van den Pauslyken troon, en der omwenteling te Rome. Alles uit de echtste bronnen. Eerste Deel. Uit het Fransch. Te Amsterdam, by G. Warnars, 1799. In gr. 8vo, 320 bl.
Alwie, op historische gronden, de voormaalige kolossaale grootheid van de magt der Roomsche Paussen zich herinnert, en daartegen overstelt de diepte der onmagt, tot welke zy, door verloop des tyds, vernederd wierden, zal ook hier de gegrondheid der aanmerkinge eens Joodschen Wysgeers ontwaaren: ‘Ydelheid der ydelheden! 't is alles ydelheid!’ Zy, die weleer over geheel Europa, en nog verder, den scepter zwaaiden; die over lichaam en ziel hunner talryke onderdaanen een onbepaald gebied voerden; die, naar goeddunken, Vorsten aanstelden en ontthroonden; die hunne aanmatigingen van waereldsche magt tot de buitenspoorigheid dreeven, om Keizers, als nederige boetelingen, in stof en asch zich voor hun te doen vernederen, en om hunne wederkeerende gunst smeeken - hoe zouden zy in de klasse der onmogelyk-, immers der uiterste onwaarschynlykheden, gerangschikt hebben, dat hunne opvolgers op den Stoel van den H. petrus tot de laagte konden vervallen, dat hunne waereldlyke magt bykans geene, en zelf hun Geestlyk Gebied binnen erge grenzen was omschreven. Dit, intusschen, is met de daad gebeurd, en kan de ongelukkige Paus pius de VI daar van ten spreekenden voorbeelde verstrekken. In de natuurlyke orde der dingen valt dit verloop van zaaken, en ontmoet hier de Wysgeer ruime stoffe tot bespiegelingen over de eigenaartige strekking der menschelyke dwaasheid, en der wederregtelyke aanmatiginge van overheerend gezag, om, vroeg of laat, haaren eigen ondergang te bewerken. Te regt mogt de Schryver van het Werk, welk wy thans aankondigen, aanmerken, en willen wy de moeite des overschryvens dier aanmerkinge ons wel getroosten: ‘Welk tydstip (zo schryft hy) is meer de
| |
| |
aandacht der Wysgeerte waardig, dan dat, waarop dat geducht gebouw van tydelyke en geestelyke magt, omringd van alles, wat daarvan de hechtheid scheen te kunnen verzekeren, op eens instort, als het ware door een van die wonderen, waarvan het Bygeloof, hetzelve als het voornaamste heiligdom had kunnen aanmerken; waarop men den Scepter en het Wierookvat te gelyk verbryzeld ziet; den Paus van zynen Stoel, den Vorst van zynen troon gestooten; zyne Leviten en Hovelingen, de leden van zynen geestelyken rechtbank, en die van zynen wereldlyken raad, beroofd, in gevangenissen geworpen en verstrooid, dus door de geduchtste omwenteling boetende, voor eene lange reeks van zedert tien eeuwen bevestigde dwalingen, een lang misbruik van de menschelyke ligtgelovigheid, van de eischen, wier onbeschaamdheid niet meer, dan de glimplach der verächting verwekte, eindelyk voor een gedrag, in deze laatste tyden, gekenmerkt met den stempel der blindste uitzinnigheid, zoodanig, dat de vyanden van den Heiligen Stoel geen ander gedrag denzelven hadden kunnen voorschryven, dat meer geschikt ware, om zyne omkeering te verhaasten?’
Van Geschiedkundige en Wysgeerige tevens mogen deeze Gedenkschriften over pius den VI met regt den naam voeren. Zonder te treeden in eene menigte weinig beteekenende byzonderheden, worden de voornaamste voorvallen, het bewind van dien Kerkvoogd betreffende, zonder langwyligheid, naauwkeurig verhaald, met tusschervlegting van aanmerkingen, tot welke de loop der zaaken en de bedryven der hoofdpersonaadjen den mensch en waereldkundigen Schryver gepaste aanleiding gaven. Des men hier geen enkel droog verhaal ontmoet, maar te gelyk voedzel voor het verstand vindt, om, zo verre die toepassing op persoonen en omstandigheden mag gelden, uit de dwaas- en verkeerdheden der menschen nutte leeringen, tot behoedzaamheid en ter waarschuwinge, af te leiden.
In Hoofdstukken zyn deeze Gedenkschriften verdeeld. Zeventien daarvan bevat dit Eerste Deel; zy loopen van de verheffing van braschi op den Stoel van Rome, onder den naam van pius den VI, tot aan zyne onderhandelingen met wylen Keizer jozefus den II, insluitende des Heiligen Vaders vermaarde Reize na Weenen. In de vyf eerste Hoofdstukken vermeld hebbende, het ein- | |
| |
de van het Pausschap van clemens den XIV, de gesteldheid van het Sacro Collegio op dien tyd, eenige byzonderheden van het Conclave van den jaare 1774, waarin pius wierdt verkozen; - voorts den aanvang zyner regeeringe, zyne eerste onderhandelingen met Spanje, met den Koning van Pruissen, en moeilykheden met catharina van Rusland, nevens iets over de Jesuiten, treedt onze Schryver ter beschouwinge van 's Paussen karakter, 't welk hier in geen zeer gunstig licht geplaatst wordt. De kostbaare, doch ongelukkig afgeloopene onderneeming, het droogmaaken der Pontynsche Moerassen, en de Gebreken van het Romeinsche Bestuur, vooral die van pius den VI, worden vervolgens verhaald, waarby de Schryver niet verzuimt, aan het befaamde Neefschap te gedenken. Thans eenige bedenkingen geopperd hebbende over de oorzaaken der omkeeringe van het Romeinsche Regeeringsbestuur, treedt de Schryver in een uitvoerig verhaal van de onderhandelingen van pius met den Keizer, van zyne praalzuchtige en kostbaare reize na Weenen, de geringe baat daar van, 's Keizers tegenbezoek te Rome, en van de onaangenaamheden, welke, naar 's Paussen manier van denken, zyne Keizerlyke Majesteit, door verscheiden schikkingen in het Kerkelyke, aan zyne Heiligheid berokkende. Van dit alles een doorloopend verslag te doen, gedoogt ons bestek niet. Genoeg daaruit zal onzen Leezeren blyken, dat wy, van de zyde der belangrykheid, deeze
Gedenkschriften, met volle ruimte, mogen aanpryzen; terwyl daarenboven de voordragt door eene zekere bevalligheid zich aanpryst. Uit het Hoofdstuk, welk het karakter van pius den VI schetst, zullen wy eenige byzonderheden mededeelen.
Besluiteloosheid en onbestendigheid was in pius den VI een heerschende karaktertrek. Dit bleek uit zyn weifelend gedrag omtrent de Jesuiten, welke hy, geduurende het grootste gedeelte zyner Regeeringe, nu eens verpligt was te beklaagen, dan te vreezen, die hy nooit openlyk durfde beschermen, noch vervolgen. Van hier zo veele onbestaanbaarheden in zyne handelingen, dat zy zelve, die hem van naby meer dan twintig jaaren nagegaan hadden, op het oogenblik van zynen val zich niet durfden vleien, hem recht gekend te hebben. Evenwel was hy boosaartig, noch ondeugend. ‘Niemand,’ zegt onze Schryver, ‘heeft hem eenige uitmuntende hoeda- | |
| |
nigheden ontzegd: by voorbeeld, lieftaligheid en een uitgestrekt vernuft; eene edele tevens en inneemende houding; eene vloeiënde en te gelyk eene sierlyke uitspraak, en kundigheden, zoo veel als men van een' priester, vervuld met de grondbeginzelen van zynen staat, konde verwachten; en eenen vry verlichten smaak voor de fraaie kunsten. Ongeduldig, ligtgeraakt, styfhoofdig, ligtvooringenomen zynde, was hy ondertusschen nooit op den duur haatdragend, noch met opzet kwaadwillend. Men zal weinige trekken van zyne gevoeligheid aanhalen, maar men kan 'er velen van zyne goedheid bybrengen. - Maar hy bezat boven dit alles eene onmatige liefde tot roem, welke de hoofdbron van alle zyne gebreken en misslagen geweest is. - Hy wilde zyn Pausschap op alle wyzen luister byzetten, en zyn' naam aan alle geruchtmakende ondernemingen leenen. - Zyn wapen en naam werden duizendmaalen binnen Rome en in den Kerkelyken Staat herhaald. Men vond dezelve, niet alleen op de gedenkstukken, welke hy opgericht of hersteld heeft, maar zelfs op die, waar in hy slechts de kleinste veränderingen gebracht had: en, ten zy Rome tot den grond toe verdelgd worde, zal de naam van pius den zesden blyven leven, dank hebbe zyne voorzienige verwaandheid! tot in het laatste
nageslacht. - Men berekende in het Jaar 1786, dat deze razende zucht, om het ligtste voorwendzel, dat zynen naam onsterflyk kon maken, aan te grypen, de schatkist reeds 200,000 Scudi gekost had.’ 't Was deeze zelfde ydelheid, die hem, naast de St. Pieters Kerk, eene Sacristie deedt bouwen, die, hoewel zy meer dan 1600,000 Romeinsche Scudi hadt gekost, en met alles, wat de bouwkunde, beeldhouwkunde, schilderkunde en het verguldzel het meest schitterende opleveren, overlaaden is, nogthans, naast het trotsche Kerkgebouw, een schraal gestigt vertoont. Op een bitsch verwyt kwam den Paus deeze geldverspilling en ydelheid te staan. Boven den voornaamsten ingang der Sacristie hadt pius dit Opschrift doen stellen: Quod ad templi Vaticani ornamentum publica vota flagitabant, Pius VI, Pontifex maximus, fecit perfecitque anno &c. ‘Het geen de algemeene wenschen vorderden tot sieraad van de Kerk van het Vaticaan, heeft de Paus pius
| |
| |
de VI ondernomen en voltooid, in het jaar enz.’ Onder dit Opschrift las men, eerlang, de volgende verwytende regels:
Publica! mentiris, non publica vota fuere:
Sed tumidi ingenii vota fuere tui.
‘Een algemeene wensch! gy liegt, hoogmoedig mensch!
't Was uw verwaandheid slechts, niet d'algemeene wensch.’
's Paussen raazende begeerte, om zynen naam overal te plaatzen, en zyne weldaadigheid by weinig beteekenende onderneemingen te laaten uitbazuinen, heeft hem meer dan eene dergelyke vernedering gekost. Onze Schryver verhaalt hier van het volgende voorbeeld. ‘Men weet, zegt hy, dat 'er te Rome geen ander brood, dan kleine ronde broodjens, van twee of drie oncen gewigts, gebakken werd, welke men pagnotta noemt, en waar van de prys twee bajoques, omtrent een dubbeltjen, was. Deze prys veranderde nooit, maar, naar mate het koorn beter koop of duurder was, verminderde of vermeerderde men het gewigt van het pagnotta. Op eenen tyd, wanneer de duurte het bestuur over de levensmiddelen genoodzaakt had, het gewigt van dit brood zeer veel te verminderen, kreeg één van die niet zeer gevaarlyke misnoegden, wier gal zich door scherts ontlast, in het hoofd, om in de handen van Pasquin een buitengemeen kleine pagnotta te leggen, en onder het beeld te schryven, deze statelyke woorden, die zoo dikwyls binnen Rome herhaald waren: Munificentia Pii Sexti; Door de milddaadigheid van pius den VI.’
In geen opzigt, evenwel, vertoonde zich 's Paussen praalzucht zoo duidelyk, als in de zorge, die hy droeg; om zyne fraaie lichaamsgestalte voordeelig te doen afsteeken. ‘Hy was,’ verhaalt, ten voorbeelde hier van, onze Schryver, ‘in alle opzichten, een der schoonste mannen van zynen tyd, vereenigende met eene ryzige gestalte een edel en bevallig gelaat, en eene bloozende kleur, van welke de ouderdom den glans byna niets had verdoofd. Hy wist zoodanig voordeel van zyn Pauslyk gewaad te trekken, dat het hem niets van zyne uiterlyke voordeelen deed verliezen. Om dezelve te doen opmekken, gebruikte hy in alles eene zekere uitgezochte netheid, welke dikwyls stof tot lagchen gaf. Tot het
| |
| |
Pausschap gekomen, had hy, volgends eene gewoonte, die de kracht van wet had, zyne paruik, welke hy, Kardinaal zynde, gedragen had, afgezet. Zyn voorhoofd was geheel kaal; maar van achteren, en aan beide de zyden van het hoofd, was hem, in de rondte, vry dik hair, het geen uitstekend wit was, overgebleven; dit liet hy met veel kunst opmaaken, het welk hem te gelyk een edel en achtbaar voorkomen byzette. Hy had ook de allerfraaiste kuiten, die 'er in Italien te vinden waren, en was daar zeer trots op. Alle dagen netjens aan de voeten geschoeid zynde, wilde hy ook niet, dat zyne lange pauslyke kleding dit deel van zyn persoon geheel aan het gezicht onttrok. Hy droeg daarom zorg, om dezelve altyd aan ééne zyde op te tillen, zoo dat één van zyne beenen geheel bloot was.’
Ondanks deeze kinderagtige vooringenomenheid met zyne fraaie gestalte, niets berispelyks vondt onze Schryver in pius den VI, aan eene zyde van zyn karakter, aan welke de Heilige Vaders niet altyd zich onberispelyk hebben gedraagen. Hy schryft: ‘Onder de menigvuldige beschuldigingen, welke men hem heeft te last gelegd, geduurende den loop van zyn lang Pausschap, heeft men hem eenen smaak niet kunnen verwyten, welke toen zoo eigen was aan de leden van het Sacro Collegio. Zyne vyanden zelve, ten ware zy geheel onbillyk wilden zyn, komen hierin overéén; dat, wat de zuiverheid zyner zeden betreft, hy altyd onberispelyk geweest is. In de eerste tyden, welke hy te Rome doorbracht, deed de heerschzucht hem het gezelschap zoeken van eene Dame van aanzien, die zeer listig was, en gehouden werd, veel invloed te bezitten. Deze was Mevrouw falconieri, moeder der jonge Juffer, die in vervolg van tyd Hertogin van Braschi (echtgenoote van eenen van 's Paussen Neeven) geworden is. Aan haar is hy zyne eerste vorderingen in den Kerkelyken loopbaan verschuldigd. Maar Mevrouw falconieri, zeer waardig om, als beschermster, ontzien te worden, bezat niets, om zich als minnaresse te doen beminnen. Braschi bezocht haar slechts nu en dan, en verwyderde zich geheel van haar, toen hy de eenige gunst, welke hy van haar verwachtte, verkregen had: in zyne laatste tyden alleenlyk, hebben het misnoegen, het welk hy in veele opzichten had verwekt, en zyne blinde genegenheid
| |
| |
voor Mejuffrouw falconieri, die zyne nicht geworden was, doen zeggen, dat hy haar vader was.’ Voorts vermeld hebbende, dat zekere gorani de eenige man geweest is, die ongunstige vermoedens omtrent zyn zedelyk karakter heeft uitgeslagen, voegt hy 'er nevens: ‘Maar wy zyn uit liefde voor de waarheid verplicht te verzekeren, dat zy, die hem, zedert langen tyd, en van zeer naby, gekend hebben, niets, het geen de minste twyfeling omtrent de zuiverheid van zyne zeden kan verwekken, hebben opgemerkt, ten minsten zedert het tydstip, wanneer hy tot den post van tresorier verheven werd, tot aan het einde van zyn Pausschap. Zo de minnehandelingen (zegt hy) van eenen wereldlyken Vorst de waakzaamheid van zyne talryke hovelingen niet ontsnappen kunnen, hoe zou dan een Paus, wiens voetstappen, elk oogenblik, worden nagegaan, zich, aan het vinnig oog der ergernis, aan het helziend oog der kwaadwillendheid, onttrekken, en zyne geheime streeken met eenen ondoordringbaren sluiër bedekken kunnen?’
Wy twyfelen niet of dit Werk zal veele Leezers vinden; wy althans zien het vervolg daar van met verlangen te gemoet.
|
|