ongenoemden Schryver van 't bygevoegd stukjen. De eerste zal, volgends het Voorbericht van den Hoogduitschen Vertaaler, ten tyde van Jo. Bunjan, tusschen de Jaaren 1670 en 1680, geleefd hebben. Beiden schryven in den trant van Bunjan, die wy evenwel niet denken, en ook niet hoopen, dat onder ons zoo algemeen is, dat men veertig Drukken, zoo als 'er in Engeland van den uitgeleezenen druppel honigs uit de Steenrotze Christus voorhanden zyn, kan verwachten.