aldaar in den echt te treeden; doch op hunne reize worden zy door de Algerynsche zeeroovers genomen, in dat land tot slaaven gemaakt, en alzoo van elkanderen afgerukt: Selicour was zynen Meester ontvlucht, en hadt acht maanden eenzaam daarömstreeks in eene wildernis geleefd, toen hy daar eene jonge bevallige Wilde (wier ouderen en bloedverwanten haar door de Kannibalen ontrukt waren) aantrof, met welke hy allengs gemeenzaamer werdt, en het gelukte hem, dezelve van tyd tot tyd te beschaaven, waardoor eene wederzydsche liefde in beider harten ontstooken werdt, zoodat Selicour reeds den dag zyner echtlyke verëeniging met Marano (dus heette de schoone Wilde) bepaald hadt; dan een akelige droom, waarïn hy zyne Cecilia in boeiëns geklonken en wreed behandeld zag, bracht hem van dit voorneemen af, en kluisterde hem weder aan dat Meisje; nu poogt hy de verliefde Marano van het denkbeeld haarer verëeniging met hem af te brengen, altans hetzelve zoo lange te verwyderen, tot dat hy beproefd hadt, of 'er nog mooglykheid voor hem was, om met Cecilia herëenigd te worden; dit grieft en vertoornt de gevoelige Marano dermaate, dat zy, in eene vlaag van woede, en naa de scherpste verwytingen aan Selicour, zich in zyn byzyn doorsteekt, en hem dus tot de jammervolste eenzaamheid te rug brengt. Inmiddels is Merinval met zynen jongsten Zoon Eduard, door schipbreuk, op de kusten geland, waar Selicour zich bevondt; terwyl deze laatste ook zyne Cecilia, die, even als hy, haare slaverny ontkomen was, op het oogenblik dat zy zich in deze wildernis door eenen Algeryn achterhaald ziet, op 't onverwachtst wederziet, en haar met geweld uit de handen van dezen Afrikaan redt; waardoor eene herëeniging tusschen
Selicour en Cecilia plaats heeft, welke naderhand door haaren ouden Vader, dien zy met Eduard in de wildernis ontmoeten, bevestigd wordt; terwyl Merinval, wiens krachten door alle de doorgestaane rampen te zeer afgenomen zyn, naa de beide Gelieven zynen vaderlyken zegen gegeeven te hebben, den geest geeft. Zoodat de herëende Selicour en Cecilia, benevens Eduard, slechts naar gelegenheid wachten, om na Europa weder te keeren.
Schoon de samenloop van omstandigheden, die het onderwerp van dit beknopt Treurspel uitmaaken, verbaazend en vry zonderling is, heeft de Schryver echter zulk eene aartige schikking in de byzondere tooneelen gemaakt, dat de opéénstapeling van dit zonderlinge zich by de leezing nauwlyks voelen laat: ook is de styl zwellend, en (schoon hier en daar wat overdreven) zeer goed gewyzigd naar de gewigtige voorvallen, in dit Stuk voorkomende; byzonder is de taal, die Marano voert, zeer geschikt, om haar verfynd gevoel, en de niettemin nog overgebleevene trekken van natuurlyke woestheid, aan den dag te leggen: om welk alles wy den ons onbekenden Schryver bevoegd rekenen, om in den Tooneelärbeid met goed gevolg voort te gaan.