Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 548]
| |
De Speeler, of Revenge - - Praeg, Tooneelspel, in vyf Bedryven, naer 't Hoogduitsch van W.A. Iffland, door D. Onderwater. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1799. In 8vo. 181 bl.Dit Tooneelspel hebben wy met byzonder veel genoegen geleezen: het onderwerp zelve is belang- en leer-ryk; de schoone gelykmaatigheid der verschillende Characters; de geregelde opvolging der byzondere, dikwerf zeer treffende, voorvallen; de krachtige en zinryke uitdrukkingen, overal in dit Stuk te vinden; de voortreffelyke zedenkunde, die uit hetzelve te trekken is: dit alles doet het verstand en hart van den verdienstlyken iffland eere aan, en wy kunnen niet afzyn, om den Burger onderwater, wegens de weluitgevoerde Vertaaling van dit Stuk, onze goedkeuring te betuigen. Het hoofdzaaklyke des onderwerps komt hier op neêr: De Baron van Wallenveld, die, tegen den zin van zynen Oom, den Geheimraad van Wallenveld, door wien hy voor de Nicht des Generaals Bildau, den Krygsminister, ten huwlyk bestemd was, zich in den Echt begeeven heeft met een braaf Burgermeisje, en daaröm van dezen zynen Oom ontërfd is, geraakt door wanhoop aan 't speelen, heeft hierdoor zyne waardige Vrouw, en zyn Zoontje Karel, reeds geheellyk arm gemaakt, en zich in zoo veele schulden gestooken, dat 'er geene mooglykheid voor hem is, uit dezelven te geraaten; zelfs neemt hy eindelyk uit nood het laaghartig voorstel van zekeren eerloozen Banquier, van Posert, aan, om diens Croupir of adsistent by de Bank te worden, waarvoor deze hem, door het betaalen van eene wissel, van arrest bevrydt: de Lieutenant van Stern, zynde de Vader van Mevrouw van Wallenveld, komt daarnaa, wegens zekere veröngelyking hem in zyne bevordering aangedaan, in onderhandeling met den Krygsminister, en ziet zich door hem eensklaps tot Majoor verheven; terwyl hy op de vraag des Generaals, waarom hy zich niet eerder tot hem vervoegd hadt, antwoordt daarvoor twee redenen te hebben, die hy, op verzoek om dezelven te melden, zegt de volgende te zyn: 1) dat zyn aangehuwde Zoon, de Baron van Wallenveld, eertyds bestemd was geweest om de Nicht des Krygsministers te huwen; maar vooräl, 2) dat hy veertig jaaren geleden, den Krygsminister, toen voor Praeg als Volontair met hem dienende, en wegens zekere belediging tegen den Oversten in woede ontstooken, door zyne tusschenkomst hadt behoed voor het ombrengen van dien Oversten; betuigende aan dit toeval zyne bevordering niet te danken te willen hebben. Naa eene tedere omhelzing dezer oude Vrienden, | |
[pagina 549]
| |
spreeken zy over Wallenveld, en de Krygsminister belooft alles tot redding van dien ongelukkigen te zullen beproeven. Hiertoe doet hy van Posert ontbieden, en verzoekt hem, om, voor eenigen zyner goede vrienden, eene Pharo-party, met zynen adsistent, ten huize des Krygsministers te willen houden, het welk van Posert niet durft weigeren; Wallenveld, die juist gekomen was om den Krygsminister te spreeken, zegt hy ook dit besluit aan, en geene verschooningen van Wallenveld kunnen hetzelve verhinderen. Intusschen noodigt hy den Geheimraad van Wallenveld en Hofraad Fernau tot een speelparty, en naa hunne toestemming hiertoe verkreegen te hebben, leidt hy hen in de zaal, waar zy, onbewust van de gemaakte schikkingen des Krygsministers, zeer verwonderd zyn, van Posert met den bedrukten Baron van Wallenveld (die 'er tot uitvoering hunner last gebragt waren) aan te treffen. De Krygsminister doet het spel beginnen, en laat intusschen den Lieutenant Stern en Mevrouw van Wallenveld, met haaren Zoon, binnen treeden; nu ...... doch wy zullen de twee laatste Tooneelen, die de ontwikkeling des Stuks bevatten, liever woordlyk afschryven: de Lezer beoordeele uit dit staaltje het overige. | |
Vyfde bedryf.
| |
[pagina 550]
| |
gehouden, Heer Hofraad! (tot van Posert.) Voortgevaaren, Myn Heer! tot Wallenveld.) 't Gezelschap wordt talryker: opgepast, Heer Croupir!
Heer van wallenveld.
Ik bezweere uwe Exellentie!
generaal.
Wat gaat de bank haare gasten aan? wat gaat de Banquier de waereld aan? De bank is zyne ziel, eere en zaligheid. Verder dus! niet waar? Heer van Posert!
van posert.
Voorzeker, wanneer men -
generaal.
Daar, myne genadige Vrouw! zet u by my. Het geldt uw laatste geluk! Heer Majoor, neem gy myne kaarten, - en gy, kleene! beproef uw geluk - kom by my. Mevrouw van wallenveld, geeft haaren Zoon den Generaal, en bedekt zich 't gezicht.)
generaal.
Hebt gy geld? kleene!
karel.
Papa heeft my iets gegeeven.
generaal.
Nu, wy zullen zien, wat uw Papa voor u doen kan. Geef my al uw geld, (hy neemt eene kaart) zet uw geld daar, - daar - op deze kaart, (hy bestuurt de hand van het kind, en zet de daalder, die 'het in de hand heeft, op de kaart.) Deze kaart behoort uwen Papa!
karel.
Wilt gy myn geld weder hebben? Papa!
Heer van wallenveld.
Heer Generaal!
generaal.
'Er zyn meêr daalders, die u toebehoord hebben, goede jongen! (driftig tot van Posert.) Voort, Myn Heer!
van posert.
Huit et dame, (hy telt den Geheimraad uit, die niet weêr zet.) Trois et sept.
generaal.
Verlooren, arme knaap! | |
[pagina 551]
| |
karel.
Neemt ge my myn geld weder weg? Papa!
Heer van wallenveld, (met den toen aes diepsten weedoms.)
God! God!
generaal.
Gy hebt niets meer, arme speeler! doe gelyk uw Papa: heeft hy geen geld meer, dan zet hy zichzelven, Vrouw en Kind, eer en leven! (hy heft het kind op de tafel.) De Vader is reeds verlooren, ik zet den Zoon. - Afgenomen. - Wie speelt? 'er is eene ziel te winnen!
Heer van wallenveld, (springt op, rukt het kind van de tafel, drukt het met vuur aan zyn hart.)
Karel! barmhartigheid, Heer Generaal! Dit gaat boven menschlyk vermogen. Ik houde het niet langer uit. van posert, (staat op.)
generaal, (treedt van de tafel. Geheimraad en Fernau volgen hem.)
Vrouw! Moeder! Vader! - zyn hart is verbryzeld; treedt toe, nadert den ongelukkigen laat ons zien wat hy doen wil, om u allen weder te gewinnen, en zichzelven tevens -
Heer van wallenveld, (zet het kind neder.)
Waar zal ik heen? wie verbergt my voor my zelven, - voor myn gevoel?
Mevrouw van wallenveld, (nadert hem.)
Dit gevoel is de deugd, die nooit geheel van u geweeken was. In dezen angst, in deze traanen, doet zy haar vermogen gevoelen. Deze vernietiging van uw geheel aanwezen is uwe voorspraak by my, by de waereld, en by u zelven. Hierop heb ik myne hoop op uwe bekeering gebouwd; dit gevoel zal uw Zoon een Vader weder geeven.
Heer van wallenveld.
Ik ben ten vloek voor u en hem geworden! wat kan ik u geeven? schande en gebrek! laat my voort! laat my van hier! treed te rug, dierbaare Vrouw! treed te rug van den man, die uw geluk verpest! slechts ééne voldoening kan ik geeven, - myn dood! laat my van hier - om Gods wil! laat my voort!
lieutenant stern, (vat hem by de hand.)
Leef in daaden, dan geeft gy voldoening.
Mevrouw van wallenveld.
Ik neem u aan, gelyk gy heden zyt, en bouw de streelendste hoop op dit beslissend oogenblik. | |
[pagina 552]
| |
Heer van wallenveld.
Maria! Vader! Kind! kunt gy op my nog hoopen? kunt gy my vergeeven? Neen! neen!
generaal, (met nadruk.)
Het is genoeg! Mevrouw van Wallenveld! hoop en vergeeving! -
Mevrouw van wallenveld, (sluit hem in haare armen.)
Hoop en vergeeving, in de armen van uwe Vrouw, die u nooit verlaaten heeft.
generaal.
Heer van Posert! - dit verbond is geslooten; het verbond met u verbreek ik, in den naam van eer en deugd.
van posert.
Uwe Exellentie! -
generaal.
De Duitsche Heeren waren, van oudsher, verbonden tegen Roovers te stryden; dus, stryd tegen u, Roover! Heer Adjudant! - hier zyn de papieren tegen hem. Gelyk ik bevolen heb, streng en kort!
van posert.
Uwe -
generaal.
Voort! (Adjudant met van Posert af.)
gemeimraad.
Ik moet zeggen -
lieutenant stern.
Uwe Exellentie, by den Hemel! gy handelt braaf.
generaal, (Wallenveld aanstaarende.)
Hy is verpletterd, - dat heeft het vermogen der Natuur bewerkt; ziet hem aan! het is waar, hy is arm, door dwaasheid en ongeluk; maar wat nu? hy moet leeven! - wie helpt hem, dat hy leeven kan? niemand antwoordt? jong mensch! uw grootste schuldenaar is insolvent geworden, ik beklaag u.
Heer van wallenveld.
My is niemand schuldig.
generaal.
Uw Oom is uw schuldenaar; door rykdom heeft hy u verwaarloosd, daarom mag hy u niet in ellende laaten smachten. | |
[pagina 553]
| |
geheimraad.
Verwaarloosd? ik heb hem alle maitres gegeeven, - zyn educatie -
generaal.
Hadt gy hem, in plaats van eene ridderlyke, eene menschlyke opvoeding gegeeven; dan hadt hy heden, noch u noch my noodig, (tot den Hofraad.) En gy, waaröm hebt gy crediteurs en policie tegen hem in 't harnas gejaagd? dat moet vóór de verlooving met myne Nicht opgehelderd zyn, anders zal 'er niets van worden.
hofraad.
Ik zoude - | |
Een-en-twintigste tooneel.De voorigen, Adjudant.
adjudant.
Hy bekent: dat hy niet Heer van Posert, maar een Galanterie-kramer uit Ulm is, en Mosel heet.
generaal.
Hy moet den Predikants Zoon zyn geld restitueerenGa naar voetnoot(*), dan vertrekke hy met zyne Kraam; in twee uuren moet hy de Poort uit zyn, of ik laat hem op den toren zetten. adjudant, (vertrekt met eene buiging.)
geheimraad, (gaat.)
Goeden nacht, uw Exellentie!
hofraad, (volgt.)
Onderdaanige dienaar. -
generaal.
Een eerlyk Rector heeft hem gered. (tot Wallenveld.) En gy hebt zyn' Zoon geredGa naar voetnoot(†). 'Er is dus nog goede grond in u, en ik wil in Gods naam daaröp bouwen, met zorg en geld, wyl toch niemand wil.
Heer van wallenveld.
Mensch! - held! - Vader! - myn Engel! (hy stort aan | |
[pagina 554]
| |
zyne voeten.) Karel! hier! (hy trekt het kind tot zich.) omvat met uwe kleene handen de knieën dezes braaven Mans.
generaal, (zich afwendende, om onbemerkt een traan te verbergen.)
Zoo niet! (hy heft hem op.) oprecht, oprecht, jong Mensch! ik heb, dertig mylen van hier, een klein landgoed, tusschen rotzen en rivieren; het levert een maatig bestaan op, wanneer het vlytig bebouwd wordt! dit schenk ik uw Zoon, leer daar arbeiden, word daar een braaf man! doet gy het niet, en moet Vader, Vrouw en Kind, verder traanen om u storten, dan wordt gy gescheiden, en gy wordt voor al uw leven op de vesting gebragt. Op myn woord van eer! Heer van wallenveld } (kusschen zyne hand.)
Mevrouw van wallenveld } (kusschen zyne hand.)
Myn weldoener! myn redder!
generaal.
Ga by uw' Vader, en dank hem. Voor alles wat ik heden aan u doe heeft hy, vóór veertig jaaren, de volle waarde op voorgeschoten. Heer van wallenveld } (snellen den Lieutenant in de armen.)
Mevrouw van wallenveld } (snellen den Lieutenant in de armen.)
Vader!
lieutenant, (door zyne aandoening overweldigd.)
Man! - Kinderen! - ô God!!
generaal.
Zyt gy te vreden, kameraad! - Nu dan! - (hy drukt den Lieutenant met geestdrift aan zyn hart, en roept met luider stemme:) Revenge - - Praeg!
Het gordyn valt. |
|