Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafrelen, uit de Jaarboeken der Vryheid, door H. Weytingh, Rector der Latynsche Schoole te Zalt-Bommel. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz., 1798. In gr. 8vo.De Burger weytingh waagt het, met dit Stukje openlyk in den ry der Nederlandsche Schryveren op te treeden, en wel met eene soort van Geschriften, dat onder ons, tot hier toe, weinig is gebezigd. De Uitgeever loosjes is hem voorgegaan met zyne frank van borselen en jacoba van beijeren; charlotta van bourbon; huig de groot en maria van reigersbergen, en laatst met zyn l. junius brutus, marcus junius brutus, en cornelia, Moeder der gracchen, welke drie te zamen ons voorkomen onder den algemeenen Tytel, Romeinsche Antiquen van Vryheids- en Vaderlands-liefdeGa naar voetnoot(*). De byval, welken deeze Schriften | |
[pagina 496]
| |
by onze Landgenooten gevonden hebben, mogt hem eenigzins ter waarborge strekken van een dergelyk onthaal, indien hy anders gelukkig slaagde. De Schryver oordeelt zich verpligt, kortlyk verslag te doen van de redenen, die hem tot deeze onderneeming hebben aangespoord, en zegt 'er dit van: ‘Onder alle voortbrengzelen der Hoogduitsche Literatuur, behaagden my altyd, by uitstek, de Schriften van meiszner, en onder dezen wel voornaamlyk zyn Alcibiades en Skizzen. De Historisch-Dramatische wyze van verhaalen, waar van hy, zo ik meen, het eerst gebruik gemaakt heeft, scheen my toe veel vooruit te hebben, boven het gewoone soort van Geschiedschriften; en, door de tusschen ingevlogten Dialogen, het verhaal ene byzondere levendigheid by te zetten.’ Tot zyn eigen vermaak vertaalde hy, uit gemelden meiszner, een Stukje, getyteld scipio te Canusium; dit bragt hem op het denkbeeld, om ook, in dit vak, zyne eigene kragten te beproeven: ten dien einde vervaardigde hy de vyf Stukjes, die dit Boekdeeltje uitmaaken, naamlyk leonidas te Thermopyle; thrasybulus, of de Verlossing van Athene; lucretia, of de Grondlegging van het Romeinsch Gemeenebest; het Beleg van Leyden; beaurspaire, of de Overgave van Verdun: hy voegde 'er het gemelde vertaalde Stukje, scipio, na den Slag by Cannae, te Canusium, nevens; ‘eensdeels,’ gelyk hy schryft, ‘om deszelfs schoonheid, en de betrekking, waar in het tot zyn plan stondt, en anderdeels om daar door den Leezer gelegenheid te geeven, om hetzelve met zyne voortbrengzelen te vergelyken; en daar uit te beoordeelen, of hy al, dan niet, gelukkig geslaagd ware in de navolging van zyn Model.’ - Schoon dit veel gewaagd zy, durven wy zeggen, dat onze naavolgende Landgenoot 'er met eere afkomt. Wy willen hier in de niet zeggen, dat hy in alle even gelukkig geslaagd is. Alle onderwerpen laaten zich in dien trant niet even goed behandelen; het verhaalende moet niet te lang weezen, of het verliest van de Dramatische voorstelling te veel; dit hebben wy meest ondervonden in het leezen van het Beleg van Leyden. Te regt heeft hy vermeend, dat de schryfwyze, door hem gekozen, hem de vryheid vergunde om hier en daar een verdichtzel in zyn Geschiedverhaal te mengen. ‘Hier van heeft hy ook,’ naar zyne verklaaring, ‘hoewel | |
[pagina 497]
| |
schaars, gebruik gemaakt; echter zo, dat het altyd op waarschynlykheid gegrond was, en der waarheid van het gebeurde niet in den weg stond. De hoofdtrekken zyn altyd getrouwlyk, overeenkomstig de Geschiedenis, geschetst; het ander was slechts bywerk, om het Tafreel te verlevendigen.’ Wy neemen, als wegens de kortheid ten voorbeelde best geschikt, het werkend gedeelte des laatsten Tafereels over, naa een aanloop, die fraai geschreeven is, en getuigenis draagt van des Burgers weytingh's opgeklaarde Vryheids- en Vaderlandsliefde. ‘Beaurepaire, vernomen hebbende dat de Raad het lafhartig besluit genomen hadt om de Stad aan den vyand over te geeven, verlaat de wallen, vol van ene edele verontwaardiging, en vlugt, van zynen Adjudant vergezeld, na het Stadhuis, alwaar de Raad vergaderd en bezig was met beraaming van de middelen tot uitvoering van hun zo even genomen besluit.
beaurepaire (binnen tredende.)
Vergeef my, dat ik zo onverwacht in uwe vergadering verschyn! Men heeft my gezegd, dat gy beslooten hebt de Stad over te geeven?
de voorzitter.
Dat hebben wy, en niet zonder gewigtige redenen.
beaurepaire.
Waarlyk een besluit, dat u weinig eer aandoet. Nauwlyks verschynt de vyand voor uwe poorten, of gy siddert, en denkt reeds aan onderwerping, eer gy nog de mogelykheid van verdeediging beproefd hebt.
de voorzitter.
En zouden wy dan aan ene onzekere uitkomst het lot van onze Stad overgeven?
beaurepaire.
Niet slechts het lot van uwe Stad, maar mogelyk van geheel Frankryk, staat thans in uwe handen; en om gene te redden wilt gy dit opofferen!
een der raadsleden.
Zo Frankryks lot van de verdeediging van Verdun afhangt, dan beklaag ik het. Welk ene onzekere waarborg voor deszelfs redding! | |
[pagina 498]
| |
beaurepaire.
Ja wel onzeker! indien alle uwe Medeburgers denken zo als gy. - Neen! - gy zyt geen Franschen - gy bemint de Vryheid niet. Anders zoudt gy liever uwe Stad in enen puinhoop laaten veranderen, dan zo schandelyk, op het eerste gerucht slechts van enen aanval, de poorten voor den vyand openen.
een ander lid.
En wat zou ons zulk ene roekelooze verdeediging baaten, daar de vyand met ene geduchte magt aanrukt? -
beaurepaire.
Ook de geringste Vestingen hebben meermaalen talryke Legers in hunnen loop gestuit. Bedenkt, dat de braave Verdedigers des Vaderlands van alle kanten opkomen om den vyand het hoofd te bieden. Geeft hun slechts tyd om zich te verzamelen, en Frankryk zal gered zyn. Elke dag, elk uur, elk oogenblik is kostbaar voor het Vaderland. Welaan! trekt uw overyld besluit in; laat ons met vereende krachten den vyand tegenhouden, tot dat onze braave Medeburgers ter onzer hulpe opdagen; of, zo wy in onze poogingen mogten bezwyken, laat ons sterven, met de edele bewustheid van onzen pligt gedaan en het onze tot redding van het Vaderland te hebben toegebragt. - Nog eens, trekt uw besluit in.
de voorzitter.
Wy hebben het genomen, en zullen het niet verbreken. Ons leven en onze bezittingen zyn ons te dierbaar om dezelve nutteloos op te offeren. Hier voor hebben wy gezorgd; en ook gy kunt nog door een tydig verdrag voor uwe veiligheid zorgen.
beaurepaire (met ene edele spyt.)
Ha! onwaardigen! - Doch een verder gesprek met u zoude den braaven Krygsman ontëeren. Ook myn besluit is genomen. - Nimmer zal beaurepaire zyne redding in een vernederend verdrag met de vyanden der Vryheid zoeken. (Hy haalt een pistool voor den dag.)
allen (ontsteld.)
Onzinnige! Wat wilt gy? Ons verm .......
beaurepaire (met fierheid.)
Neen! Lafhartigen! Zulk een dood ware te edel voor u. | |
[pagina 499]
| |
Eens zal 'er een tyd komen, waar op Frankryk geduchte wraak over uwe ontrouw neemen zal. Ik voor my, wil noch in uwe schande, noch in uwe straf deelen! (Hy doorschiet zich en zygt neder. Allen geeven zy een schreeuw.)
de adjudant (valt op het Lyk neder met de hevigste aandoening.)
Ach! myn braave Commandant!
(Op het hooren van dezen schoot, komen eenige Fransche Soldaaten binnen.) Ha! wat is dat! Onze Bevelhebber - in zyn bloed?
een raadslid.
Hy heeft zichzelven doorschoten.
de adjudant (opspringende in vervoering van drift.)
Neen! Verraaders! Gy - gy zyt de moordenaars! Hy was slechts de bewerker - gy zyt de oorzaak van zyn dood. (Tegen de Soldaaten.) Ziet, myne Broeders! daar ligt onze dappere Bevelhebber, die ons met zo veel moeds ten stryde wilde aanvoeren - daar ligt hy, voor wien wy allen gaarne ons leven in de waagschaal zouden gesteld hebben! Die lafhartigen, daar, wilden hem deelgenoot van hunne schande maaken; maar hy verkoos liever met ere te sterven.
een raadslid.
Kunnen wy 'er voor, dat hy zyn leven aan ene ydele harssenschim opofferde? Doch uwe nuttelooze verwytingen kunnen uwen Commandant niet in het leven te rug roepen. De tyd is kort. Bedenk u spoedig - zo gy de Stad wilt verlaaten, haast u eer -
de adjudant.
Komt, myne Vrienden! Laat ons ene plaats ontwyken, die niet waardig is een plekje gronds op den Franschen bodem te beslaan. Laat ons uittrekken. Hier kunnen wy niets voor het Vaderland doen. Weldra zullen wy ene andere gelegenheid en ene betere plaats vinden, om te toonen dat wy Franschen zyn, en waardig waren om enen beaurepaire aan ons hoofd te hebben.
een der soldaaten.
En onze Commandant? - Neen, ook in zynen dood wil ik hem niet verlaaten.
de adjudant (hem omhelzende.)
Braaf! Cameraad! Neen! wy zullen hem niet verlaaten; medevoeren zullen wy hem, als een heiligen buit, | |
[pagina 500]
| |
op den vyand veroverd. Neen! geen slavenhanden zullen hem den laatsten lykplicht verrichten. De Martelaar der Vryheid moet door vrye mannen, en in een vryen grond, begraven worden. Wy zullen hem medevoeren. Aan elken verdediger des Vaderlands, die ons op onzen weg zal ontmoeten, zullen wy zyn Lyk vertoonen en zeggen; ‘Zie, zo stierf beaurepaire!’ En zo dit gezicht elken Franschman niet met een gloeienden yver voor de zaak der Vryheid, en met wraak tegen de Verraaders vervult, dan, ja dan is Frankryk verlooren. Dan is zyn dood benydenswaardig, gelyk die nu bewonderenswaardig is.
(Zy neemen het Lyk op, en vertrekken.)
‘Men voerde in de daad het zielloos lighaam van beaurepaire na Parys. De Wetgeevers van Frankryk, getroffen door het verhaal van deze aandoenlyke gebeurenis, verëerden zyne nagedachtenis, door het plegtig besluit, dat zyn overschot naar het Pantheon zou gebragt worden, om in deze laatste verblyfplaats van edele mannen te rusten; en tevens een gedenkteken voor hem opgericht, welks opschrift de oorzaak en wyze van zynen dood zoude verkondigen.’ De Burger weytingh heeft agter deeze Stukken eenige, schoon korte, ophelderende Aantekeningen gevoegd. Ten aanziene van het Stuk, door ons gedeeltlyk overgenomen, deeze ééne: ‘De stof tot dit Tafreel is ontleend uit j. moore's Dagverhaal eener Reize naar Frankryk, 4de Stuk. Hieromtrent geldt mede de aanmerking, ten opzigte van lucretia gemaakt; naamlyk, dat de Schryver wel verre is van een verdeediger der Zelfmoord te willen zyn. Alleen het verhevene van het gedrag en deszelfs uitwerkingen moeten hier in het oog gehouden worden.’ Wy willen hier nog, met een kort woord, byvoegen, dat de kiesche Nederduitsche taal en styl des Rectors hem rangschikt onder de waardige Onderwyzers in de Taal der Oudheid; hy ontgaat dus, nevens den Harderwykschen Praeceptor ten brink, eene aanmerking, ten opzigte van de Onderwyzers in de Latynsche Taale, welke wy meenden met regt te mogen maaken, toen wy de uitgave van des laatstgemelden sallustius, over de Samenzwering van catilina, enz. beoordeeldenGa naar voetnoot(*). |
|