Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBurgerlyke en Handelkundige Geschiedenis van de Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën. Door Br. Edwards, Schildkn. Vyfde Deel. Uit het Engelsch. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz., 1798. In gr. 8vo. 191 bl.Spoediger volgt dit Deel deezes belangryken Werks dan de voorgaande, en wordt onze hoop, by het slot der aankondiginge van dat Deel uitgestort, dus vervuldGa naar voetnoot(*). Billyk dan ook dat wy niet marren met aan hetzelve in ons Maandwerk plaats te geeven. De Heer edwards zet met het II Hoofdstuk des IV Boeks, waarmede dit Deel eenen aanvang neemt, zyne Beschouwing voort van de Menschen, die de Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën bewoonen; en vangt het in deezer voege aan: ‘De voortgang van myn Werk heeft my nu gebragt tot de beschouwing van de Menschlyke Natuur in haaren laagsten en meest vernederden staat - treurig gezigt van 450,000 redelyke Weezens (op de Engelsche Eilanden alleen) in een staat van barbaarschheid en slaaverny, waar van, ik wil niet zeggen het grootste deel - maar zeker een goed getal, uit hun Vaderland weggevoerd en van hunne tederste betrekkingen afgescheurd is, door middelen, die geen edel hart kan beschouwen, dan met gevoelens van afkeuring, medelyden, en leedweezen.’ | |
[pagina 487]
| |
Edwards schreef dit gedeelte zyns Werks in den Jaare 1791, toen de Verzoekschriften, wegens de Afschaffing van den Slaavenhandel, by het Parlement in Engeland waren ingediend. Dit doet hem betuigen: ‘Ik ben niet onkundig van het gevaar, 't geen ik, in dit tydsgewricht loope, door het behandelen van het onderwerp der Africaansche Slaaverny en den Slaavenhandel. Ik weet, dat ik, door de pooging om die kwaalykgegronde en wilde denkbeelden af te keeren, die langen tyd, door kwaalyk onderrigte Schryvers, in Groot-Brittanje zyn aangemoedigd, ten nadeele der Inwoonders van de Britsche Zuiker-eilanden, blootgesteld zal zyn aan al die “verbittering en gramschap, en verbolgenheid en geschreeuw, en kwaadspreekenheid en laster,” waar mede het lang gemeen geweest is den ongelukkigen Slaavenhouder te belaaden; niets is egter zekerer, dan dat de Slaavenhandel zeer ondeugend, en de Planters over 't algemeen zeer onschuldig zyn.’ - Deeze wonderspreuk heldert hy op, door eene Geschiedkundige Schets van den Slaavenhandel, van de vroegste tyden, tot den tegenwoordigen, op te hangen, welke het grootste gedeelte van dit Hoofdstuk uitmaakt. Wy ontleenen 'er dit bebelangryke onderrigt uit. ‘In de verschillende stukken, waar van de drukpers, staande den tyd der geschillen, gevoerd over de Africaansche Compagnie, en de byzondere Kooplieden, als een onderwerp van staatkundig belang, overvloeide, is door eene party staande gehouden, en niet door de andere ontkend, dat omtrent 140,000 Negers door de Compagnie, en 160,000 door byzondere Kooplieden, tusschen de Jaaren 1680 en 1700, zyn uitgevoerd geworden; dus in 't geheel 300,000 Menschen. Van het Jaar 1700 tot December 1786 bedroeg het getal te Jamaica ingevoerd 610,000. Ik zeg dit met genoegzaame zekerheid, daar ik alle lysten van dien invoer bezit. Van het getal ingevoerden, geduurende denzelfden tusschentyd, in de Zuidelyke Provincien van Noord-America, zo wel als de Loefwaardsche Eilanden, kan ik niet met naauwkeurigheid spreeken, maar ik denk, dat de invoer op Jamaica wel op een derde van het geheel mag gerekend worden. Op deeze gronden mag de geheele invoer in de Engelsche Volkplantingen van America en de West-Indiën, van 1680 tot 1786, gerekend worden op 2,130,000, zynde 's jaarlyks door een 20,095. Dit toegestaan | |
[pagina 488]
| |
zynde, is veel minder, dan over 't algemeen gesteld wordt. Anders bepaalt men den Jaarlykschen invoer op het ronde getal van 100,000; maar losse en algemeene verzekeringen bewyzen niets. De wederuitvoer mag omtrent op een vyfde van den invoer gesteld worden.’ Naa eene vermelding van de Slaaven, in vermelde tydsbestekken, uit onderscheide plaatzen, door verschillende Natien, opgegeeven te hebben, besluit edwards dit Hoofdstuk met deeze aanmerking: ‘Het is niet gemaklyk de byzondere zeden en de aangebooren eigenschappen van dat ellendig volk, tot een altoosduurende ballingschap en slaaverny gedoemd, te beoordeelen, schoon zy in onderscheiden en wyd van een gelegen landen gebooren zyn. De gelyke en eenvormige soort van leevenswyze, waar toe zy allen gebragt zyn; de weinige gelegenheden, en geringe aanmoediging, die zy tot verstandlyke beschaaving hebben, zyn zo veele omstandigheden, die noodwendig eenen heerschenden en de overhand hebbenden indruk op hun character en gesteldheid invoeren. De dag, zegt homerus, die een mensch Slaaf maakt, neemt de helft van deszelfs waarde weg; en, in de daad, hy verliest alle dryfveeren tot bedryf, uitgezonderd die der vrees. Niettemin zyn 'er onder verscheide Africaansche Natien eenige treffende en heerschende trekken, die niet gemaklyk het oog kunnen ontglippen van iemand, die zich op eenige Zuikerplantagie onthoudt.’ Deeze byzonderheden te ontvouwen, is des Schryvers taak in het III Hoofdstuk; waar in hy de Slaaven, uit onderscheide Oorden ingevoerd, afzonderlyk, in hunne onderscheidene Characters, beschryft, en dit alles besluit met een overzigt van het Character en van de neigingen der Negers in den staat van Slaaverny. - 't Geen wy des opgetekend vinden, te breed voor ons om zelfs aan te stippen, strekt om ons, niet by bespiegeling, maar by daadzaaken, bekend te maaken met de onderscheidene Negersoorten. Het IV Hoofdstuk biedt ons de volgende byzonderheden hoofdzaaklyk aan: Welke middelen men gebruikt om Slaaven te krygen in Africa; met waarneemingen daaromtrent. Tegenwerpingen tegen eene rechtstreeksche en onmiddelyke afschaffing van dien Handel door de Engelsche Natie allen. De waarschynlyke gevolgen van zulk een maatregel, zo in Africa als in de West-Indiën, overwogen. | |
[pagina 489]
| |
Onevenredigheid der Sexen in het getal van Slaaven, jaarlyks uit Africa uitgevoerd; met de redenen daar van, Wyze van Negers na de West-Indiën over te brengen, en door eene Acte van het Parlement nieuw ingevoerde schikkingen; met derzelver uitwerkzel. - Van dit Hoofdstuk kunnen wy, met de vermelding van den Inhoud, niet afstappen. De middelen om Slaaven te verkrygen, hier onbewimpeld voorgesteld, en met de getuigenissen van Slaaven en Slavinnen gestaafd, die ons de handelwyze in Africa, met proeven, - hoe afzigtig - bevestigen, beschreeven hebbende, gaat de Heer edwards voort: ‘De grootste tegenwerping tegen den Slaavenhandel ontstaat uit de aanmoediging, die ik vrees dat onvermydelyk gegeeven wordt aan daaden van geweld, verdrukking en bedrog van de inboorelingen onder elkander. Buiten twyfel is dit de sterkste Party der Requestranten; en ik wil dezelve als zodanig erkennen, en geloof dat geen eerlyk inwooner der West-Indiën zulks zal lochenen. Ten zelfden tyde verdient het eene zeer ernstige overweeging, of eene daadelyke en onmiddelyke ophouding van dien Handel door de Engelschen alleen (de andere Volken van Europa denzelven, als naar gewoonte, voortzettende) een hulpmiddel tegen die ellenden geeven zou, welker daarzyn elk verlicht hart niet kan goedkeuren, en ieder goed hart moet beschreijen; of liever, of eene eenzydige en schielyke afschaffing (zo verouderd is het kwaad) hetzelve niet in eene groote maate zou verslimmeren. By het overweegen van dit geschilstuk moeten wy niet alleen in 't oog houden de omstandigheden, die den Slaavenhandel aan de Goudkust vergezellen, maar ook den toestand der Negers in slaaverny, op de Zuikerplantagien. In de eerste plaats moet men onderzoeken, of, ondersteld Groot-Brittanje deedt van zyn aandeel in dien Handel afstand, 'er, in gevolge daar van, een kleiner getal Slaaven ten verkoop zou gebragt worden in Africa? - Admiraal edwards, welke te dier plaatze diende, en, ten dien tyde, zeven maanden aan wal was, is bepaaldlyk van gevoelen, dat, zo lang andere Volken aanhouden te koopen, dat getal niet in het minste zal afneemen; en eene geringe opmerking zal ons misschien overtuigen, dat dit gevoelen gegrond is op de rede en de natuur der zaake. Onder de handeldryvende Volken | |
[pagina 490]
| |
van Europa is het waar, dat, in de meeste gevallen van koop en ruiling, de waar en toevoer te zaamen aanwassen, en elkander blyven regelen en ondersteunen; maar deeze zyn de schikkingen van welonderrigte en beschaafde menschen. Het valt ligt te begrypen, dat de Slaavenkooplieden in Africa zulke denkbeelden niet hebben; ook doet de natuur van dien handel hun niet toeleggen op zulke schikkingen. Als twee Africaansche Volkeren in oorlog zyn met elkander, is buiten twyfel het oogmerk van beiden, zo veele vyanden om te brengen, of zo veele gevangenen te maaken, als mogelyk. Van deeze laatste ongelukkige slachtoffers, worden gewoonlyk alle de zodanigen, als in staat zyn om te reizen, na de kust gezonden om verkogt te worden; de overigen worden op de plaats omgebragt; en het zelfde noodlot wacht die ongelukkigen, die, afgezonden zynde, onverkoopbaar gevonden worden. Het is eene bekende zaak, dat aan de kust de pryzen verschillen, naar dat de markten meer of minder ruim voorzien zyn; maar zo lang 'er Schepen van Europa een markt doen bestaan, 't zy dan de pryzen hoog of laag zyn, kan men naauwlyks twyfelen, of de oorlogen zullen zo veelvuldig als ooit zyn, en dezelfde daaden van onderdrukking, geweld en bedrog, die gezegd worden, dat de Vorsten jegens hunne Onderdaanen bedryven, en door byzondere persoonen jegens elkander, ten einde zich van Slaaven tot den verkoop te voorzien, zullen, als voorheen, blyven plaats hebben, zonder regel of bedwang. Beschouwt dan een overschot van 38,000 van dit ongelukkig Volk (het getal dat tegenwoordig jaarlyksch door de Engelsche Schepen wordt uitgevoerd) op de markt gebragt, en het is zeker meer dan waarschynlyk dat een deezer beide zaaken volgen zal; of de Franschen, de Hollanders en andere zeevaarende Volkeren zullen door dat op te neemen, het geen wy overgeeven, in evenredigheid hunnen handel uitbreiden (edwards staaft dit door een aangehaald getuigenis van den Admiraal edwards); of de keus, die zy dan zouden hebben uit 38,000 Slaaven meer, dan tegenwoordig, zal moeilyker te voldoen zyn; bepaalende zy hunne koopen alleen tot die, welke eerste Slaaven geheeten worden. Dus de ouden en zeer jongen, de zieken en zwakken, zullen verachtlyk worden verworpen, en misschien twintig arme schepzels dan als onverkoopbaar worden aangemerkt, en | |
[pagina 491]
| |
dus worden ter dood gebragt, tegen één, die zulks nu overkomt. Het is overvloedig door verscheiden achtenswaardige getuigenissen beweezen, wier onderzoekingen door het Committé van den geheimen Raad zyn opgenomen geworden, dat deeze laatste onderstelling niet eene loutere bespiegelende gebeurlykheid is. - Gevraagd zynde naar de beschikking over zulke Slaaven, als door de Europeesche Kooplieden afgeweezen of verworpen wierden, 't zy om dat zy hunne Kargazoenen reeds hadden ingenomen, of om dat de ellendige slachtoffers aangemerkt wierden als te oud of te zwak voor den arbeid, bleek het, als eene zaak, te klaar om te worden tegengesprooken, dat de zodanigen zeer dikwyls, zo niet algemeen, ter dood gebragt worden. De Slaaven-koopman, zyne gevangenen maar een korten tyd kunnende onderhouden, maakt geene zwaarigheid 'er voor uit te komen, dat zyn voorneemen is, om hun ter dood te brengen, zo zy niet op zekeren dag verkogt zyn; en deeze doodslag, by zulke gelegenheden, is zomtyds onder het oog van onze Schippers voorgevallen. Hoe treffend dit bericht moge schynen, 't is echter door onwederspreekbaare getuigenissen bevestigd; en te veronderstellen, dat de staaking van den Slaavenhandel, door ééne Natie alleen, een eind aan deeze afgryslykheid maaken zou, is te veronderstellen, dat de Africaansche Slaavenhouder genadiger worden zou, zo zyne Slaaven van minder waardy wierden; een besluit, het geen ik acht dat de ondervinding niet bekragtigen zou.’ - Aan den voet der bladzyde brengt de Schryver schriklyke staavende voorbeelden by. Vervolgens overweegt hy breeder, dan wy kunnen mededeelen, welk op de Zuiker-eilanden het waarschynlyk gevolg eener gedeeltlyke afschaffing zyn zou; en voert ten bewyze aan, 't geen de Hollandsche Planters te Essequebo en Demerary inbragten tegen een onstaatkundig verbod van vreemde Slaaven-Schepen in die GewestenGa naar voetnoot(*). - Hier op luidt zyne zeer merkwaardige | |
[pagina 492]
| |
taal: ‘Zo is onmiddelyk belang in alle gevallen, en dringend ongeval in veele, overgesteld tegen de beginzels van Rechtvaardigheid en de inspraaken der Menschlykheid. - 't Geen ik daar zo welberaaden geschreeven heb, is, zo ik myn eigen hart ken, de taal niet van eigenbaat of partyschap. Ik beken, dat ik, de middelen in overweeging neemende, waardoor zeer gewoonlyk de Slaaven in Africa verkreegen worden, en de verwoesting, die voortyds de overvoering na de West-Indiën vergezelde, eenmaal van gevoelen was, dat het deeze groote en vermaarde Natie voegde, in plaats van haar gedrag door andere volkeren te laaten regelen, hun een lofwaardig voorbeeld te geeven, door eene onmiddelyke en onbepaalde afschaffing van deezen schandelyken handel: en ik zou nog dezelfde gevoelens staande houden en voeden, was ik niet, by volkomener onderzoek, en betere onderrigting, opgeleid, om te vermoeden, dat de voorgestelde middelen 'er niet aan voldoen zouden. Ik vrees, dat eene onmiddelyke en plotslyke afschaffing, door ééne Natie alleen, niet aan de oogmerken der Menschlykheid in Africa zal beantwoorden; en ik ben volkomen overtuigd, dat zodanig een maatregel strekken zou, om, in eene groote maate, de ellende van verre de meerderheid der Negers, die reeds in de West-Indiën zyn, te verzwaaren, welker afneeming in getal onvermydelyk is, en die daarom, niet versterkt uit Africa, hunnen arbeid zodanig zouden vermeerderd vinden, als hun getal afnam.’ Voorts neemt onze dit stuk van alle zyden beschouwende Schryver in overweeging, de wyze van overvoering van Slaaven uit Africa na de West-Indiën, en hunne sterfte op reis; doch zendt vooraf zeer keurige waarneemingen, betreffende de groote onevenredigheid van Sexen, in de verkoopen, die aan de kust gedaan worden. Vergrootende opgaven van de jammeren op de Reis daarlaatende, geeft hy de weezenlyke op, die met de daad eisselyk zyn - door hem ‘eene verwoesting van het menschlyk geslacht’ geheeten, ‘onmogelyk zonder verontwaardiging of afschrik te beschouwen!’ en sluit dit Hoofdstuk met | |
[pagina 493]
| |
de voorzorgen, in Engeland aangewend om dit te voorkomen. Het V of laatste Hoofdstuk des IV Boeks, waar mede dit Boekdeel eindigt, stelt ons voor oogen, de Komst en Verkoop der Slaaven in de West-Indiën. Nieuwe Negers, van welke gesteldheid en hoedanigheid gebruikt. Verhaal van de behandeling der Negers op eene Zuikerplantagie. Wyze van hun te onderhouden. Huizen, kleeding en geneeskundig toevoorzigt. Misbruiken, jongste schikkingen tot hunne bescherming en veiligheid. Oorzaaken van hun jaarlyks afneemen. Veelwyvery, enz. Slaaverny, op de zagtste wyze uitgeoefend, ongunstig voor de bevolking. Algemeene waarneemingen. Voorstellen ter verdere verbetering van den staat der Slaaven. Wy kunnen onzen lust, om veel mededeelingswaardigs, door ons aangestipt, over te neemen, niet opvolgen; wy worden te lang: slegts eene en andere byzonderheid. ‘De Pryzen van nieuwe Negers in de West-Indiën ten deezen tyde, 1791, zyn nagenoeg als volgt: een fiks Man in den bloei van zyn leeven L 50 Sterlings; eene fikse Vrouw L 49 St.; een Jongen, de manbaarheid naby, L 47 St; een Meisje L 46 St.; Jongens en Meisjes L 40 tot 45 St.; buiten de Colonietax, op inkomende Rechten, omtrent twintig Schellingen daar boven. - Een pas gebooren Kind geldt L 5 St.’ - De leevenswyze, de verkeering, en de behandeling der Slaaven, worden leevendig beschreeven; het goede, hun aangedaan, gepreezen; alles, wat naar mishandeling smaakt, verfoeid: en wie kan anders verwagten van eenen Schryver, die betuigt: ‘Ik voel in myn eigen hart eene ontwyfelbaare zekerheid, dat ik geen vriend van slaaverny ben, in eenige gedaante of in eenige wyziging hoegenaamd. Egter zal niemand, die geschiedverhaalen geraadpleegd heeft, betwisten, dat de slaaverny van een gedeelte van het menschensoort, in eenen zeer laagen trap, in alle tyden der waereld bestaan heeft onder de meestbeschaafde zo wel als onder barbaarsche Volkeren. Misschien is dezelve, gelyk pyn, armoede, ziekte en zorg, en alle andere onderscheidene rampzaligheden van onzen staat, oorspronglyk in de gesteldheid der waereld ingeweeven, om redenen voor den mensch onnaspoorbaar. Hiervan ben ik zeker, dat eene onmiddelyke vrylaating van Slaaven in de West-Indiën, Meesters en Slaaven in een algemeen bederf zou storten. - Zo veel egter staa ik toe; de | |
[pagina 494]
| |
ellenden, die wy niet geheel kunnen verdryven, moeten wy in zommige gevallen maatigen; wy mogen verligting toebrengen, schoon wy niet kunnen geneezen. Ik heb getoond dat dit is ondernomen geworden, en ook in veele gevallen ter uitvoer gebragt is, door de Planters zelve. Wat 'er egter overblyft om te doen, bestaanbaar met eene gezonde Staatkunde, en eene juiste inachtneeming van de veiligheid en het geluk der Negers zelve, is een diep en moeilyk onderzoek. Overhaaste maatregels, hoe menschlyk in hun voorkomen, en hoe zeer in bespiegeling goed te keuren, zouden den rampzaligsten aller oorlogen, een Slaavenkryg, Bellum servile, doen gebooren worden, die waarschynlyk nooit eindigen zal dan in de uitrooijing van de Blanken of de Zwarten.’ De algemeenste onder de verscheide ontwerpen, ter verbetering van den staat der Slaaven voorgedraagen, deelt de Schryver mede. Met klem staat hy stil op het weeren van de hardigheid, dat de Slaaven door Schuldeischers verkogt worden; 't welk volgens eene Parlements-Acte geschiedt, ingerigt ten voordeele der Engelsche Crediteuren; ‘en,’ 't zyn edwards' woorden, ‘ik schaam my 'er by te voegen, dat derzelver beweegreden en oorsprong den maatregel zelfs gebillykt hebben in het gevoelen van lieden, die het luidst tegen den Slaavenhandel schreeuwen. Zy zyn Waereldburgers, en met al hun menschliefde achten zy waarschynlyk geen Rechten zo heilig als die van Schuldeischers! Hier door,’ zegt hy, ‘is de haatlyke strengheid van de Romeinsche Wet, die denkende Weezens inter res verklaart, herbooren, en staande gehouden in een Land, dat zich den tytel van een Christenland aanmaatigt!’ - Wy kunnen niet naalaaten de schildery, door edwards hier van opgehangen, ten slot te plaatzen. ‘Binnen weinige jaaren komt een braaf Neger in een genoegzaam goeden stand, bouwt zich een huis, neemt zich een Vrouw, en ziet zyne Kinderen rondsom zich opgroeijen. Zyne Provisiegronden, het voortbrengzel van zyn eigen vlyt, en de bron van zyn bestaan, geeven hem niet alleen onderstand, maar de middelen om iets te voegen by de volstrekte noodzaaklykheden des leevens. In deezen staat wordt hy door eenen Gerechtsdienaar gevangen genomen, wreedlyk van zyne Vrouw en Kinderen gescheiden, op eene openbaare verkooping gebragt, door eenen vreemdeling gekogt, en misschien weggezonden, om zyn ellendig lee- | |
[pagina 495]
| |
ven in de mynen van Mexico te eindigen, zelfs verstooken van het licht des hemels; en dit alles zonder eenige misdaad, of wanverdienste, waare of voorgewende, van zynen kant. Hy wordt gestraft om dat zyn Meester ongelukkig is. Ik geloof niet dat eenig geval van geweld of bedrog, in Africa, grooter ellende, dan deeze, kan voortbrengen. - Men kan ook niet aanvoeren, dat zodanige gepriviligeerde daaden van wreedheid zeldzaamheden in de West-Indiën zyn: ongelukkig gebeuren zy dagelyks, en zullen zo blyven gebeuren, onder het tegenwoordig stelzel, zo lang men blyft ongelukkig zyn. - Dat die Wet dan geheel worde ingetrokken. Zy is beledigend voor het Nationaal Character. Zy is hoonende voor de menschheid. Dat de Negers by het Land behooren en met den grond verkogt worden. Het goede uitwerkzel van eene diergelyke schikking, in het stelzel der oude Landhoef-kunde, is door eene groote menigte Schryvers aangetoond en opgehelderd; en dat zy, die zich nu aankanten tegen het verspreiden van eene zodanige weldaad onder de West-Indische Negers, wel bedenken, dat, terwyl zy het gedrag der Planters jegens hunne Slaaven beschuldigen, zy zelve de aanstookers en bewerkers zyn van de grootste van alle ellenden, die dit ongelukkig volk blyven drukken.’ |
|